JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Vertelschets + 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vertelschets + 12

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de velden van Efratha, de velden die om het stadje Bethlehem liggen, zit een jongen. Om hem heen lopen en liggen schapen. Het zijn de schapen van zijn vader Isaï, die in Bethlehem woont. Isaï komt uit de stam van Juda. David, want zo heet die jongen, is zijn jongste zoon; hij past BI op de schapen. Dat is verantwoordelijk werk.

1 s Morgens gaat David al vroeg naar de schaapskooi om de schapen te roepen. Aan zijn stem herkennen ze hun meester en zo komen ze allemaal naar deur. Ze lopen achter David aan. Hij gaat voorop, op zoek naar naar weiden, waar de schapen kunnen eten, maar ook op zoek naar water.

Zulke grazige weiden en stille wateren zijn er in het land Kanaan echter niet zo veel; David moet dus goed zoeken. Daarbij komt ook nog, dat de weg niet altijd even gemakkelijk is, ja, soms is er zelfs niet eens een weg, dan baant hij zich met zijn herdersstaf een weg. -Verder zijn er wilde dieren, die de schapen willen verscheuren. Daartegen moet hij ze beschermen; daar om heeft David ook een stok bij zich. En tenslot te zijn de schapen niet altijd even gewillig.

Vaak kiezen ze een eigen weg, dan lopen ze bij de herder en de kudde vandaan. David moest ze dan weer terughalen met zijn staf of zijn slin-Bla ger. Nee, schapen hoeden is geen gemakkelijk werk.

B2 Nu is het echter rustig. De schapen zijn rustig aan het grazen en ook David kan even rusten.

Toch rust David op een B3 heel eigen manier. Kijk, hij heeft zijn harp gepakt . Dat was een instru ment met twee opstaande "armen", waartussen een verbindingsbalkje zit.

Daaraan werden de snaren van gedroogde schapendarm vastgemaakt.

Zacht tokkelen zijn vingers over de snaren. Er klinkt muziek. Maar luister, je hoort nog meer.

David spéélt niet alleen, nee, hij zingt er ook bij. "De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk" (of, zoals wij het zingen: "Het ruime hemelrond vertelt met blijde mond Gods eer en heerli jkhied"). David zingt een psalm tot eer van de Heere.

Nee, hij zingt niet over wat hij gedaan heeft, hij zingt niet over de leeuw en de beer, die hij eens verslagen heeft, maar David zingt over de Heere. In alle dingen ziet David Gods hand. Kijkt hij naar zijn schapen en denkt hij aan het werk dat hij als herder doet, dan denkt hij aan de Heere. De Heere is ook een Herder, ja, de beste Herder. De Heere heeft ook schapen, dat is Zijn volk en David mag het weten en hij zingt het ook: "De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken". David maakt muziek tot eer van de Heere. Maak jij zo ook muziek?

Als jij muziek maakt, doe je het dan ook tot eer van de Heere. Als jij zingt, eer je dan de Heere, Die jou gemaakt heeft en nog steeds voor je zorgt? Of bedoel je alleen jezelf? Dan eer je niet de Heere, maar jezelf, ja, dan eer je de duivel. Wat is dat erg, want de Heere is het zo waard, dat we leven tot eer van Hem, dat we werken tot eer van Hem, maar dat we ook muziek maken tot eer van Hem. David heeft niet alleen bij zijn schapen muziek gemaakt, maar hij heeft ook voor koning Saul op zijn harp gespeeld. Saul, de koning van Israël, had een boze geest, die hem verschrikte. Daarom heeft hij zijn knechten opdracht gegeven iemand voor hem te zoeken, die goed op de harp kan spelen. De knechten zijn gehoorzaam geweest en zo hebben ze David bij de koning gebracht. Als die boze geest Saul verschrikte, nam David zijn harp en speelde erop, en dan werd het beter met de koning. De Heere gebruikte het harpspel van David om de boze geest te verjagen. Het spelen van David was voor Saul een verademing. Hij luisterde er graag naar en hij werd er rustig door.

Heb jij ook wel eens gemerkt, dat muziek je altijd wat doet? Wat gebeurt er met jou als je naar muziek luistert? Word je er ook rustig door? Of word je juist onrustig door het opzwepende ritme?

Later is David koning geworden over het volk van Israël. Ook toen maakte hij nog muziek. De tekst B5 van de liederen schreef hij op en hij gaf ze aan de Levieten in de tempel. De zangers onder de B6 Levieten leerden die liederen van de opperzangmeester. Als het volk van Israël in de tempel kwam, hoorde het die liederen ook. In die liederen had David altijd de Heere voor ogen.

en jij? Wie heb jij op het oog als je zingt of muziek-maakt? Gaat het jou erom, dat de Heere erdoor geëerd zal worden? Of gaat het je om jezelf? Wat de mensen ervan zullen zeggen, dat jij zo mooi gezongen of gespeeld hebt?.

