JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De roeping van Gideon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping van Gideon

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelschets


Lezen: Richteren 6 vers 11-24

Zingen:
Psalm 2 : 5 en 6
Psalm 18 : 8, 9, 12 en 14
Psalm 46 : 4 en 6
Psalm 75 : 1 en 6
Psalm 108 : 1. 3 en 7

Kerntekst: Toen keerde zich de Heere tot hem, en zeide: "Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?" (Richteren 6 : 14)


Op het land van Joas, de dorpsoverste, staat een eikenboom. Zachtjes ruisen de bladeren in de wind. Naast de eikenboom staat een wijnpersbak. Daar worden druiven in geperst. Van het sap dat eruit komt, wordt wijn gemaakt. Maar vandaag worden er geen druiven geperst. Toch klinkt er wel geluid bij de wijnpersbak. Klop..., klop..., klop... Wat zou dat zijn?
Er staat een man in de wijnpersbak. Het is Gideon, de zoon van Joas. Gideon staat midden in een hoop korenaren. Hij heeft een lange stok in zijn hand. Aan die stok is nog een kort, breed stuk hout vastgemaakt. Gideon tilt de lange stok op en laat hem neerkomen... klop! Het brede, korte stuk hout ploft op de korenaren. De aren springen open, er komen graankorrels uitgerold. Het stof en kaf van de korenaren waaien omhoog.
Wat raar dat Gideon hier graankorrels uit de korenaren slaat! Want dorsen, dat gebeurt toch op de dorsvloer? Op een hoge plaats, zodat het kaf en stof kan wegwaaien? In de wijnpersbak waait het stof helemaal niet goed weg! En trouwens, waarom kijkt Gideon zo bezorgd om zich heen? Gideon houdt even op met het slaan. Is er niemand die hem hier hoort? Niemand die merkt dat hij hier koren staat te dorsen? Want als de Midianieten het te weten komen! Elk jaar, als het koren rijp is om geoogst te worden, komen de Midianieten. En alles, alles nemen ze mee. Niet alleen het rijpe graan. Ook het vee: koeien, schapen, geiten. En alles wat ze niet mee kunnen nemen steken ze in brand. Wat gemeen! Wat heeft het volk Israël daar een verdriet van! Al zeven jaar lang! Gideon zucht ervan.
De mensen in Israël zijn er boos en bang van. En toch..., Gideon weet dat het hun eigen schuld is. Eigen schuld dat elk jaar weer die mooie oogst en zoveel dieren worden weggeroofd. Want Israël heeft God verlaten. Het volk heeft eigen goden gemaakt van hout en van steen. Daar zijn ze voor gaan knielen. Daar zijn ze voor gaan bidden. Alsof de Heere niet meer bestaat. Alsof de Heere hen nooit uit Egypte heeft weggehaald. Alsof de Heere hen nooit door de woestijn naar het beloofde land heeft gebracht.
Gideon ziet het in zijn eigen familie. Bij zijn vader Joas op het land staat ook een altaar voor Baäl met een afgodsbeeld erbij. Daar worden offers gebracht. Toch kunnen de afgoden er niet voor zorgen dat de Midianieten wegblijven. Ze kunnen er ook niet voor zorgen dat het koren op tijd verstopt wordt.

