Misdaad, straf en recht in de Bijbel
Waren er in de bijbelse tijd al misdadigers? Ja, wel degelijk: als we eens goed nadenken, dan kennen we allemaal wel een aantal misdadigers uit de Bijbel. Wat dacht je van Kain, Lamech, Mozes (hij sloeg een Egyptenaar dood), Achan, David (eigenlijk vermoordde hij Uria), de moordenaar aan het kruis.
Maar...Mozes was toch een kind van God? Kunnen die dan ook misdaden begaan? En David dan, was hij niet een 'man naar Gods hart'? Hoe kunnen we dan zo iemand een misdadiger noemen?
Direct zien we hier al dat het niet zo makkelijk is om een algemeen beeld te vormen van misdadigers. Het verschil tussen David en Lamech lijkt zo groot. Lamech is in onze ogen een bruut. Zong hij niet een lied van wraak? "Voorwaar ik sloeg wel een man dood, om mijn wonde, en een jongeling, om mijn buile!" (Gen. 4 : 23). En David dan, die beroemde en geliefde koning, die zo mooi op zijn harp kon spelen. Was David ook een misdadiger? Ja, zegt de profeet Nathan als hij bij de koning komt. Hij vertelt hem het verhaal over de rijke man die een lammetje stal van zijn arme buurman. David wordt boos, die man moet gestraft worden! Maar wat zegt Nathan? "Gij zijt die man"! David zelf is getekend in dit verhaal. Nathan houdt de koning een spiegel voor: zo één ben je er, David!
Twee heel verschillende personen op het eerste gezicht, maar beiden zijn misdadiger.
Tòch blijven David en Lamech heel verschillend. Dat zien we aan hun reaktie op de misdaad. Lamech kent geen schuld, integendeelt hij schept op over z'n misdaad. En dan David: hij wordt verscheurd door de schuld (ps. 32) en smeekt de Heere om vergeving. Dat is het verschil. Een verschil tussen leven en dood!
Hierna zullen we bekijken wat de bijbel zegt over vier heel belangrijke woorden als het gaat over misdaad en straf, namelijk: schuld, vergelding, straf en gerechtigheid.
Schuld
Het woord schuld wordt veel gebruikt in de Bijbel. Totaal komt het woord en daarmee samenhangende woorden meer dan 100 keer in de Bijbel voor. Hoe moeten we dit woord zien? We kunnen vaststellen dat de mens zowel vroeger als nu niet gebonden wil zijn.
Ongebonden en vrij, ook wel:
autonoom, ik maak zelf wel uit wat goed en kwaad is. We zien het al bij Adam en Eva in het paradijs. We zien het de heel de Bijbel door. We zien het ook in de geschiedenis en ook in ons eigen leven. Om deze ongebondenheid van de mensen te bedwingen heeft God een overheid ingesteld die daartoe straffen kan opleggen (art. 36 NGB).
Maar weer terug naar de schuld: door dat de mensen zich niet houden aan de geboden en wetten van God en de mensen maakt hij zich schuldig.
Schuld en schuld is twee
Maar schuld en schuld zijn niet hetzelfde. Dat kun je zelf al zien wanneer er thuis een vaas kapot valt. Als jij dat deed omdat je wild door de kamer naar de voordeur rende, heb je daaraan schuld. Maar als je kleine broertje het nu doet, wanneer hij aan het lopen leren is en zijn evenwicht daarbij verliest? Zit daar dan geen verschil in? Ja, zul je zeggen, mijn kleine broertje kan er natuurlijk niets aan doen, dus die krijgt niet de schuld.
