JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 1b: Ik ben het Brood des levens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 1b: Ik ben het Brood des levens

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
In dit nummer van Kompas gaat het over twee ‘Ik ben…’ woorden van de Heere Jezus. De uitspraak ‘Ik ben het Brood des levens’ staat in Johannes 6. Dit is een lang hoofdstuk van in totaal 71 verzen, die nauw met elkaar samenhangen. Het is goed om de uitspraak van de Heere Jezus in de context van het hoofdstuk te lezen.
Het hoofdstuk is te lang om helemaal in één vertelling te verwerken. Ook de rede van de Heere Jezus, waarin Hij Zijn uitspraak ‘Ik ben het Brood des levens’ uitlegt, is lang en moeilijk voor kinderen. Daarom is ervoor gekozen om in de vertelling vooral de verzen 1-35 te behandelen en de nachtelijke gebeurtenis in vers 16-21 niet op te nemen. De verzen 36-58 komen globaal aan de orde en komen ook in de opdrachten terug.
Bij de vertelling is gekozen voor het perspectief vanuit een kind, de jongen met de vijf broden en de twee vissen. Omdat de stof aan de ene kant heel bekend is, met name de geschiedenis van de spijziging, en aan de andere kant heel abstract, met name het gedeelte over het Brood des levens, is er voor dit perspectief gekozen. Het brengt de geschiedenis wat dichterbij.
Het is vanuit het perspectief van een ‘alwetende’ verteller gemakkelijker een toepassing te maken naar het leven van de kinderen, dan vanuit het ik-perspectief. Daarom is het verhaal ingekaderd in een introductie en afsluiting, waarbij met de kinderen wordt gesproken over de betekenis van deze geschiedenis voor hun eigen leven.

Doel van de vertelling
De kinderen zien dat alleen de Heere Jezus je echt gelukkig kan maken. Alle mooie dingen in deze wereld kunnen je uiteindelijk niet tevreden stellen, je wilt steeds meer. Maar wie Jezus heeft, die heeft genoeg.

Introductie van het thema voor de kinderen
- Neem allemaal eens twee dingen in je gedachten waar je de afgelopen week om hebt gebeden.
- Laat kinderen dingen noemen en schrijf ze in steekwoorden op. Of laat de kinderen de dingen op briefjes schrijven en inleveren.
- Zeg dat dit iets te maken heeft met de boodschap van de vertelling en dat je hier na de vertelling nog op terugkomt.

Zingen
Psalm 25:6
Psalm 34:5
Psalm 36:3
Psalm 42:1
Psalm 81:12
Psalm 144:2 en 7
Lofzang van Maria:6
Gebed des Heeren:1, 5, 9 en 10
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: O, alle dorstigen

Lezen
Johannes 6:22-35

Kerntekst
En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten (Johannes 6:35).