Kijk, Gideon is weer verder gegaan met dorsen. Op en neergaat de dorsstok. Graankorrels rollen over de grond. Opeens ziet Gideon een Man naast zich staan. Gideon kent hem niet. Hij denkt dat het een vreemdeling is. Hij schrikt ervan! Maar de Man zegt: "De Heere is met u, gij, strijdbare held!" Wat is dat nou? De Heere is met hem, met Gideon? Dat is een blijde boodschap! "Ach," zegt Gideon, "de Heere met ons? Maar waarom gebeuren er dan zulke erge dingen in ons land? Van onze vaders heb ik gehoord hoe de Heere hen bevrijd heeft uit Egypte en hoe Hij hen door de woestijn heeft gebracht naar het beloofde land. Ja, toen was de Heere met ons! Maar nu, nu heeft de Heere ons verlaten! De Midianieten zijn ons nu de baas!" Gideon kijkt naar de Man die bij hem staat. Wat een bijzonder moment is dat daar in die wijnpersbak! Gideon weet het niet, maar de Man die met hem spreekt is een Engel van de Heere. Dat is de Heere Jezus. De Zoon van God, Die hier als Boodschapper naar de aarde is gekomen. Hij is gekomen om het volk van Israël te helpen! En... daar wil Hij Gideon bij gebruiken. Gideon mag de redder van het volk worden. Want dat zegt de Engel: "Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?"
Gideon denkt: Wat? Ik het volk van Israël redden? Weet die Man wel wie ik ben? Ik ben Gideon maar. De jongste van een arme familie!
En dan zegt de Engel weer tegen hem: "Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten slaan."
Gideon weet nog niet dat de Man die tot hem spreekt, de Engel van God is. En hij begrijpt ook niet wat de Engel tot hem zegt. Toch... hij gelooft wel dat de Man door de Heere gestuurd is om met hem te spreken. En Hij gelooft ook dat het waar is wat de Man zegt.
Misschien denk je: stel je voor dat de Heere nu ook nog een engel naar de aarde zou sturen om tot de mensen te spreken! Maar weetje, al stuurt de Heere nu geen engelen, Hij stuurt wel boodschappers! Denk eens goed na, wie zijn die boodschappers? De Heere wil hen gebruiken om ons te vertellen dat we zondige mensen zijn en dat we vergeving van onze zonden nodig hebben.
Gideon wil de Man die tegen hem gesproken heeft, een geschenk geven. "Wacht hier bij de eikenboom," zegt hij, "dan haal ik een geschenk voor u." Gideon slacht snel een geitenbokje uit de kudde. Hij braadt het vlees en bakt er ook wat koeken bij. Dan neemt hij een pot. Daar doet hij saus in voor het vlees. Daarna neemt hij alles mee naar de Man onder de eikenboom. De Man zegt tegen hem: "Neem het vlees en de koeken en leg ze op de rots. Giet de saus eroverheen." Als Gideon dat gedaan heeft, neemt de Engel zijn staf. Met de punt ervan raakt hij het vlees en de koeken aan. En kijk eens wat er gebeurt! Plotseling komt er een fel vuur uit de rots. Het vuur verbrandt het vlees met de saus en de koeken! En als Gideon opkijkt... is de Engel weg! Gideon schrikt heel erg. Opeens weet hij dat de Man geen gewone Man was! En het was ook geen profeet! Nee, het was een Engel van de Heere! O, denkt Gideon, nu zal ik vast moeten sterven. Want ik, zondige Gideon, heb de heilige Engel van de Heere gezien! Maar als Gideon dat tegen de Heere zegt, antwoordt de Heere hem: "Vrede zij u, vrees niet, gij zult niet sterven."
Zie je die bange Gideon staan? O, wat is hij geschrokken! Maar de Heere zegt: "Vrede zij u!" Als de Heere mensen vrede geeft, dan geeft Hij echte vrede. Dat betekent niet dat zij nooit meer bang zullen zijn. Of dat ze nooit meer verdriet zullen hebben. Nee, de vrede van de Heere, die geeft Hij mensen in hun hart. Al kunnen ze dan soms bang of verdrietig zijn, dan weten ze toch in hun hart: de Heere kent mij! Hij wil mij helpen, Hij is bij mij, al is alles nog zo moeilijk.

