Geef Mij uw hart!
Mijn zoon, geef Mij uw hart. Een hart beduidt veel zaken en heeft verscheidene betekenissen in het Woord van God, zodat, als de Heere het hart eist, zo kan men wel begrijpen, dan eist Hij veel zaken. Nu, wat eist de Heere dan als Hij het hart eist? Dan eist Hij dit: Laat Mijn Woord en Mijn raad bij u ingang hebben voor de bewerking van Mijn Geest. Leg er uw hart voor open. Ik klop al zo menigmaal. Mag Ik dan geen ingang vinden? Hoor naar Mijn raad, koop van Mij goud, beproefd, komende uit het vuur. Gij zult u er niet mee bedrogen vinden...
Draag uzelf, uw hart en al wat Gij hebt aan Mij eens op. Verklaar eens met wie gij het houdt (Ik eis een opdracht van al wat Gij hebt en zijt, zegt God)...
Ik eis uw consciƫntie...
Ik eis uw oprechtheid en voorzichtigheid...
Ik eis uw liefde...
Geef Mij uw hart, dat is: geef Mij uw aandacht, uw verstand en uw oordeel...
Geef Mij uw hart, dat is uw achting, zodat gij met uw hart kunt zeggen: Wien heb ik nevens U in de hemel?
Geef Mij uw overleg, uw overdenkingen, uw gedachten.
Geef Mij uw trouw. Laat Ik uw Petra en uw rotssteen zijn, uw enig fundament, geef uw zaken maar in Mijn hand.
Geef Mij uw gehoorzaamheid, wees als gehoorzame kinderen...
Zegt ge: maar mijn hart is zo goddeloos, mismoedig, verslagen. Wel geeft het Mij zoals ge zijt, zegt de Heere. En mijn goddeloos hart ook?, zult ge zeggen? Ja, zegt God: Ik weet dat het gedichtsel der gedachten ons harten alle dagen alleen boos is. Wel, wat zal de Heere dan met dat goddeloze hart doen? Hij zal het heiligen en reinigen.
Grafschrift
Vroeger was het de gewoonte in de grafsteen van belangrijke mensen een gedicht te beitelen. Dat werd ook op de grafsteen op Smytegelts graf gedaan
Sta, stille wandelaar! Die hier ligt in zijn rust,
Is enen, wiens vermaak en innig zieIelust
Was in des Heeren Woord: een held, die wist te strijden
Door vuur en vlammen heen, die nimmer week terzijde.
Een waardig predikant, geliefd, bemind, vol deugd:
Der goddelozen schrik, der vromen troost en vreugd.
Een wachter in Gods huis, die vol van ijver blaakte
Voor 's Heeren volk en zaak, die eigen glorie laakte.
Een sieraad in Gods Kerk, een vreemdeling op aard',
Een, die men zelden vindt en overal vermaard.
Die onder vinnig kruis, gelovig zich gedraagde;
Een, die verloochend was: ja, ook zichzelf mishaagde.
Een dierbaar instrument, tot steun voor land en kerk;
Die zich met lijf en ziel, gaf aan God en Zijn werk.
Een oprecht Isra'liet, een worstelaar, een vader;
Die zeer geoefend was. Eens moedelozen rader.
Betreur met mij aan 't graf, 't verlies van deze held.
Vraagt gij, wie 't is? Het was Bernardus Smytegelt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988
Mivo +12 | 24 Pagina's
