JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Over de schepping gesproken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de schepping gesproken

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bio-industrie is een zeer omstreden zaak. Het wordt ook wel intensieve veehouderij genoemd of veredelingslandbouw. Uit de keus van de naam blijkt al in welk "kamp" je staat. De agrarische wereld kiest bijvoorbeeld voor de term veredelingslandbouw of dierveredeling. In kringen van dierenbeschermers moet de term bio-industrie iets van de afschuw van deze vorm van veeteelt uitdrukken. De term intensieve veehouderij is iets neutraler, staat er wat tussenin. Vóór- en tegenstanders van de intensieve veehouderij staan scherp tegenover elkaar. Ze bestoken elkaar met argumenten zonder naar elkaar te luisteren. Bij voorbaat is men er zeker van dat de ander overdrijft of de feiten verdraait, of ze tenminste erg eenzijdig belicht. Dat de discussie hierdoor niet veel verder komt, is te begrijpen. Toch liggen er heel wat problemen op dit gebied. Problemen die we zeker niet "links" mogen laten liggen.

Het welzijn van het dier

De mens mag het dier gebruiken als hulpmiddel bij zijn arbeid en als bron voor zijn voedsel. Vandaag echter maken we de gevolgen mee van allerlei grensoverschrijdingen onzerzijds. De bioindustrie is hier een pijnlijk voorbeeld van. Het landbouwhuisdier hebben we in een positie gedrongen die het buitengewoon grote aanpassingsvermogen van het dier verre te boven gaat. Het varken bijvoorbeeld weet zich werkelijk geen raad met zijn saaie, tot niets inspirerende omgeving. Het mag een half uur per etmaal eten en verder mag het 23 uur per etmaal liggen, rusten, en maar groeien alsjeblieft. Toch probeert het dier wat te doen: het moet wroeten, snuffelen en bijten. Maar het kan zich niet uiten op een manier waarop het deze elementaire behoeften bevredigt.
Minstens even erg is het met de kip gesteld die in een legbatterij zit; vier à zes kippen zitten samen in een kooi van staaldraad van ± 40 x 40 cm. Ongeveer 90% van de Nederlandse eieren wordt daar geproduceerd. De productiviteit van zo'n kip is erg hoog. In haar natuurlijk gedrag is zo'n kip ernstig belemmerd. Iedere dag weer zoekt de kip tevergeefs naar een beschutte plaats om haar ei te leggen. Ze zoekt zo'n 1 à 1,5 uur lang, ze maakt allerlei paniekbewegingen; ze klimt min of meer tegen de rand van de kooi op om te proberen eruit te komen. Tenslotte kruipt ze, vlak voordat het ei gelegd wordt, onder een andere kip om vlug haar ei te leggen. De volgende dag gaat het weer zo. De kip went daar nooit aan.
Vleeskalveren worden gehouden in veel te kleine ruimten waarin ze zich nauwelijks kunnen bewegen (ongeveer 60 x 160 cm). Hun behoeften aan sociaal contact kunnen ze niet bevredigen. Ze krijgen alleen kunstmelk te drinken waaraan zoveel mogelijk stoffen worden toegevoegd om de groei te bevorderen en ziekten te voorkomen. Ruwvoeder waaraan ze behoefte hebben om op te (her)kauwen, krijgen ze niet. Twee keer per dag krijgen ze drinken, verder hebben ze niets te doen. Bovendien hebben al deze kalveren gebrek aan ijzer, en lijden daardoor in meer of mindere mate aan bloedarmoede. Bij voldoende ijzer in het voedsel zou het vlees te rood worden. En de consument eist "wit" kalfsvlees.