De Heere zegt nog meer tegen Gideon: "Vreest niet." Gideon was bang. Hij dacht nu moet ik sterven, dat heb ik verdiend. Gideon wist ik doe altijd zoveel verkeerde dingen, ik kan de Heere niet ontmoeten! Wat erg!
Wie kan er wel sterven? Kunnen wij de Heere wel ontmoeten? Nee, dat kunnen we niet. Toch zegt de Heere tegen Gideon: "Vreest niet'. Weet je hoe dat komt? De Heere had zijn zonden vergeven. Daarom hoefde Gideon niet bang te zijn. Daarom hoefde hij niet te vrezen. Misschien denk je wel eens: en ik, als ik moet sterven? Misschien schrik je er ook wel van als je er aan denkt, net als Gideon. Vraag maar aan de Heere of Hij je zonden wil vergeven, zodat je ook vrede met de Heere mag krijgen. Dan hoefje niet te vrezen, net als Gideon.
Gideon kijkt naar het koren in de wijnpersbak. Daar liggen de graankorrels. Daar ligt zijn dorsstok. Daar waait wat stof en kaf omhoog. Gaat Gideon weer verder met het slaan op de korenaren? Nee, hij kijkt om zich heen. Hij bukt zich. Hij pakt een grote steen. En nog één. En nog één. Hij legt ze bij elkaar en stapelt ze op. Gideon bouwt een altaar voor de Heere. Als de rook omhoog kringelt naar de hemel weet Gideon dat hoog, hoog daarboven de Heere in de hemel woont. De Heere die hem vrede heeft gegeven. De Heere Die hem heeft geroepen om Israël te verlossen van de Midianieten.
Dan wordt het nacht in Israël. Het is ook stil en donker op het land van Joas. De meeste mensen slapen. Gideon niet. De Heere heeft tegen hem gezegd: "Sta op en neem de tweede stier van uw vader. Ga die voor mij offeren. Op de plaats waar nu het altaar staat. Dat moet je afbreken en ook het afgodsbeeld dat erbij staat. Gebruik dat als hout voor het offer."
Zo gaat Gideon in de nacht met tien knechten zachtjes het huis uit. Terwijl de mensen slapen, maken ze het beeld en het altaar kapot. Een nieuw altaar wordt gebouwd. Geen altaar voor een afgod. Nee, een altaar voor de Heere God! Maar de volgende morgen, wat een schrik in het dorp! "Heb je het al gezien," zeggen de mensen tegen elkaar, "het altaar van Baäl is vannacht kapot gemaakt en ook het het beeld is gekapt! Wat erg, wat zal Baäl boos zijn! Degenen die dit gedaan hebben, moeten zeker gedood worden!" Dan komen de mensen erachter dat Gideon het gedaan heeft. Boos komen ze naar zijn vader toe. En ze zeggen: "Jouw zoon moet sterven!" Maar Joas schudt zijn hoofd. "Nee," zegt hij, "nee, dat zal niet gebeuren." Want Joas wil niet meer voor Baäl strijden. De Heere heeft Gideon gebruikt om Joas te laten zien dat knielen voor Baäl zonde is. Joas zegt "Als Baäl dan god is, moet hij zelf mijn zoon Gideon maar straffen."

Maar er gebeurt niets. Gideon wordt niet gedood. Baäl is geen god. Hij kan Gideon niets doen. Want de Heere zorgt voor Gideon. Hij geeft Zijn Geest aan hem. Nu krijgt Gideon moed om de Midianieten te gaan verjagen. Hij neemt een bazuin in zijn hand. Ver en lang klinkt het geschal. En door het hele land wordt het nieuws door boden rondgebazuind: "Luister goed, Gideon verzamelt een leger. Hij wii de Midianieten gaan verjagen!" Van alle kanten komen er sterke mannen naar hem toe om hem te helpen.
Daar staat die dappere Gideon. Trots en blij? Kijk eens goed naar hem. Zijn lippen bewegen. "Heere, als U wilt, dat Israël door mijn hand verlost wordt, zoals U hebt beloofd, wilt U mij dan nog een teken geven?"
Gideon heeft een schapenvacht in zijn handen. Hij legt de vacht 's avonds bulten op het gras. "Heere, als morgen deze vacht helemaal nat is van de dauw terwijl de rest van het land droog Is, Heere, dan zal ik weten dat U Israël door mijn hand zult verlossen."
Wat gebeurt er de volgende morgen? Kijk eens naar het gras, voel eens met je hand, Gideon! Droog! En op de blaadjes van de struiken? Droog. Dan voelt Gideon aan de vacht. Nat! Hij neemt de vacht op en knijpt hem uit boven een schaal. De schaal komt vol met water!
Nu weet Gideon toch wel dat de Heere met hem is. Nu hoeft Gideon toch niet meer te twijfelen? Nee, hij twijfelt ook niet aan de Heere. Gideon twijfelt wel aan zichzelf. "Zou ik het echt wel kunnen?" denkt hij. "Zou de Heere mij echt willen gebruiken om de Midianieten weg te jagen?"
Gideon weet het wel: alleen de Heere kan zijn geloof sterker maken. Daarom vraagt Hij nog een teken. "Heere, wilt U toch niet boos op mij zijn. Maar wilt U mij nog een teken geven. Wilt U geven dat de schapenvacht vannacht droog zal blijven, terwijl het land nat is van de dauw?

