JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Maarten Luther

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maarten Luther

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lezen: Handelingen 16: 25-34Romeinen 4: 3-5Romeinen 1: 17Zingen: Psalm 32: 1Psalm 119: 53 en 65Psalm 118: 3 en 8Psalm 91: 1 en 5Kerntekst:"Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden" (Handelingen 16: 30b en 31a).

Het is 10 november 1483. Alle mensen in Eisleben slapen, want het is al bijna twaalf uur 's nachts. Maar op de boerderij van Hans Luther brandt nog licht. Geen wonder ook, want er is net een babytje geboren, een jongetje. Snel wordt het kind gewassen en dan in z'n wiegje gelegd. Dan wordt het stil op de boerderij van Hans Luther. Vader Hans heeft morgen weer een daikke dag voor de boeg.

Het werk op de boerderij moet gedaan worden en ook moet hij het babytje laten dopen. Dit moet zo snel mogelijk gedaan worden. Daarom gaat vader Hans Luther de volgende dag al naar de kerk. Daar, in de kerk van Eisleben, zal zijn zoon gedoopt worden.

Het is dan 11 november, de feestdag van Sint Maarten. Die is zo genoemd naar de roomse heilige, Martinus. Daarom geeft vader Hans Luther zijn pasgeboren jongen bij de doop de naam van Maarten.

Hij is nog geen jaar oud als de hele familie naar Mansfeld verhuist. Vader Luther blijfl geen boer, maar gaat in de kopermijnen werken; hij wordt mijnwerker. Het werk gaat zo goed, dat hij al snel een paar smeltovens kan huren, die bij de mijn horen. Vader Luther moet zelfs een paar mensen in dienst gaan nemen, die voor hem werken. Hij wordt een belangrijke man in het plaatsje Mansfeld.

Als Maarten zeven jaar is, gaat hij voor het eerst naar school. Hij gaat naar de kleine "Latijnse school" in Mansfeld, waar hij tot zijn veertiende jaar blijft. Op school leert hij lezen en schrijven. Ook leert hij er vloeiend Latijn spreken, wat heel belangrijk is, om een "goede" baan te krijgen. Hier in Mansfeld leert Maarten ook de Tien Geboden en de Geloofsbelijdenis uit zijn hoofd. Die moet hij op school voor de meester omzeggen. Als je je vergist, of vergeet in het Latijn te spreken, dan word je gestraft met de stok. Het is wel eens voorgekomen dat Maarten op één morgen vijftien keer met de stok kreeg.

Als Maarten veertien jaar is, gaat hij naar een hogere school. Die school is in de stad Maagdenburg. Maar Maagdenburg ligt een heel eind bij Mansfeld vandaan. Maarten kan niet iedere dag naar huis. Daarom moet hij in Maagdenburg bij iemand anders wonen. Op deze school leert Maarten goed zingen en moet hij meezingen in het schoolkoor. Ook zingt hij regelmatig mee tijdens een kerkdienst. Tijdens zo'n dienst zingen de kerkmensen zelf niet, maar luisteren ze naar een koor, dat voor hen zingt. De liederen, gebeden en bijbellezingen zijn allemaal in het Latijn. De meeste mensen kennen die taal echter niet...

Maarten is in Maagdenburg maar één jaar op school geweest.

Als hij vijftien jaar is, gaat hij naar zijn derde school. Deze school staat in Eisenach. Hier blijft hij twee jaar. "Dit is de prettigste school van allemaal" vertelt hij later. Het is een gelukkige tijd voor Maarten. Ook nu woont hij niet thuis.

Maarten gaat vaak met een stel jongens het stadje door om wat geld te verdienen. Ze gaan dan voor een huis zingen en hopen zo van de mensen geld of eten te krijgen.

Zo komt Maarten ook een keer bij het huis van Frau Ursula. Als zij Maarten hoort zingen, vindt zij dat zo mooi klinken, dat ze deze stem wel altijd in huis wil horen. Vandaar dat Maarten bij haar een kamer krijgt.

Eten doet Maarten bij haar broer. Dat is een rijke koopman. In ruil voor dat eten moet Maarten het zoontje van de koopman naar school brengen en weer ophalen. Ook helpt Maarten hem bij zijn huiswerk.

Als Maarten zeventien jaar is, stuurt zijn vader hem naar de universiteit van Erfurt. Hij moet rechten gaan studeren. Zijn vader wil dat hij belangrijk wordt. Maarten is een vrolijke student, maar toch.... Diep in zijn ziel knaagt een vreemde onrust. Hij is bang om te sterven. "Wat moet ik doen om zalig te worden?" Dat is de vraag die hem bezig houdt.

Het is een mooie zomerse dag in de maand juli. Maarten komt terug van een bezoek aan zijn ouders in Mansfeld. Het is warm en benauwd. Dan... Als Maarten bijna in Erfurt is, breekt er een hevig onweer los. O, wat is hij bang. Als de bliksem vlak bij hem inslaat, schreeuwt hij het uit: "Help mij, heilige Anna, ik zal monnik worden!" Zijn hevige angst voor Gods straf en de dood doet hem dit uitroepen. Hij denkt dat de Heere hem, als hij maar heiligt leeft, wel zalig zal maken. Hij houdt zich aan zijn belofte en enkele dagen daarna gaat hij de poort van het klooster van Erfurt binnen. Als zijn vader het hoort is hij erg boos. Maar er is niets meer aan te doen.