Het milieu

De intensieve veehouderij heeft zich de laatste tientallen jaren sterk uitgebreid. Ze is sterk geconcentreerd in de gebieden Overijssel/Gelderland en Noord-Brabant, Limburg. Er worden enorme hoeveelheden mest geproduceerd. Er is gebrek aan voldoende grond om de mest op te verspreiden. Transport van mest is te duur. Daardoor ontstaat er een groot overschot aan mest. Dat levert heel wat stankoverlast op. Veel erger is het dat de bodem en het oppervlaktewater ernstig vervuild worden met enorme hoeveelheden fosfaten, nitraten en kalium-zouten. Dat veroorzaakt weer een verarming van de flora en fauna van de bodem en van het water in de concentratiegebieden. Ook levert de intensieve veehouderij een bijdrage aan de "zure regen". Minister Braks probeert dit gevaar met de nieuwe "mestnormen" duidelijk terug te dringen. Voor de intensieve veehouders zijn deze mestnormen een ramp.

Is het werkelijk zo erg?

Verdedigers van de intensieve veehouderij wijzen er steeds op dat een dier dat zich niet prettig voelt, niet zo'n hoge productie zal leveren en niet zo snel zal groeien. En dit wordt ook vaak omgekeerd: als een dier snel groeit, of veel eieren legt, zal het zich dus redelijk welbevinden.
Er zit natuurlijk wel iets in deze redering: een ernstig ziek dier zal niet productief zijn. We mogen echter welzijn van een dier niet gelijk stellen met afwezigheid van ziekte. De intensieve veehouderij probeert vooral om dié factoren optimaal te maken die het dier nodig heeft om veel te produceren. Daarnaast zijn er wel degelijk zaken die met het "welzijn" van het dier te maken hebben, maar die niet in de productiecijfers tot uiting komen: het sociaal contact met soortgenoten, de natuurlijke behoefte aan wroeten bij een varken, het "stofbaden" van een kip, de behoefte aan een beschutte plaats om een ei te leggen enz. Bovendien zijn er ziekten die wel degelijk voorkomen, maar waar niet zoveel aandacht aan besteed wordt. Een groot deel van de mestvarkens heeft bijvoorbeeld beengebreken en kan amper lopen. Maar als het dier vanuit het hok toch nog in het slachthuis kan komen, wordt dit niet vaak als een probleem gezien. En zo zouden we ook de bloedarmoede bij veel kalveren kunnen noemen.
Het is dus duidelijk, dat er bepaalde facetten van het welzijn van het dier te weinig aandacht krijgen. Hoewel we ook zo reëel moeten zijn toe te geven dat er heel wat facetten van het dierenleven zijn, waarin deze dieren het veel beter hebben dan hun soortgenoten enkele tientallen jaren geleden.

Hoe is het zover gekomen?

Het agrarisch bedrijf was vroeger gebonden aan voldoende beschikbare landbouwgrond. Vaak is dat nu nog zo. Naast grondgebonden activiteiten kwamen er in de loop der jaren steeds meer nevenactiviteiten op die niet zo direct aan een bepaalde hoeveelheid grond gebonden waren. Het gaat dan met name over het houden in hokken van kippen, varkens en kalveren. Kenmerkend is ook dat deze dieren nauwelijks voedsel nuttigen dat van het bedrijf zelf afkomstig is. Deze nevenactiviteiten zijn op veel bedrijven uitgegroeid tot hoofdbron van inkomsten. De bedrijven gingen zich steeds meer specialiseren op één bepaalde diersoort. Sterke mechanisatie deed het aantal dieren per arbeidskracht en per bedrijf snel toenemen. Door wetenschappelijke fokprogramma's werd de erfelijke aanleg van de dieren sterk verbeterd. In zo'n bedrijf moest ook veel kapitaal geïnvesteerd worden. De aantallen dieren per bedrijf liepen snel op tot enkele honderden varkens of kalveren en enkele duizenden kippen per bedrijf.
De intensieve veehouderij werd door dit alles een belangrijke tak van export. Tussen de 60 en 90% van de producten wordt geëxporteerd. De internationale concurrentie is hevig. Vandaar dat er alles aan gedaan wordt om de productiekosten zo laag mogelijk te houden. Veel intensieve veehouders hebben grote moeite om een redelijk inkomen te verwerven De overheid is daarom ook uiterst behoedzaam om dwingend veranderingen voor te schrijven in de huisvestingssystemen voor de dieren. Elke verandering die kostprijsverhogend werkt, heeft direct grote invloed op de internationale concurrentiepositie.
Hoewel de individuele boer best wat minder dieren zou willen houden en de dieren wat meer aandacht zou willen geven, worden hem door de economie de duimschroeven aangedraaid. Van de keiharde strijd om het bestaan van de boer is het dier de dupe geworden.