Als Gideon de volgende morgen buiten komt, ziet hij dat het gras glinstert van het vocht. Ook op de blaadjes liggen allemaal kleine druppeltjes. Dan pakt hij de schapenvacht. Die voelt droog aan.
Gideon knijpt erin en wringt hem uit. Niets! Geen druppeltje water komt eruit. Zo laat de Heere Gideon zien dat Hij met hem is. Zo laat de Heere Gideon zien dat Hij hem wil gebruiken om de Midianieten te verjagen!
Daar staat Gideon met de droge schapevacht in zijn handen. Het teken dat de Heere hem heeft gezonden. Hij zal Israël uit de hand van de Midianieten verlossen. Gideon voelt zich klein.
Maar hij weet, ik heb een grote God! En die grote God zal mij zeker helpen!

En jij? Voel je je klein, net als Gideon? Zou je ook zo graag een teken krijgen dat de Heere voor je wil zorgen? Maar je hebt ook een teken. Je kunt het niet zien. Je hebt het als klein kind gekregen. Wat dat voor teken is? Je bent gedoopt! Bij de doop heeft de Heere tegen jou gezegd: Jij bent zondig en zwak, Ik ben genadig en sterk. De kracht van Mijn Geest kan je bekeren. Dán zul je leven in Mijn kracht. "Zoek door gebed met ernst Mijn Aangezicht!" Gideon zocht de Heere. En jij?

Aantekeningen bij de tekst 

Vers 11 Een Engel: De Zoon van God.
Joas: Een dorpsoudste, die rechtspreekt.
De Abi-Ezriet: Een geslacht in de stam van Manasse.
Bij de pers: Niet op de gebruikelijke dorsvloer, wegens het gevaar van een overval.
Om die te vluchten: Om ze snel in veiligheid te kunnen brengen.
Vers 12 Gij strijdbare held: Dat zal de Heere hem maken.
Vers 13 Och mijn heer: Een burgerlijke aanspraak, Gideon weet nog niet dat Hij met God spreekt.
Vers 14 heb Ik u niet gezonden?: Is dat niet voldoende, in Mijn Naam te gaan?
Vers 15 mijn duizend: Mijn geslacht, de stammen zijn in duizendtallen verdeeld.
Vers 17 een teken: Van zijn roeping. Gideon wil ervan verzekerd zijn dat God hem hiertoe roept.
Vers 22 Ach Heere, Heere!: Gideon denkt dat God verschijnt om hem te doden.
Vers 24 Toen bouwde Gideon een altaar: Als aandenken.
De Heere is vrede: Hij geeft vrede.

Achtergrondinformatie

DORSEN
Het dorsen van graan gebeurt op een gemeenschappelijke dorsvloer met een dorsslede. Kleinere hoeveelheden worden met een stok of dorsvlegel geslagen, zodat kaf en korrel gescheiden worden.

EFA
Een efa is 22 liter.

DUIZEND
In de woestijn stelt Mozes oversten over duizend aan om het volk te richten. De stammen worden onderverdeeld in genoemd aantal. Daarbij wordt rekening gehouden met de geslachten. 'Duizend' wordt synoniem met 'geslacht'. Als een geslacht minder dan duizend mensen telt spreekt men van 'een kleine duizend'. Een geslacht kan ook enkele duizenden tellen, men spreekt dan van 'een grote duizend'.