Inderdaad, 'of je er wat aan kan doen' heeft te maken met of je je ook anders had kunnen gedragen. Of je dus de keuze had om iets anders te doen. Je kleine broertje kon niet veel anders doen, hij kan pas een paar weken lopen en verliest zijn evenwicht dus vaak en grijpt dan alles vast wat er in de buurt staat. Maar kon jij wat rustiger naar de voordeur lopen? Ja toch? Je kon er dus wel iets aan doen. Met andere woorden: je bent schuldig. Zo is het ook in het recht. Iemand kan pas schuld aan iets hebben als hij op de een of andere manierzich ook anders had kunnen gedragen. Wel zien we dat de mens natuurlijk niet helemaal vrij is in wat hij doet. Er kunnen allerlei omstandigheden zijn waardoor iemand niet zoveel keuze meer heeft. Denk bijvoorbeeld aan iemand die al dagen niet meer gegeten heeft en een verschrikkelijke honger heeft. Als zo iemand naar een supermarkt gaat om wat brood te stelen, is hij uiteraard wel schuldig. Maar we moeten dan wel rekening houden met de omstandigheden waaronder hij deze misdaad beging.
Vergelding
Wat bedoelen we met vergelding? Het woord 'geld' zit erin, oftewel met gelijke munt betalen. Iets vergelden is dan ook 'loon geven voor' of 'vergoeden'. Dat kan zowel positief als negatief zijn. In de Bijbel komen we het o.a. tegen in Spreuken 24 : 12 en Deuteronomium 32 : 35. Ook in het Nieuwe Testament komen we de gedachte van loon en vergoeding tegen, Rom. 1 : 27, 6 : 23 en 2 Petr. 2 : 13. Telkens weer zien we dat de dader leed verdiend omdat hij wetten heeft overtreden. Hij krijgt zijn verdiende loon.
Straf
Straffen heeft alles te maken met schuld en vergelding; we mogen pas dan straffen als er schuld is. Belangrijk zijn in dit verband de woorden 'gerechtigheid' of 'rechtvaardigheid'. In deze woorden zie je al direct het woordje 'recht' staan. Rechten gerechtigheid hebben alles met elkaar te maken. Zo horen we vaak in de kerk dat God een Rechtvaardig God is. Daarmee wordt bedoeld dat God 'recht vaart', God houdt Zich aan Zijn Woord. God verlangt dat ook van ons mensen. Wij zijn zo gemaakt dat we de geboden van God houden konden, maar door de zondeval hebben we dat onmogelijk gemaakt. God houdt ons echter wel aan Zijn Woord en Zijn geboden. Dat doet God omdat Hij rechtvaardig is. Maar we zien ook dat God Zijn Zoon Jezus Christus naar de aarde zond om mensen te verlossen van de zonde en de eeuwige ondergang. Ook toen liet God zien dat Hij een Rechtvaardig God is. Zijn Zoon moest sterven voor onze zonden. Pas daardoor kon er verzoening komen.
Twee keer gerechtigheid
In de Bijbel vinden we twee woorden voor gerechtigheid. Aan de ene kant zien we dat gerechtigheid te maken heeft met redden en genezen (tsedeka), zoals in Ps. 103 : 6, Jes. 45 : 21 en Jer. 9 : 24. Daarin zien we dat God een reddende en verlossende God is. Het grootste voorbeeld daarvan vinden we in de zending van Zijn Zoon naar de aarde. Aan de andere kant heeft gerechtigheid ook te maken met straffen (justitia), zoals ook blijkt uit het voorbeeld van Christus, Hij moest lijden voor onze zonden. Nu zijn er mensen geweest die alleen het eerste uit de Bijbel hebben gehaald: God is een reddende God vol liefde, die mensen niet straft maar geneest. Strafrecht en straffen zou onbijbels zijn en moet dus worden afgeschaft. Ook zijn er mensen geweest die alleen maar gelet hebben op de straffende gerechtigheid van God en niet op Zijn reddende Hand.
Beiden zijn eenzijdig. In de Bijbel vinden we zowel het een als het ander: God straft mensen omdat Hij rechtvaardig is, maar aan de andere kant redt en geneest Hij ook mensen. Beide elementen zijn belangrijk als we over recht en gerechtigheid nadenken.