Bijbelse dierethiek

Eigenlijk weten we het wel: op deze door de zonde vervloekte aarde zal het dier lijden, zoals de hele schepping lijdt onder de gevolgen van de menselijke zonde. De Bijbel leert ons dat om onzentwil de aarde vervloekt is. Door de zonde is de relatie tussen God en mens en die tussen mens en medemens verstoord. Maar ook de relatie tussen de mens en de natuur, dus ook die tussen mens en dier, is verstoord. Als een rentmeester heeft God ons op deze aarde gesteld. Om die te bouwen en te bewaren. We mogen de schepselen gebruiken tot ons nut, met name ook als voedsel. Maar het blijven wel onze medeschepselen. We moeten niet alleen dieren hóuden, maar ze ook hóeden, behoeden voor allerlei gevolgen van de zonde. Vanwege onze zonde hebben ziekte, vijandschap en lijden de intrede gedaan in de wereld van de dieren. In de Bijbel komt meermalen Gods zorg voor de dierenwereld tot uitdrukking. God heeft ook met de dieren een verbond gesloten (Gen. 9). Ook in de Mozaïsche wetten is het opvallend hoe Gods zorg ook over de dieren gaat.
Door onze zonde hebben wij, ontrouwe rentmeesters, veel leed in de dierenwereld teweeggebracht. Daardoor zucht het ganse schepsel als in barensnood. En als met opgestoken hoofde ziet het uit naar de verlossing (Rom. 8). De Heere behoudt mensen en beesten (Ps. 36). En eens zal Hij geven dat de dieren volledig in harmonie met elkaar en met de omgeving zullen leven (Jes. 11). Zouden wij ons er dan niet voor moeten inzetten om het leed dat dieren om onzentwil lijden te verzachten? Een rechtvaardige kent toch het leven van zijn beest (Spr. 8)?
In de concrete situatie van de bio-industrie zal dit heel moeilijk zijn. Het zal in zo'n praktische zaak vaak neerkomen op een compromis. Een compromis waaraan een boer, die zijn dieren ziet als medeschepselen, pijn zal lijden. En soms zal hij in gewetensnood komen. Misschien is die gewetensnood voor hem wel te groot om door te gaan.

Zure regen

Een paar jaar terug had bijna niemand gehoord van "zure regen". Nu gaat er geen dag voorbij of je hoort en leest er over. Dat komt omdat de gevolgen van dit probleem overal in onze samenleving duidelijk worden: in onze bossen, in het open veld, in onze land- en tuinbouw, in de dierenwereld, ten aanzien van onze kunstschatten en onze drinkwatervoorziening. Het woord "zure regen" is eigenlijk een slechte uitdrukking. Het gaat eigenlijk om de verzuring van het milieu. Dan denken we aan de omzetting van zuurvormende stoffen tot zuren in de atmosfeer, op planten en gebouwen en in de bodem. Deze verzurende stoffen kunnen neerslaan uit de lucht. Nu kunnen deze stoffen in droge vorm neerslaan op bomen, planten, grond en water de (zogenaamde) droge neerslag, of in natte vorm, dus opgelost in dauwdruppels, mist, regen, hagel en sneeuw (de zogenaamde natte neerslag). Daar de naam "zure regen" algemeen ingeburgerd is, zullen we de droge en natte verzurende neerslag aanduiden als "zure regen". De gevolgen van zure regen zijn lang verborgen gebleven. Natuurgebieden waar de visstand in rivier en plas en de gezondheidstoestand van bomen het eerst zienderogen achteruit gingen, liggen vaak op grote afstand van de bewoonde en industiële wereld. Dit komt omdat de belangrijkste verzurdende stoffen vaak over honderden en duizenden kilometers worden verplaatst éér ze neerslaan. Inmiddels is het duidelijk geworden dat de gevolgen van zure regen een alarmerend internationaal probleem vormen.

