JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

4. Simsons val en dood (Richt 16)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4. Simsons val en dood (Richt 16)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gaza

Met het laatste vers van hoofdstuk 15 is de geschiedenis van Simson nog niet ten einde. Zijn heldendaden worden gevolgd door de beschrijving van een tweetal gebeurtenissen waarin Simson zich meer en meer laat leiden door zijn hartstochten en waarin hij zijn goddelijke roeping vergeet.

Simson gaat naar Gaza, de meest zuidelijke stad van Kanaan. Het ligt aan de Middellandse Zee. Vroeger is het door Juda veroverd (1: 18), maar de Filistijnen zijn er sinds lange tijd weer heer en meester. Het is zelfs hun hoofdstad geworden. Simson waagt zich dus in het hol van de leeuw!

Er wordt niet van een bepaald doel melding gemaakt, maar zeker is dat Simson zich op de verkeerde weg begeeft als hij bij een hoer naar binnen gaat om daar de nacht door te brengen.

Zijn komst blijft in Gaza niet onopgemerkt. De Gazieten hebben hem gesignaleerd. Ze omsingelen het huis en besluiten om tot de morgen te wachten om hem te doden. Zover komt het echter niet: God waakt in uiterste lankmoedigheid over hem!

Simson staat midden in de nacht op en gaat ongehinderd naar de stadspoort. Hoewel deze poort met een dwarsbalk gesloten is, levert dit geen problemen voor hem op. Hij rukt de beide deuren uit de grond, neemt ze op zijn schouders en draagt ze naar Hebron, ongeveer 50 kilometer van Gaza gelegen. Hoewel we hier niet lezen dat de Geest des Heeren vaardig over hem wordt, heeft God hem blijkbaar nog niet verlaten.

Toch ligt in het gebeurde een les voor Simson: hij mag de Heere niet verzoeken door zich in het vertrouwen op zijn lichaamskracht in een zondige weg te begeven. Maar Simson heeft deze les niet ter harte genomen.

Delila

De zegen van Gaza maakt Simson roekelozer dan ooit. Hij laat zijn hartstochten de vrije teugel. Hoe langer hoe meer ontstaat er een verwijdering tussen ambt en persoon. Hij gaat steeds meer op zijn kracht steunen, in plaats van op God Die hem die kracht verleent.

Opnieuw komt er een vrouw in zijn leven: Delila. Ze woont aan de beek Sorek, dichtbij Simsons woonplaats. Van een wettig huwelijk tussen Simson en Delila (vgl. hoofdstuk 14) is geen sprake. Het zijn Simsons hartstochten die hem drijven. En al wordt Delila geen hoer genoemd, toch blijkt uit alles hoe laag haar zedelijke normen waren.

De vorsten van de Filistijnen zien hier een kans: wat een leger niet voor elkaar krijgt, zal deze vrouw misschien wel kunnen bewerkstelligen.

Ze bieden Delila 5.500 zilverlingen aan (ongeveer ƒ 10.000,-), wanneer zij Simson het geheim ontfutselt van zijn grote kracht. (Ter vergelijking: Judas kreeg voor het verraad van de Heere Jezus 30 zilverlingen!).

Delila aanvaardt het voorstel en begint haar opdracht uit te voeren. Ze probeert Simson uit zijn tent te lokken, maar Simson is op zijn hoede. Hij wil zijn geheim niet verraden. Toch gaat hij in op het spel dat Delila is begonnen. Hij misleidt haar en laat zich binden met zeven nieuwe pezen. Deze pezen zijn het moeilijkst te verbreken als ze nog vers en vochtig zijn. Delila bindt hem hiermee vast en terwijl de Filistijnen in de achterhoede aanwezig zijn roept ze: "Simson. de Filistijnen over u!". Simson wordt wakker en verbreekt de pezen alsof het draadjes zijn die al bijna door het vuur verteerd zijn.

De eerste aanslag is mislukt. Maar het spel wordt verder gespeeld en Simson raadt Delila aan hem met nieuwe touwen te binden. Dan zal hij zwak zijn als ieder ander mens. Maar opnieuw blijkt dat Simson nieuwe touwen verbreekt als waren het draadjes.

Toch houdt Delila vol. De aanhouder wint immers!

Simson gaat nu een tip van de sluier oplichten. Het geheim wordt benaderd als hij haar op zijn haar gaat wijzen. Als Delila zijn zeven haarlokken samenvlecht met de schering van een weefgetouw, zal zijn kracht wijken.

Delila probeert het weer, maar opnieuw is Simson overwinnaar als hij in één ruk zowel zijn haarlokken als de schering lostrekt.

Nog is Simson de strik ontkomen. Maar doordat hij herhaaldelijk iets toegegeven heeft, is zijn innerlijke kracht al gebroken.

