C Aantekeningen Bij De Tekst
Matth. 21:33 Een tuin = een omheining, heg of muur.
21:42 De steen die de bouwlieden verworpen hebben.
Deze steen is Christus.
De bouwlieden zijn hier de overpriesters en Farizeeƫn .
Hoofd des hoeks = een uiterste hoeksteen. Op deze hoeksteen worden twee muren aan elkaar gehecht. Zo wordt ook de gemeente uit Joden en heidenen bijeengebracht.
21:44 Wie op deze steen valt = wie Hem veracht of ongelovig is.
Op wie hij valt dien zal hij vermorzelen = die onder Zijn oordeel valt of onder zijn straf die zal Hij zo klein verbrijzelen, dat er niets dan gruis overblijft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984
Mivo -16 | 28 Pagina's