Zure realiteit

Zure regen is al lang geen "hobby" meer van milieudeskundigen. Het is een zure realiteit die ons allemaal raakt, óók in onze portemonnee. De schade in Nederland bedraagt jaarlijks zo'n 150-500 miljoen gulden. Dat betreft dan de hogere kosten en lagere opbrengst in de landbouw, bosbouw en natuurbeheer en de kosten van restauratie en bescherming van cultuurgoederen. Prachtige beeldhouwwerken die de eeuwen glansrijk doorstonden, smelten de laatste tientallen jaren als lolly's. De hiervoor genoemde schatting komt voor de Europese gemeenschap uit op 1,5-2 miljard gulden.

Momenteel is de regen in Nederland al gemiddeld 20 keer zo zuur als natuurlijke regen. Soms vallen er buien die wel 50 tot 80 keer zoveel zuur bevatten. In andere Westeuropese landen zijn nog veel zuurdere regens gemeten. De neerslag (nat en droog) van verzurende stoffen is in Nederland 3 à 4 keer te hoog voor een gezonde natuur. Het is logisch dat de natuurlijke zuurbuffers in de bodem deze 3 à 4 keer te sterke aanval niet altijd kunnen weerstaan. Vooral in de kalkarme gebieden is de situatie ernstig. In de Brabantse vennen is het water nu al tussen de 20 en 100 maal zo zuur als vroeger.
De schade van verzuring is op veel plaatsen zichtbaar. Niet alleen sterven bomen af; ook onverwoestbaar lijkende beeldhouwwerken en documenten vallen ten prooi aan de om zich heen grijpende verzuring. Als de zure regen niet verminderd wordt, kan in ons land de schade oplopen tot wel één miljard op jaarbasis. De economische waarde van onze bossen kan zelfs met 10 miljard gulden verminderen! Als bovendien maatregelen genomen moeten worden om de schade aan onze drinkwatervoorziening te herstellen, is het leed helemaal niet meer te overzien. En dan hebben we nog maar enkele zaken genoemd. Zure regen moet terug gedrongen worden, ook al zal dat van ons de nodige offers vragen.

Maatregelen vereist!

Als we in Europa op dezelfde voet doorgaan met het gebruik van steenkool, aardolie, aardgas en bruinkool, verbrandingsprocessen met hoge temperatuur en de huidige toepassing van de bio-industrie, zal de verzuring van ons milieu steeds erger worden. Maatregelen zijn een harde noodzaak voor onze toekomst. De verzuring van bodem en oppervlaktewater kunnen we tijdelijk tegengaan door toevoeging van kalk als "zuurbuffer". Belangrijker is ervoor te zorgen dat er minder verzurende stoffen in de lucht komen: bestrijding aan de bron. De Nederlandse regering streeft ernaar, de totale zure neerslag in ons land vóór het jaar 2000 terug te brengen tot minder dan de helft van het niveau in 1980. Het betreft een internationaal probleem. Dat vraagt internationale oplossingen in E.G. verband en wereldwijd. Willen we dieper doorstoten tot de kern van het milieubeheer, dan zullen we het ambt van rentmeester weer in bijbelse zin moeten verstaan. Dan beseffen we dat het goed beheren van de aarde moet uitlopen op de eer van de Grote Schepper. "Tevens moeten wij in aanmerking nemen, Wie het is, Die rekenschap vraagt. Het is Dezelfde, Die ingetogenheid, matigheid, soberheid evenzeer heeft aanbevolen, als Hij praalzucht, pronkerij en alle ijdelheid afkeurt. Dezelfde, Die geen welgevallen in het beheer onzer goederen heeft, als dit niet geschiedt in liefde. Dezelfde, Die over alle genot, dat de reinheid en heiligheid van onze ziel kan benadelen en onze geest schaden, reeds door Zijn Woord het oordeel heeft uitgesproken". Aldus Calvijn in zijn Institutie III, X 5.

