JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. De Messías en Zijn Vrederijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. De Messías en Zijn Vrederijk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja 11 is het bekende hoofdstuk over de Messías en Zijn Vrederijk. Eén van de mooiste en indrukwekkendste schilderingen van de toekomstige vrede kunnen we hier vinden. Als we het hoofdstuk lezen, komen we onder de indruk van de prachtige beelden die Jesaja gebruikt. Dit wordt vooral helder als we de context van het gedeelte bezien. Jesaja 11 maakt deel uit van een reeks profetieën, die Jesaja gericht heeft tegen Israël en Juda: de hoofdstukken 1 t/m 12. Eén van de meest belangrijke kenmerken van deze profetieën is de dreiging van de wereldmacht Assyrië. Welnu, die dreiging vormt ook de zwarte achtergrond van hoofdstuk 11.

Assyrië trekt ten strijde tegen de gezamenlijke legers van Israël en Syrië (de zogenaamde Syro-Efraïmitische oorlog). Achaz, de goddeloze koning van Juda, houdt zich aanvankelijk afzijdig, maar zoekt later toch toenadering tot de koningen van Assyrië. Dit omdat Achaz inziet dat hij machteloos is tegenover de legers van Syrië, die inmiddels Juda zijn binnengevallen. In plaats van tot de Heere te vluchten, zoekt Achaz het bij de vijand. Tevergeefs, want Tilgath - Pilneser, de koning van Assyrië kwam tot Achaz, doch hij benauwde hem en sterkte hem niet (2 Kron. 28:20). In deze zeer benauwde tijd wordt Jesaja geroepen om te profeteren. In hoofdstuk 10 lezen we dat Jesaja zich richt tot Juda: "Tot wien zult gij vlieden om hulp en waar zult gij uw heerlijkheid laten?" (vers 3). De HEERE gebruikt Assyrië, zegt Jesaja, als de roede van Zijn toorn (vers 5).

Het oordeel nadert voor Juda, want reeds zijn Israël en Syrië onder de voet gelopen. Jesaja verkondigt: "Ik zal hem (= Assyrië) zenden tegen een huichelachtig volk" (vers 6). Terwijl de Assyrische legers oprukken is het oordeel voor Juda vastbesloten: "de verdelging is vastbesloten, overvloeiende met gerechtigheid" (vers 22). Maar, door Gods grote lankmoedigheid wordt het oordeel over Juda toch uitgesteld. "Vrees niet, gij Mijn volk dat te Sion woont, voor Assur..." De HEERE keert Zich nu in plaats van tegen Zijn volk tegen Assyrië: "De HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken..." (vers 26). De sterke vorsten van Assyrië zullen als takken met geweld worden afgekapt (vers 33).

Temidden van al deze oordelen wordt Jesaja door de HEERE onderwezen, allereerst aangaande een Vrederijk (verzen 1 t/m 10), maar ook aangaande een nieuwe toekomst voor Gods Volk (verzen 11 t/m 16). Dat volk zal worden hersteld, wanneer de verdrevenen van Israël worden verzameld en de verstrooiden van Juda worden vergaderd (vers 12). Dit volk is de bekende "rest" (overblijfsel), waarover Jesaja zoveel heeft geprofeteerd. Die "rest" (overblijfsel) bestaat uit uitverkoren ballingen die na lang omzerven zullen terugkeren tot Jeruzalem. Deze toekomst is alleen verzekerd vanwege de komende Messías, Die als een verre nakomeling van David zal regeren. We bespreken hier alleen de Messías en Zijn Vrederijk, zoals getekend in de verzen 1 t/m 10. Daarbij staan we stil bij de Vredevorst, vervolgens bij het Vredebeleid en tenslotte bij het Vrederijk.

 


1 WANT er zal een Rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen.

2 En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten: de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.


De Vredevorst

Nu het gevaar van oorlog en wegvoering tijdelijk geweken is, raakt Jesaja in vervoering aangaande een nieuw rijk, waarin een eeuwigdurende vrede heerst. Dat nieuwe koninkrijk overstijgt alle aardse voorstellingen. Aan het hoofd van dat rijk staat niet zomaar een koning uit het huis van David, maar de Koning der koningen, Davids grote Zoon, de Heere Jezus Christus. Hij is hier de Messías, Die verschijnt als alle aardse verwachting van Juda is afgesneden. Jesaja gebruikt hierbij hetzelfde beeld als in het vorige hoofdstuk: afgezette koningen zijn als afgehakte bomen (10:33). Doch, hier het wonderlijke: er verschijnt een jonge loot aan die afgehakte boomstam (vers 1). Zo zal Christus komen, wanneer alles schijnt verloren te zijn. En dan beschrijft Jesaja die Koning waarlijk als een Messías = Gezalfde. Hij is namelijk gezalfd met de Heilige Geest en als vrucht daarvan bezit Hij uitnemende gaven van hoofd en hart om Zijn volk te richten. In Hem ligt de volvoering van de eeuwige Raad des Vredes, waarin God de Vader vrede sloot met de Zoon en in Hem met al Zijn uitverkorenen.