B4 In de Bijbel is zelfs een heel boek, waarin alleen maar liederen staan. Dat is het boek Psalmen. Veel van die psalmen zijn door David gedicht. Ook wij zingen die psalmen nog steeds. Maar niet alleen in het boek der Psalmen staan liederen. Door de hele Bijbel door kom je liederen tegen.

B7 Ja, al in het begin van de Bijbel, wordt er over iemand gesproken, die muziek maakt. Het is één van de nakomelingen van Kaïn, de zoon van Adam en Eva. Die man heette Lamech. Lamech was door de Heere rijk gezegend, maar Lamech zag er Gods hand niet in. Hoe is het met jou? Heb jij al eens mogen zien, dat het de Heere is, Die je alles geeft, wat je nodig hebt? Lamech had drie zonen en alle drie waren het uitvinders.

A5 De derde zoon, Jubal, was "de vader van allen, die harpen en orgelen handelden". Die zoon was dus, zouden wij zeggen, "instrumentenmaker". Hij maakte orgels en harpen. Bij harpen en orgels moet je natuurlijk niet denken aan de instrumenten, die wij nu hebben; ze waren heel eenvoudig. Maar je kon er wel muziek mee maken. En dat gebeurde dan ook in de tent van Lamech. Ook Lamech deed er aan mee. Op een dag riep hij zijn vrouwen. Ze moesten eens naar hem luisteren. Lamech zou ze eens iets vertellen Luister maar: Hoort mijn stem, gij vrouwen van A6 Lamech! Neemt ter ore mijn rede! Voorwaar ik sloeg wel een man dood om mijn wonde en een jongeling om mijn buile. Want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventig maal zevenmaal. Zo zingt Lamech. over wie? Over zichzelf. Lamech denkt, dat nu zijn zonen zulke grote uitvindingen gedaan hebben, er nu niemand meer is, die hem iets zal kunnen doen. Lamech zingt, maar niet tot eervan de Heere.

Lamech zingt, maar niet tot eervan de Heere. Hij zingt tot zijn eigen eer. Zing jij zó?

Hij zingt tot zijn eigen eer. Zing jij zó?

Maak jij zó muziek?

Lamech bant de Heere uit zijn leven. Hij zet zichzelf op de troon. Leef jij zó?

Is Lamechs muziek ook jouw muziek? Luister je misschien daar naar? Naar mensen, die zichzelf vereren. Die zingen om zich uit te leven? die zingen tot eer van de duivel? Wat ben je dan arm, wat ben je dan ongelukkig! Vraag aan de Heere of Hij je wil leren zingen tot Zijn eer.

David en Lamech hebben hier op aarde allebei gezongen; ze zijn allebei gestorven. Toen kwam er aan hun leven een eind, toen zweeg hun stem hier op aarde. Maar wat was er een groot verschil...... Johannes heeft, toen hij op het eiland Patmos was, dat verschil gezien. De Heere toonde hem de toekomst van alle zangers en zangeressen, die hier gezongen hadden, zoals Lamech.

Maar het was een verschrikkelijke toekomst.

B8 Johannes moest van hem schrijven, dat de stem van de citerspelers en van de zangers en van de fluiters en de bazuinen niet meer gehoord zal worden (Openb. 18:22). Het zal stil worden.

Aan dat zingen en aan dat muziekmaken komt voorgoed een eind.

Wat een verschil dan met hen, die hier leerden zingen en muziek maken tot eer van de Heere.

Want ook hun toekomst liet de Heere Johannes zien. Het was een heerlijke, een zalige toekomst.

Johannes zag ze staan voor de troon van het Lam en weet je hoe hij ze zag? Ze zongen! Ze zongen A7 het gezang van Mozes, die dienstknecht Gods, en het gezang des Lams (Openb. 15:3). Nee, aan hun zingen komt nooit meer een eind. en wat zongen ze? Groot en wonderlijk zijn Uwe werken Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen! Zij zongen tot eer van de Heere en dat voor eeuwig, zonder zonde!

Bij wie hoor jij? Heb je nog nooit gezongen tot eer van de Heere? Wat ben je dan ongelukkig.

Vraag aan de Heere of Hij ook jou dat nieuwe gezang wil leren. Of Hij je wil leren zingen tot eer van hem. Want daartoe schiep de Heere ons, jou en mij, opdat we zouden leven tot Zijn eer, opdat we Zijn lof zouden verkondigen.

Gods vglk mag straks voor eeuwig de Heere gaan loven en prijzen, en dat zonder zonde. Eenmaal zal het waar worden:

Dan wordt Mijn Naam met lofgejuich geprezen dan zullen daar de blijde zangers staan de speeliên op de harp en cimbel slaan en binnen u al mijn fonteinen wezen

(Ps. 87:5)

Zul jij daar ook bij staan?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

Mivo -16 | 52 Pagina's

Vertelschets + 12

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

Mivo -16 | 52 Pagina's