Natuurbescherming

Er waait tegenwoordig, vanuit meerdere richtingen, een stevige wind uit de hoek van de milieubewegingen. In hoeverre moeten we daar gelukkig mee zijn? Ondernemen ze prijzenswaardige acties? Kunnen we daarachter staan? Zou je eigenlijk lid van zo'n organisatie moeten zijn? Om daar wat op te kunnen zeggen, moeten we de milieu-groepen van wat dichterbij bekijken. Niet dat we ze allemaal aan een onderzoek zullen onderwerpen. Daarvoor is het "aanbod" te groot en het bestek van dit artikeltje te beperkt. We zullen proberen een paar bekende organisaties enigszins in kaart te brengen.

Vastgeketend

"Greenpeace is een internationale milieuorganisatie die zich bezighoudt met de gevaren waarmee de mens de natuur bedreigt", zo zegt men van zichzelf. Door middel van geweldloze acties is deze stichting sinds 1970 bezig om de aandacht te vestigen op allerlei zaken die "de groene vrede" bedreigen. Men probeert die acties uit te voeren in directe confrontatie met de milieu-aantaster. Om je de sfeer daarvan te laten proeven, kan ik het niet laten om iets te citeren uit hun kwartaalblad (Greenpeace, 1985-3). Het betreft een actie tegen een schip dat voor een Belgisch chemisch bedrijf bijna dagelijks 1000 ton(!) afvalzuur voor de Belgisch-Nederlandse kust loost. De actie wordt uitgevoerd door de bemanning van de Sirius, één van de schepen van Greenpaece, tegen de Falco, die voor het chemisch bedrijf vaart.

"Vrijdag 26 april was het zover. De Falco passeerde de rede van Vlissingen waar de Sirius lag te wachten. Het dumpschip verliet de Schelde via het Oostgat. De Sirius volgde op niet al te lange afstand. Eenmaal op zee werd de Falco beklommen door twee actievoerders, die zich onmiddellijk zodanig aan beide lozingspijpen vastketenden dat deze niet meer konden worden neergelaten. Alsof er niets aan de hand was, vervolgde de Falco haar reis richting dumpplaats. Opeens was er in het kielzog van de Falco een licht blauwgroene streep te zien. Er bleek behalve de twee loospijpen nog een derde mogelijkheid te zijn en wel vlak boven het roer van de Falco. Het eerste actieplan werkte dus niet afdoende. Maar we hebben nog een tweede tactiek in petto. Drie rubberboten haasten zich om vóór de Falco te komen. In elk zit een in rubberpak gehulde en met drijfboei uitgeruste duiker. De kapitein van de Falco wist wat er ging gebeuren. Zigzaggend probeert het dumpschip de rubberbootjes te ontwijken. Tevergeefs want ze slagen erin om in driehoeks formatie voor de tanker te komen. Dan opeens springen de duikers voor de boeg van de Falco. Met een snelle wending ontwijkt deze hen. De duikers worden weer in de rubberboten gehesen. De Falco wordt ingehaald en andermaal springen de drie in het water, nu vlak voor de boeg. De Falco kan ze niet meer ontwijken; de schroef wordt stopgezet. Zodra een van de duikers dat ziet, klimt hij op het roer. Een tweede klautert aan boord van de Falco op zoek naar de kapitein, het blijkt dat deze het wat te gortig vindt worden. Hij belooft zonder verder dumpen terug te keren, mits de duiker van het roer afgaat. Onder toeziend oog van de heldergroene Sirius vaart de grijze tanker wat triestig en met halfvolle tanks terug naar NL Chemicals in Gent. Dezelfde week zou de Sirius nog twee nachtelijke ontmoetingen hebben met de Falco. Beide keren werd het dumpschip gedwongen met zijn lading van ruim 1000 ton gif onverrichterzake huiswaarts te keren". 
Dit is Greenpaece ten voeten uit. Ik denk dat we onszelf onmiddellijk moeten afvragen: in hoeverre zijn bij dit soort acties mensenlevens in gevaar? Greenpaece zegt "Onze mensen zetten hun eigen lichaam (of moet je zeggen leven?) in als schild tussen bedreiger en de bedreigde, tussen zeehondenjager en zeehond, tussen losplatform en zee". Men wilde natuurlijk meer dan alleen de acties. Het uiteindelijke doel van de stichting is dat de mens in groene vrede met alle andere levende wezens op aarde kan voortbestaan. Daar kom ik straks nog op terug.