DAUW
De dauw valt van mei tot oktober en zorgt in deze droge maanden voor voldoende vocht voor de plantengroei. De dauw in het oosten is veel 'natter' dan onze dauw.

Antwoorden bij het ledenblad 

Weet je het nog

1. Midianieten
2. Joas
3. Zodat de Midianieten het niet zouden zien en zijn koren zouden wegroven.
4. Als de Heere bij ons is, waarom gebeuren dan al deze erge dingen?
5. De Man raakte het eten aan met zijn staf, toen kwam er vuur uit de rots dat het eten verbrandde.
6. Het eten dat verbrand werd door vuur uit de rots. De natte schapevacht op de droge aarde. De droge schapevacht op de natte aarde.

Om over te praten

VRAAG 1
a. Zij werden armer en armer door de Mldianieten die hun oogst en hun vee elk jaar kwamen wegroven.
b. De Heere stuurde een man die een profeet was.
c. De profeet gaf aan dat het volk van Israël God ongehoorzaam was geweest. In tegenstelling tot wat Hij hen opgedragen had, waren zij wel de afgoden gaan dienen en hadden hun vertrouwen niet op God gesteld.

VRAAG 2
a. Als mensen goed in de problemen zitten en niet meer weten hoe alles verder moet, gaan zij bidden om hulp. Zo bad het volk van Israël wel uit nood tot God om hulp maar niet uit het rechte schuldbesef.
b. Nood uit recht schuldbesef leert werkelijk bidden. Het zou ieders nood moeten zijn dat wij zondig en ellendig voor God zijn.
c. HC Zondag 45, vraag 117. Wat behoort tot zulk een gebed dat God aangenaam is en van Hem verhoord wordt? (...) dat wij onze nood en ellendigheid recht en grondig kennen, opdat wij ons voor het Aangezicht Zijner Majesteit verootmoedigen. Naar de kinderen toe verduidelijken: bidden om vergeving van onze zonden, heel concreet wat we die dag verkeerd hebben gedaan en dat we met God zo vaak geen rekening houden in ons leven. Ootmoedig: beseffen dat we geen vergeving verdiend hebben, maar daar toch eerbiedig om vragen omdat Christus de straf aan het kruis heeft willen dragen.

VRAAG 3
a. De bede "Geef ons heden ons dagelijks brood" uit het 'Onze Vader".
b. De Heere Jezus. Zie Mattheüs 6.
c. Het gaat in deze bede niet alleen om het vragen van ons dagelijkse eten en drinken. Het gaat er ook om dat wij Gods zegen vragen in alles wat wij doen (school, werk, spelen, praten). Bovendien dat wij leren ons vertrouwen niet op andere mensen te stellen of onszelf, maar dat wij ons vertrouwen alleen op God zouden stellen.
d. Gldeon moest ook leren dat hij zijn vertrouwen niet op zichzelf stelde maar alleen op God. Gideon wist dat hij dit alleen van God kon leren. Hij vroeg daarom een teken en kreeg dat ook!

VRAAG 4
a. De Zoon van God, Die als Boodschapper naar de aarde was gekomen.
b. Een gewone man of een profeet. Gideon geloofde wel dat de Man door God gestuurd was, al wist hij niet dat het de Engel van God was.
c. Ja! Te denken valt aan dominees, ambtsdragers en allen die Gods Woord vertellen. Zij roepen allemaal op tot bekering. Het belijden van onze zonden aan God en het stellen van ons leven in Gods dienst en tot Gods eer.

Puzzelen maar!
Dienst van Baäl                         Dienst van God
ongehoorzaam                            Maakt gelukkig
afgod                                              Hij hoort je altijd
houten en stenen beelden       geen beeld van maken
hij hoort je niet                            de enige God
maakt ongelukkig                      gehoorzaam

Vul de klinkers in!
"Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israël uit der Midlanleten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden?"
Deze tekst staat in Richteren 6 vers 14.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's

De roeping van Gideon

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2008

Mivo -12 | 23 Pagina's