Delila gaat met geslepenheid ver der. Ze verwijt Simson dat hij niet van haar houdt, anders zou hij haar niet driemaal misleid hebben. Ze valt er Simson zo mee lastig, dat het hem gaat benauwen en hij het niet langer kan uithouden. Hij heeft zo geen leven meer en besluit Delila haar zin te geven. Hij vertelt haar dat hij een Nazireër is, dat er nooit een scheermes op zijn hoofd geweest is en dat, wanneer zijn zeven haarlokken worden afgeschoren, hij zwak zou zijn.

Delila merkt dat hij nu de waarheid spreekt. En als hij in haar schoot slaapt, worden zijn haarlokken afgeschoren.

Opnieuw wordt hij wakker gemaakt en weer denkt hij op dezelfde manier zijn vijanden van zich af te kunnen schudden. Maar nu spreekt hij het woord van de Nazireër, zonder de Geest van de Nazireër. 'Want hij wist niet dat de HEERE van hem geweken was'.

Simsons kracht was niet gelegen in zijn haarlokken als zodanig, want hij had alleen enorme kracht als de Heere hem die verleende. Nu echter Simson verzaakt heeft om de vijand te bestrijden, ontneemt God hem, mét het uiterlijk teken van zijn Nazireeërschap, ook de kracht zelf God laat niet met Zich spotten. De Filistijnen springen uit hun schuilplaatsen en overmeesteren Simson. Ze steken hem de ogen uit, binden hem met twee kopere ketenen en zetten hem in Gaza in de gevangenis.

Simsons dood

Het haar van Simson begint in de gevangenis weer te groeien. Het is een teken voor hem dat de Heere hem toch niet verlaten heeft en hem gaat herstellen in zijn ambt. De gevangenneming van Simson is voor de Filistijnen een aanleiding om een groots feest ter ere van hun god Dagon te organiseren. Ze zijn er van overtuigd dat hun god Simson overwonnen heeft. Deze Dagon achten zij sterker dan Israëls God. Ten diepste is daarom dit feest een geding tussen de God van Israël en Dagon. In het eren van Dagon smaden zij de Naam van Israëls God.

In de tempel van Dagon zijn duizenden mensen bijeen. De tempel bestond waarschijnlijk uit drie delen: een diepe nis, waarin het afgodsbeeld stond, daarvoor een groot portaal dat op twee zuilen rustte, en daarvoor de voorhof. Op het dak dat zich boven de nis bevindt, en in het portaal zijn de mensen samengekomen.

Bij een feest hoort een lied. De vorsten laten het volk ermee instemmen: "Onze god heeft onze vijand in onze hand gegeven!"

Uit duizenden monden klinkt het gezang en de stemming wordt al vrolijker. Als de feestvreugde ten top stijgt, roept men om Simson. Men laat hem halen om tot vermaak van de toeschouwers te dienen. Het woord 'spelen' betekent: iemand met scherts bezighouden. Simson moet zich laten rondleiden en bepaalde dansen verrichten. Door zijn blindheid gaat dit moeilijk en wordt zijn persoon belachelijk.

Simson wordt moe en daarom mag hij even rusten. Hij laat zich door een jongen naar de pilaren leiden. Hij is dodelijk gewond door de lastering die de Filistijnen zijn God en volk hebben aangedaan. Dan ontwaakt in hem het gebed: "Heere, HEERE, gedenk toch mijner en sterk mij alleenlijk ditmaal, o God: dat ik mij met één wrake voor mijn twee ogen aan de Filistijnen wreke". Hij roept de getrouwe Verbondsgod aan en vindt zo in zijn vernedering zijn God terug. Simson stelt ook alleen op Hem zijn vertrouwen. Hij is ook bereid het hoogste offer dat een mens kan geven, namelijk zijn leven, te brengen.

Zijn gebed wordt verhoord. Simson voelt dat zijn oude kracht weer terugkeert. Terwijl hij roept: "Mijn ziel sterve met de Filistijnen", duwt hij de twee pilaren van zich af. Deze schuiven van hun stenen voetstukken af en het hele gebouw stort in elkaar. De drieduizend mensen op het dak storten naar beneden en duizenden worden bedolven onder de vallende muren en galerijen. Ook Simson is daaronder. Hijzelf sterft met zijn vijanden. De doden die hij in zijn sterven doodt, zijn meer dan hij in zijn leven gedood heeft. Zo laat hij zien dat de HEERE, de God van Israël, toch machtiger is dan de god van de Filistijnen.

Zijn familie hoort dat Simson gestorven is. Ze nemen zijn lichaam mee en begraven het in het graf van zijn vader Manoach.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

4. Simsons val en dood (Richt 16)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's