Vertelling

Ik was mooi op tijd! Ik had het onderweg al van mensen gehoord: Jezus is weer in Galilea en Hij is naar de berg aan de noordoostkant van het meer gegaan. Ik wist wel welke berg ze bedoelden, want daar was Hij al vaker geweest. Ik hoefde de mensen maar te volgen. We klommen het pad op naar boven. De zon stond al hoog aan de hemel en het was warm, maar dat gaf niet. Ik keek intussen goed rond en toen zag ik Hem. Hij zat op een hoger gelegen deel van de helling, zodat iedereen Hem goed kon zien. Rondom Hem zaten al veel mensen. Dat vond ik jammer, want nu kon ik niet heel dichtbij Hem komen. En een jongen als ik zouden ze er zeker niet doorlaten. Maar toch kon ik een plekje vinden waar ik Hem goed kon zien.
Nu zit ik al een poosje te wachten. Jezus wacht ook, want er komen nog veel meer mensen aan. Mannen, vrouwen, kinderen… hoeveel zouden het er wel niet zijn? Honderden? Nee, nu vast al wel een paar duizend. Ik blijf zitten naast de mand die ik meegenomen heb. Er zit brood in en vis. Ik heb het meegekregen van thuis. Gerstebrood is wel niet zo lekker als tarwebrood, maar het is goedkoop en het stilt de honger goed.
Kijk, nu gebaart Jezus dat iedereen stil moet zijn. Hij wil iets gaan vertellen. Wonderlijk, hoe duizenden mensen ineens stil kunnen zijn. Iedereen wil horen wat Jezus gaat vertellen. Ik kijk naar Zijn gezicht. Niemand kan zo kijken als Hij: alsof Hij alle mensen die hier zijn, even lief heeft. Alsof Hij alles van je weet, maar je toch niet zal afwijzen. Ik vergeet alles om me heen en luister geboeid naar wat Hij zegt.
Na een tijd stopt Jezus met spreken en hij vraagt iets aan één van Zijn discipelen. Het is Filippus, die ken ik wel, want hij komt uit Betsaïda, hier niet ver vandaan. Filippus denkt even na en zegt dan iets. Hij steekt zijn handen op, alsof hij het antwoord ook niet weet. Er komen nog meer discipelen om Jezus heen staan. Ik zie ze om zich heen kijken en dan verspreiden ze zich tussen de mensen. Het lijkt wel of ze iets zoeken.
Plotseling schrik ik op. Ik word op mijn schouder getikt. Andreas, één van de discipelen van Jezus, staat naast me. Hij wijst op mijn mand en vraagt: heb jij misschien iets te eten bij je? Ik kijk hem verbaasd aan. Zou hij misschien Jezus iets te eten willen geven? ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik heb vijf gerstebroden bij me en twee vissen.’ Hij knikt. ‘Weet je, we zijn op zoek naar eten voor de mensen hier. Straks is het avond en de mensen kunnen hier geen eten in de buurt kopen. De Meester wil de mensen niet naar huis laten gaan zonder eten. Sommigen zitten hier al een hele poos.’
Dat begrijp ik wel. Maar… wat kan Andreas beginnen met mijn vijf broden en twee vissen? Dat zou voor Jezus en Zijn discipelen nog niet eens genoeg zijn. En verder hebben er maar weinig mensen iets bij zich. ‘Wil je even meekomen?’ vraagt hij. Ja, dat wil ik wel. We lopen tussen de mensen door naar voren, tot we bij Jezus staan.
“Meester,” zegt Andreas, “hier is een jongen die vijf gerstebroden heeft en twee visjes. Maar wat betekent dat voor zoveel mensen?”
Maar Jezus blijft rustig. Hij kijkt vriendelijk en ik geef de broden en de vissen aan Hem. Hij zegt tegen Zijn discipelen: “Laat alle mensen in het gras gaan zitten.” De discipelen gaan rond om het tegen iedereen te zeggen. Even later zitten alle mensen netjes in groepen in het gras.
Ik blijf dicht bij Jezus en ik kijk toe wat Hij doet. Hij pakt de vijf broden en dan heft Hij Zijn ogen op naar de hemel. Het is heel stil geworden. Iedereen kijkt gespannen toe. Hoor, Jezus dankt God voor het brood. Rustig en vol vertrouwen klinkt Zijn stem. Dan begint Hij het brood in stukken te breken en geeft het aan Zijn discipelen. Verwonderd kijk ik toe hoe Hij het brood breekt, en breekt, en breekt… Hij breekt er telkens een stuk af, maar het raakt niet op! Het brood wordt meer, en meer, en meer. De discipelen delen het brood uit onder de mensen. Ik krijg er ook wat van. Als Hij genoeg van het brood heeft gebroken, breekt Hij ook de vissen, op dezelfde manier. De discipelen lopen af en aan met hun manden brood en vis. Ik kijk om me heen en zie alle mensen eten. Mannen, vrouwen en kinderen, ze eten tot ze genoeg hebben.
Dan zegt Jezus: “Vergader de overgeschoten brokken, zodat er niets verloren gaat.” De discipelen gaan rond met manden en halen alle resten op. Als ze terug komen, hebben ze allemaal een volle mand met brood bij zich: twaalf volle manden. Dat is nog veel meer dan ik eerst bij me had.

Nu de maaltijd achter de rug is, beginnen de mensen druk met elkaar te praten. Ik hoor ze zeggen: “Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.” Ik weet wel wat de mensen bedoelen. Ik heb het wel eens gehoord toen in de synagoge voorgelezen werd uit de boeken van Mozes, uit het boek van Deuteronomium. “Een Profeet uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken; naar Hem zult gij horen.” We wachten al zo lang op de Messias Die komen zou. Zou Jezus de Messias zijn?
De mensen beginnen steeds drukker met elkaar te praten. Ze kijken opgetogen naar Jezus. Kijk, Jezus staat op. Hij zegt iets tegen Zijn discipelen en gaat de berg op. Wat zou Hij gaan doen? De mensen kijken Hem na, maar volgen Hem niet. De discipelen volgen Hem ook niet. Ze zoeken hun spullen bij elkaar en gaan naar hun vissersboot. Even later varen ze het meer op.
Het is al bijna donker. Sommige mensen vertrekken, ze gaan naar huis. Er zijn ook mensen die blijven. Ze willen wachten tot Jezus weer terugkomt. Morgen willen ze nog meer van Hem horen. Ik ga ook naar huis. Wat heb ik veel te vertellen! Maar misschien, als het mag, kom ik morgen weer terug.