 


3 En Zijn rieken zal zijn in de vreze des HEEREN; en Hij zal naar het gezicht Zijner ogen niet richten, Hij zal ook naar het gehoor Zijner oren niet bestraffen.

4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden.

5 Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn, ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.


Het Vredebeleid

De Messías draagt de heerlijke geur van de kennis van God. Hij zal als een rechtvaardige Heerser de vrede herstellen in het land. Maar Hij zal ook als rechtvaardige Rechter een ieder zijn bescheiden deel geven. Het is hier, zoals altijd bij Jesaja: vrede door recht. Dat houdt in: een gelijke berechtiging van rijk en arm. Echter, weer niet op aardse wijze. Er is hier sprake van een absolute gerechtigheid naar Goddelijke maatstaf. En een absolute gerechtigheid kan alleen bestaan vanwege een absolute kennis van de Alwetende God. Bij de uitvoering van het recht gaat de Messías bedachtzaam te werk. Hij is blind voor uiterlijk vertoon en doof voor leugentaal in het gericht. Deze Messías spreekt recht zonder aanzien des persoons (vers 3). Hij neemt het daarbij wel op voor de armen en zwakken. Hun welzijn bevordert Hij. Daarentegen zal Hij de ongerechtige mensen slaan met de uitspraken van Zijn lippen. De goddelozen zal Hij door Zijn Woord doden (vers 4). Deze Vorst regeert dus door Zijn Geest (vers 2) en door Zijn Woord (vers 4). In dit Koninkrijk is alleen plaats voor een volk dat door Woord en Geest is geleerd. Zij zijn waarlijk de armen en ellendigen, die op de Naam des HEEREN betrouwen. Dit Vredebeleid rust op rechtvaardige beginselen. Zoals een gordel onmisbaar is voor een arbeider of een reiziger, zo kan ook het recht (de waarheid) niet gemist worden (vers 5).

 


6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf en de jonge leeuw en het mestvee tezamen, en een klein jonksken zal ze drijven.

7 De koe en de berin zullen tezamen weiden, haar jongen zullen tezamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os.

8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder, en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in den kuil van den basilisk.

9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.

10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een Banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.


Het Vrederijk

We komen hier bij de bekende voorstellingen uit het dierenrijk. Drie uitleggingen worden genoemd: ten eerste, de letterlijke opvatting: er heerst volkomen vrede onder de dieren van het veld. De tweede, de geestelijke opvatting: de dieren zijn mensen, namelijk de onderdanen van het Koninkrijk Gods, de uitverkorenen. Deze wordt gevolgd door Calvijn en de Statenvertalers. De derde is de figuurlijke opvatting: de dieren zullen wel delen in deze vrede, wanneer de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen gekomen zijn, maar het is tevens een beeld van de onderlinge vrede tussen Gods kinderen. We kiezen voor de laatste opvatting. Als we de verzen lezen dan proeven we de oude Paradijs-vreugde... Alles ademt vrede uit. Toch is hier geen aardse vrede bedoeld, die door mensen te realiseren valt. Het is de vrede van Christus (de Pax Christi). Het is de vrede met God die alle verstand te boven gaat. De gehele aarde zal vernieuwd worden en zal niet alleen delen in de aardse vrede en veiligheid, maar ook in de kennis van een Drieënig God (vers 9). Al de beloften van het Verbond des Vredes zullen in Hem vervuld zijn en God zal zijn alles en in allen. De uitgestrektheid van die vrede zal ook tenslotte onder alle volken worden bekendgemaakt. Wat eerst nog plaatsgebonden was: "de Berg Mijner Heiligheid", wordt nu wereldwijd geproclameerd: de heidenen zullen gaan vragen naar de Banier der volken, Die zal staan als een symbool van die ongestoorde vrede en eeuwigdurende rust (vers 10).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. De Messías en Zijn Vrederijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Mivo +16 | 24 Pagina's