Het land gezuiverd
Josia deed alles weg dat tegen God en voor de afgoden was. Hieronder staat een opsomming met een vraag over de herkomst van de zonde of een andere vraag ter verduidelijking.
De hervorming van Josia
Alle gereedschap voor de Baäldienst op het tempelplein wordt verbrand buiten Jeruzalem. De priesterorde uit alle stammen (de Chemarim) wordt afgeschaft en de ordeningen die David had ingesteld, worden weer ingesteld. Hij breekt de huizen van de schandjongens af, waar vrouwen onder andere kleine tenttempeltjes weefden voor de Aschera. Alle priesters en Levieten die elders in het land offerden, worden teruggeroepen naar Jeruzalem en mogen onder toezicht werken. Hij verwoest de Molochdienst, de Baäldienst en de dienst van de Astaroths. Paarden en wagens voor processies ter ere van de zon worden verbrand met al het offervee, de altaren voor de sterrendienst afgebroken. Alle beelden en bossen op de hoogten bij Jeruzalem worden afgebroken. Deze zijn nog blijven bestaan voor de in Jeruzalem woonachtige vreemdelingen. De gouden kalverdienst in Dan en Bethel wordt teniet gedaan. Zelfs de graven van overleden priesters worden opengebroken en alle beenderen worden verbrand. Het Pascha wordt weer naar de Ietter der wet gevierd. Zo'n Pascha is er nadien nooit meer gevierd.
Alle waarzeggers en duivelskunstenaars worden weggedaan uit het land. Welke koning had de altaren voor Baäl op het tempelplein laten zetten (2 Kon. 21: 4)?
Koning Jerobeam had deze Chemarim ingesteld. Uit welke stam moesten de priesters komen volgens het bevel van de Heere (1 Kon. 12: 3)?
Welke man ten tijde van Abraham kwam met deze zelfde zonde in aanraking (Gen. 19: 5)?
Deze priesters mochten net als de gebrekkige priesters, het heiligste werk, het ....................................... niet doen (Lev. 21: 17).
De Moloch vroeg geen offer van dieren, maar van .......................................... (2 Kon. 21: 6).
Welke profeet had dat het volk al voorzegd (Jer. 19: 13)?
Koning .......................................... had deze altaren laten bouwen voor zijn vele vreemde vrouwen (1 Kon. 13: 1 en 2).
Toen Jerobeam, de zoon van Nebat, het altaar in Bethel inwijdde werd dit geprofeteerd door de .......................................... uit ..........................................(1 Kon 13: 1 en 2).
Koning Hizkia had ook een groots Pascha gevierd alleen niet op het juiste tijdstip. Waarom niet (2 Kron. 30: 3)?
Ten tijde van koning Saul was er een waarzegster in het dorpje ..........................................
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1992
Mivo +12 | 32 Pagina's