In het klooster leest Maarten veel in de Bijbel en in de boeken van Augustinus. Hij is erg bang om te sterven en voor God te moeten verschijnen. Ook hier houdt diezelfde vraag hem bezig: "Wat moet ik doen om zalig te worden?" Hij zou alles wel willen doen om bij de Heere in de hemel te mogen komen.

En hij dóet ook een heleboel. Soms bidt hij urenlang. Hele nachten blijft hij op om in de Bijbel te lezen. Soms eet hij dagen niet. Hij pijnigt zichzelf Maar wat hij ook doet, hij voelt dat de onrust blijft! Hij reist zelfs naar Rome. Daar gaat hij van de ene kerk naar de andere. Hij klimt er op z'n knieën de Pilatustrap op en bij iedere tree zegt hij het Onze Vader op. Maar... de onrust blijft...

Als Luther weer terug is uit Rome wordt hij overgeplaatst naar het klooster van Wittenberg. Door veel te studeren wordt hij doctor in de Godgeleerdheid. Dan wordt Maarten gevraagd om les te gaan geven aan studenten van de universiteit. Ook al moet hij nu studenten over de Bijbel gaan vertellen en is hij dagelijks daarmee bezig, de onrust blijft in zijn hart.

Totdat... de Heere zijn ogen opent. De Heere Jezus heeft alles volbracht. Het zijn niet de goede dingen van Maarten, die hem zalig kunnen maken, maar alleen het geloof in de Heere Jezus. "Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden". Dat geloof wordt Maarten geschonken. Wat een blijdschap komt er in zijn hart. Eindelijk heeft hij rust gevonden. Rust in de Heere Jezus Christus.

Hij gaat de Bijbel nu op een heel andere manier lezen. De Bijbel lijkt wel nieuw voor hem. Nu begrijpt hij pas echt wat er staat. Wat het betekent: "De rechtvaardige zal uit het geloof leven."

Ondertussen is Maarten van Erfurt naar Wittenberg verhuisd. Nu hij de Bijbel heel anders heeft leren lezen, wil hij dat ook aan zijn studenten vertellen. En dan beginnen de moeilijkheden voor hem. Maarten Luther merkt dat er in de kerk veel dingen gebeuren die niet met de Bijbel kloppen.

De Paus heeft gezegd: "Als je een bepaalde zonde hebt gedaan, dan moetje maar een aflaat kopen." Dat is een soort bewijs waarop staat datje zonden vergeven zijn. De mensen wordt wijs gemaakt dat niet God de zonden vergeeft, maar dat de Paus dat kan doen als je maar een aflaat koopt.

In Duitsland is een man, Tetzel, die op een handige manier de mensen probeert over te halen om aflaten te kopen, maar het is allemaal bedrog. Dat weet Maarten Luther nu. Hij besluit om hier iets tegen te doen.

Hij stuurt een lijst van 95 stellingen naar aartsbisschop Albert. In die 95 stellingen vertelt Maarten Luther wat er verkeerd aan de aflaten is. Ook neemt hij een tweede lijst met 95 stellingen en spijkert die op de deur van de kerk in Wittenberg. Dat gebeurde in die dagen wel meer. Maarten Luther wil met de andere professoren over de aflaten spreken. Deze 95 stellingen, die hij op 31 oktober 1517 op de deur van de slotkapel van Wittenberg spijkerde, zijn erg beroemd geworden. Zijn vrienden hebben ze al snel uit het Latijn in het Duits vertaald en in heel Duitsland rondgestuurd. Binnen een paar weken worden ze gelezen door iedereen die lezen kan. En veel mensen zijn het met Maarten Luther eens.

Ook de paus hoort wat Maarten Luther van de aflaten vindt. Hij merkt dat steeds meer mensen naar Marten Luther luisteren. Dan schrijft hij een dreigende brief. Als hij niet herroept wat hij ge-schreven heeft, wordt hij in de ban gedaan en als ketter vervloekt en veroordeeld. Wat moet Maarten Luther doen?

Het is 10 december 1520. Het is winter. Het heeft gesneeuwd in Wittenberg. Door de straten van de stad lopen veel mensen. Er zijn gewone burgers en kinderen, maar ook lopen er studenten van de universiteit en zelfs zijn er geleerde professoren. Ze gaan allemaal in de richting van de poort. Want buiten de poort... daar zal het gebeuren.

Kijk, even buiten de poort gaan ze in een grote kring om een stapel hout staan. Eén van de studenten, Johann Agricola. is druk in de weer om het hout aan te steken. Jawel, daar zijn de eerste vlammen zichtbaar. Al snel brandt het hout goed. Het is lekker warm. zon vuur in de winterse kou. Maar wat gaan ze nu doen'? In plaats van naar de vlammen te kijken en zich te warmen, gooien een paar studenten een heleboel boeken in de vlammen. Elke keer als er een stapel boeken in het vuur terecht komt, gaat er een luid gejuich op.