"List en bedrog"

De in 1972 opgerichte Vereniging Milieudefensie (VMD), die zichzelf met 15.000 leden één van de grootste Nederlandse milieu-actiegroepen noemt, stelt zichzelf ten doel de maatschappelijke verhoudingen te veranderen, zo lezen we in de doelstelling van de vereniging. Het maandblad Milieudefensie laat zien dat de vereniging vooral aandacht besteed aan energie, afval en zure regen.
Wat betreft energie vermeldt men in een informatieblaadje nadrukkelijk: "Sinds haar oprichting voert Milieudefensie bovendien actie tegen de bouw van nieuwe kerncentrales". Het themanummer van Milieudefensie-oktober 1985 vermeldt dan ook op de cover: "Atoomlobby zoekt toevlucht tot list en bedrog". Bepaald geen vlag om objectieve lading onder te verwachten. Om de maatschappelijke verhoudingen te veranderen, moet er ook een nieuw en beter economisch beleid ontwikkeld worden. De VMD probeert daarvoor de alternatieven aan te dragen door zich ondermeer in te zetten voor gebruik van kringloop-papier, zonne-energie, beter voedsel en groenbeheer zonder giftige bestrijdingsmiddelen. Zonder op details in te gaan, zou ik voorzichtig de conclusie willen trekken dat we met de VMD in de linkse hoek zitten.

Inspelen op Haags gebeuren

Bepaald anders is de koers van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Kortweg dikwijls aangeduid met "Natuurmonumenen". De vereniging dus met de bekende groene bordjes in haar gebieden met het eveneens bekende vignet in de vorm van de letter "N", samengesteld uit de letters "N" en "M" van Natuur-Monumenten.
In 1905 opgericht is de vereniging vandaag met 240.000 leden en 400 vaste medewerkers de oudste en grootste particuliere natuurbeschermingsorganisatie in ons land. De hoofddoelstelling van Natuurmomumenten is het aankopen en beheren van natuurgebieden en waardevolle landschappen. Dat gebeurt door het hele land. De eerste aankoop van de vereniging was het Naardermeer in 1906. Nu beheert men, om maar een paar voorbeelden te noemen, slikken in de Dollard, vogelrijke polders op Texel en oude binnendijken op Zuid-Beveland. Ook het bekende Nationale Park Veluwezoom behoort tot de bezittingen. Velen zullen overigens uit eigen omgeving wel gebieden kennen.
Een buitendienst van 300 medewerkers is dagelijks in de weer om in het totale terreinbezit van 50.000 ha (ongeveer de oppervlakte van een IJsselmeerpolder) de kwaliteit van het milieu optimaal te houden. Niet zelden gebeurt dat in samenwerking met de plaatselijke bevolking waaronder boeren, rietsnijders en vissers. Zowel door de openstelling van haar terreinen en bezoekerscentra als door het uitgeven van boeken probeert de vereniging haar doelstelling te bereiken. Spandoeken op het Binnenhof of een tentenkamp in de weilanden van Dodewaard hoef je van Natuurmonumenten niet te verwachten. Dat wil niet zeggen dat men geen bijdrage probeert te leveren aan een beter mileubeleid. De manier waarop omschrijft men als volgt: "De vereniging heeft ondermeer zitting in tal van adviesorganen. Daarmee speelt Natuurmonumenten voortdurend in op "het Haagse gebeuren" en onderhoudt zij ook veel contacten met lagere overheden: provincies, gemeenten en waterschappen. Ik denk dat door deze manier van optreden, door de gedegen kwaliteit van het werk, dat onder andere uit de uitgegeven literatuur en het kwartaalblad Natuurbehoud blijkt, en door het beheer van bijzondere waardevolle gebieden, Natuurmonumenten een vereniging is die onze sympathie waard is.