Samenvatting
Aan het einde van dit stukje over misdaad, straf en recht in de Bijbel, duizelt het ons misschien wel. Er zijn veel dingen besproken. Ook misschien dingen die er op het eerste gezicht helemaal niets mee te maken hebben. Met de volgende kernwoorden willen we dit stukje afronden. In de Bijbel zien we dat misdaad zowel bij kinderen van God voorkomt als bij goddelozen. Verder komen de woorden vergelding, schuld en gerechtigheid veel in de Bijbel voor, met name ten opzichte van God. Deze woorden zijn ook belangrijk voor ons recht vandaag de dag.
Gedachten, woorden en werken
's-Avonds tegen half tien kwam er op het politiebureau een paniektelefoontje binnen. Bij de buren zou iemand vermoord worden. Een surveillance-auto werd met de meeste spoed naar het opgegeven adres gedirigeerd. Daar aangekomen troffen de agenten een chaotische toestand aan. Kinderen liepen in pyjamaatjes op straat te krijsen. De moeder lag geheel over haar toeren op bed te huilen. De woning bleek te bestaan uit een onder- en een bovenwoning. Vanuit de bovenwoning kwamen inderdaad geluiden die op niet veel goeds wezen.
Na zo'n beetje dwars door de voordeur te zijn gelopen, renden de twee politiemensen naar boven. Daar troffen zij twee mannen aan, die werkelijk vochten op leven en dood. De één beukte op de ander in met een kachelpook. Bij het zien van de twee politiemensen stopte de man zonder kachelpook met vechten. De ander was echter "door het lint" Hij moest worden overmeesterd en in de handboeien geslagen worden. Gezien de zeer gespannen situatie was het beter beide mannen over te brengen naar het politieburo. Degene die "door het lint"was gegaan, kalmeerde na enige tijd. Hortend en stotend kwam toen het verhaal. Hij was die avond naar de kerk geweest en had goed mogen luisteren. Hij was bemoedigd. Thuis gekomen lag echter zijn vrouw over haar toeren op bed en de kinderen liepen brullend door het huis. Wat bleek? De bovenwoning had hij verhuurd aan een alleenstaande man, die zo vijandig was tegenover alles wat maar met de kerk en het geloof te maken had, dat hij, als de man naar de kerk was, de hele avond met en stoel op de vloer bonkte. Aan één stuk door. Er was hem al een paar keer gevraagd waarom hij dat deed. De man ontkende dan in alle toonaarden dat hij de veroorzaker was. Bij het thuiskomen deze avond had hij echter zelf het bonken gehoord. Toen hij zag dat zijn vrouw en kinderen zo over hun toeren waren geraakt, kreeg hij een waas voor zijn ogen. Hij had de kachelpook gepakt en was naar boven gerend. In zijn drift was hij toen aan het slaan gegaan. Het ergste van alles vond hij nu, dat hij een moordenaar was. De politiemensen probeerden hem te overtuigen dat hij dat niet was, daar het "slachtoffer"alleen maar wat schrammen en builen had opgelopen. "Nee, echt niet, heren, als u niet was gekomen, had ik mijn bovenbuurman in mijn drift doodgeslagen. Ik kan het niet rijmen, heren. Zo goed mogen luisteren en nu dit. Ik ben een moordenaar. Er staat in de catechismus: Gedachten, woorden en werken".
De man kreeg een kop koffie aangeboden en werd even met rust gelaten. "Die vent heeft godsdienstwaanzin ", zei de ene collega tegen de andere. De ander echter, die uit hetzelfde kerkelijk milieu kwam als de man, zei: "Ach, ik kan het me wel enigszins indenken. Laat mij maar even met hem praten". "Nou, sterkte.."
Toen hij terug kwam bij de man, begon deze weer over het feit dat hij zich een moordenaar voelde. Tegenover God, zijn vrouw en kinderen. Toen probeerde de politieman het volgende: "Meneer, zou het niet zo kunnen zijn, dat de Heere u heeft bewaard voor de daad? Dat wij als middel gebruikt zijn om het niet zover te laten komen?" Dat zette de man tot nadenken.
Uit: "Uit de politiepraktijk" door Lenard Prins, Uitgeverij gebr. Koster Barneveld
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995
Mivo +14 | 20 Pagina's