Waarom verbranden ze al die boeken? In die boeken staan de wetten van de kerk en de bevelen van de paus. Deze boeken zijn voor de studenten niets waard. Veel belangrijker is wat de Bijbel zegt. Niet wat de paus zegt, is waar, maar wat de Heere zegt in Zijn Woord. Weg met die boeken van de paus. Weg met die boeken over de aflaat. In het vuur ermee!

Kijk eens, nu komt er ook een professor naar het vuur toe lopen. Hij heeft een brief in zijn hand. Die professor is... Maarten Luther. De brief die hij in zijn handen heeft, is de brief van de paus waarin staat, dat hij vervloekt is als hij niet herroept wat hij geschreven heeft. En wat doet Maarten Luther? Hij gooit die brief in het vuur. De vlammen hebben het papier te pakken. Al snel is er van de brief niets meer over.

Maarten Luther geeft niets om de banbrief van de paus. De mensen moeten in de Heere Jezus geloven en niet doen wat de paus zegt. Als alles verbrand is, gaan de mensen weer naar hun huis. De paus hoort, wat Luther gedaan heeft.

De paus hoort, wat Luther gedaan heeft. Maar niet allen hij, ook de keizer komt het te weten. En ook hij gaat zich ermee bemoeien.

Een paar maanden na de verbranding moet Maarten Luther voor keizer Karei V verschijnen op de Rijksdag te Worms. Zijn vrienden waarschuwen hem om toch niet te gaan. Ze zijn bang dat hij onderweg gedood of gevangen genomen zal worden. Maar Maarten Luther antwoordt: "Al brandde er een vuur van Wittenberg tot Worms, al waren daar zoveel duivels als pannen op de daken, in 's Heeren naam ga ik erheen. Men kan mij verbranden, maar de Waarheid niet!" Hij weet dat hij alleen in de Heere Jezus Christus moet blijven geloven en op Hem alleen betrouwen.

In Worms verschijnt Luther voor de Keizer en voor veel machtige vorsten. Op een tafel ligt een stapel boeken. Het zijn de boeken die Luther geschreven heeft. Er worden hem twee vragen gesteld: "Hebt gij deze boeken geschreven?" "Ja" antwoord Luther. Maar de tweede vraag: "Wilt Gij nu alles terugnemen wat Gij in deze boeken gezegd hebt?" kan hij niet met "ja" beantwoorden.

Hij zegt dan: "Als ik niet uit de Bijbel overtuigd wordt, dat het verkeerd is wat ik geschreven heb, dan kan en wil ik dit niet herroepen. Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij. Amen." Luther mag de stad Worms nog verlaten, maar iedereen die hem daarna tegenkomt, mag hem ongestraft doden.

Als Luther op de terugreis door het donkere bos bij Eisenach rijdt, wordt zijn wagen overvallen. Een groep ruiters trekt hem uit zijn wagen. Hij wordt vastgebonden en op een paard meegevoerd naar het kasteel De Wartburg. Het zijn z'n vrienden die hem ontvoeren en hem verbergen voor zijn vijanden. Luther verkleedt zich als ridder. Hij laat zich "jonker George" noemen. Zo kan hij ongestoord en veilig werken aan het vertalen van de Bijbel. Dat is hard nodig, want de Bijbel was er alleen maar in het Latijn en niet in het Duits. De gewone mensen kenden geen Latijn en konden dus ook niet in de Bijbel lezen. Luther vertaalt de Bijbel daarom in het Duits.

De mensen in Wittenberg denken dat Luther dood is of op z'n minst gevangen is genomen door zijn vijanden. Ze zijn verdrietig.

Bijna een jaar blijft Luther op De Wartburg. Op een dag hoort Luther dat in Wittenberg de mensen zijn gaan roven, moorden en plunderen. Hij verlaat De Wartburg en keert naar Wittenberg terug. Hij houdt in die tijd wel acht preken tegen geweld en vernieling.

Pas in 1525, als Luther 41 jaar is, trouwt hij met Katharina van Bora. Een non, die het klooster verlaten heeft. Ze krijgen zes kinderen.

Elf jaar later, op 18 februari 1546 sterft Maarten Luther. Hij is op dat moment in zijn geboorteplaats Eisleben. Zijn laatste woorden zijn: "Gij hebt mij verlost, Gij God der waarheid."

Luther kon zichzelf niet verlossen. Ook niet met al zijn goede werken. Dat kon alleen de Heere doen. De Heere deed het ook. Hij verloste de onrustige Luther. Hij gaf antwoord op de vraag: "Wat moet ik doen om zalig te worden?"

Luther mocht leren, dat alleen het geloof in de Heere Jezus Christus redt van de dood. Dat wil de Heere ook jou leren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

Mivo -12 | 34 Pagina's

Maarten Luther

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

Mivo -12 | 34 Pagina's