Zeehonden

Dezelfde sympathie is naar mijn idee gerechtvaardigd voor de vereniging die zich onder het motto "Wees Wijs met de Waddenzee" al twintig jaar inzet voor het behoud van dat gebied: de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee. De vereniging bestaat sinds 1965 en zet zich, gesteund door ruim 35.000 leden, in voor het behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het Waddengebied. Dat zorg voor het Waddengebied niet overbodig is, blijkt denk ik alleen al uit de zeehondenstand: zwommen er in de jaren '50 nog zo'n 2500 in de Waddenzee, nu zijn het er nog krap 700. Kennelijk is hun voedsel (vis) en totale leefmilieu zodanig aangetast dat deze laatste zeezoogdierensoort, in onze wateren, nauwelijks schijnt te kunnen overleven. Naast het voorkomen van schadelijke effecten probeert de vereniging met het project Werk aan de Wadden ook een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van het gebied. Door middel van dit project wordt mens- en milieuvriendelijke werkgelegenheid in het gebied gestimuleerd. In een kwartaalblad, het Waddenbulletin, houdt men de leden op de hoogte van de ontwikkelingen in één van de laatste grote natuurgebieden in West-Europa, die tot op heden redelijk voor schadelijk menselijk ingrijpen gespaard zijn gebleven.

Tot Zijn eer

Als we over het milieu praten, dan hebben we het over de schepping, Gods schepping dus. Wij mensen hebben daarover het rentmeesterschap uit Zijn hand ontvangen. Dat houdt dus in dat wij met de schepping maar niet kunnen doen of laten wat wij willen. Als we roofbouw op grond- en delfstoffen plegen, als we haast onbeperkt afval lozen, dan vullen we het rentmeesterschap verkeerd in. Wie zich de vernietigende gevolgen daarvan even indenkt, moet toch tot de conclusie komen dat dat nooit Gods bedoeling met Zijn scheppingswerk geweest kan zijn. Dan gebruiken we -of moeten we zeggen: misbruiken we?- de schepping in dienst van onszelf. Ook hierin blijkt onze ongehoorzaamheid aan God. Terwijl we de schepping zouden moeten gebruiken tot meerdere eer van Hem, laten we alles om onszelf draaien. In plaats van rentmeester willen we eigen baas zijn. En dan ben ik terug bij de doelstelling van Greenpeace. Je begrijpt al wat ik zeggen wil natuurlijk. "Groene vrede", hoe mooi ook, moet dus niet het doel zijn met het milieu, de schepping. Het werkelijke doel vinden we overigens bij geen enkele milieubeschermende vereniging of stichting terug. Dat hoeft echter niet te betekenen dat ze op grond hiervan "geen bestaansrecht" zouden hebben. Het goede werk dat door vele deskundigen binnen meerdere verenigingen/stichtingen verricht wordt, bewijst het tegendeel.

(overgenomen uit Daniël)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

Mivo +12 | 30 Pagina's

Over de schepping gesproken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1987

Mivo +12 | 30 Pagina's