Het is nog koud bij het meer. De zon is net opgegaan en laat haar eerste stralen over het glinsterende water glijden. Ik heb geen last van de kou, want ik heb net een eind gelopen. Het mocht, ik mocht weer naar Jezus gaan luisteren. Mijn vader is ook mee gekomen. Er zijn alweer veel mensen hier. Sommigen hebben in de buurt geslapen, anderen zijn naar huis geweest. Zouden er weer zoveel zijn als gisteren? Toen waren er wel vijfduizend, heb ik gehoord. Het nieuws van wat er gisteren is gebeurd, is als een lopend vuurtje rond gegaan. Kijk, er komen zelfs bootjes van de overkant, uit Tiberias. Ze leggen aan bij de waterkant.
De mensen zeggen tegen elkaar: “Hebben jullie Jezus gezien?” Maar iedereen schudt zijn hoofd. Niemand heeft Hem meer gezien nadat Hij gisteren de berg op is gegaan. Zijn discipelen zijn naar de overkant gevaren, naar Kapernaüm. Zou Hij bij hen zijn?
Uiteindelijk stappen de mensen in de bootjes die net zijn aangekomen. Ze gaan Hem zoeken. Wij weten ook een plekje te bemachtigen. Een tijdje later zijn we in Kapernaüm. De mensen lopen naar de synagoge, die staat dichtbij het meer. Daar is Jezus vaak, om onderwijs te geven.
Aan de opgewonden stemmen hoor ik dat ze Hem gevonden hebben. Een grote menigte mensen verzamelt zich bij de synagoge. Ik kruip tussen de mensen door naar voren. De mensen staan om Jezus heen. “Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?” vragen ze. Maar Jezus geeft niet direct antwoord op hun vraag. Hij kijkt ernstig. Dan begint Hij te praten. De mensen worden stil en luisteren. “U zoekt Mij, niet omdat u de tekenen gezien hebt, maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent. Werkt niet om de spijze die vergaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal.” Jezus kijkt verdrietig. Hij is niet blij dat de mensen achter Hem aankomen. Wat zou Hij dan graag willen? Wat bedoelt Hij precies?
Hoor, daar stelt iemand een vraag. “Wat zullen wij doen, opdat wij de werken van God mogen werken?” Ja, wat moeten wij dan doen, om te doen wat God wil? Jezus geeft antwoord. Hij zegt dat de mensen in Hem moeten geloven. Hij zegt dat Hij door God is gezonden. Je ziet de mensen nadenken. Is Jezus door God gezonden? Dat kunnen ze bijna niet geloven. “Doet U dan eens een teken, zodat wij kunnen zien dat het echt waar is?” vraagt iemand. “Onze vaders hebben manna gekregen in de woestijn toen ze Mozes om eten vroegen. Dat was brood uit de hemel.” Vragend kijken de mensen Jezus aan. Hij heeft gewoon brood vermenigvuldigd. Maar dat is nog niets bij het manna dat de mensen in de woestijn elke dag kregen. Dat was brood uit de hemel!
De Heere Jezus geeft antwoord. “Mozes geeft u geen brood uit de hemel, maar Mijn Vader, Die geeft u het ware Brood uit de hemel. Want dat Brood, dat is Hij Die uit de hemel gekomen is en Die aan de wereld het leven geeft.”
Dat hemelse brood willen de mensen wel hebben. Zou Jezus hun dat kunnen geven? “Heere, geef ons altijd dit brood,” zeggen ze.
Even is het stil. Dan zegt Jezus: “Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.”
Ik zie vragende gezichten om mij heen. Is Jezus Zelf dit Brood? Hoe kan dat?
Jezus vertelt verder. Hij zegt dat alle mensen Hem zien, maar dat ze toch niet in Hem geloven. Ze zien Hem als een Profeet, maar ze geloven niet dat Hij uit de hemel is gekomen. Ze geloven niet dat God Zijn Vader is en dat de woorden van Jezus de woorden van God zijn.
Jezus vertelt de mensen dat God er dan Zelf voor zal zorgen dat er mensen in Hem gaan geloven. En iedereen die in Hem gelooft, die zal van Hem het eeuwige leven krijgen. Gewoon brood stilt voor even de honger van mensen. Maar wie in Hem gelooft, heeft voor altijd genoeg.

Dan zwijgt de Heere Jezus. De mensen beginnen weer met elkaar te praten. Ze zijn niet blij meer, maar boos. Ik kan het zien aan hun gezichten: ze mopperen onder elkaar. Ze geloven Jezus niet. Toen Jezus het gewone brood uitdeelde, waren ze blij. Maar nu Hij zegt dat Hij dat hemelse Brood is en dat Hij dat wil geven, lopen ze weg.
Wij gaan ook naar huis. Ik heb veel om over na te denken. Ik begrijp niet alles van wat er is gezegd. Toch was het heel belangrijk, dat weet ik wel. Is Jezus de Messias, de Zoon van God? Wil Hij ons het eeuwige leven geven? Ik denk terug aan het brood en de vis die Hij uitdeelde. En diep in mijn hart geef ik het antwoord.

Afsluiting
Gesprekje over de toepassing van dit verhaal.
- Waar was het de mensen om te doen? (Om het brood dat Jezus gaf, om de sensatie om een wonder mee te maken.)
- Waarom was de Heere Jezus hier verdrietig over? (Hij wilde dat de mensen Hem zouden volgen om Wie Hij was en om het eeuwige leven dat Hij hen geven kon.)
- Kijk nog eens naar de dingen die wij opgeschreven hebben, de dingen waar wij om bidden. Waarom hebben wij de Heere nodig? Is het om de dingen die wij van Hem willen krijgen, of is het om Wie Hij voor ons wil zijn?
- Natuurlijk mag je de Heere vragen om dingen die je graag van Hem wilt krijgen. Dat kunnen hele goede dingen zijn: gezondheid, hulp bij je werk op school, beterschap voor iemand die ziek is… De Heere wil graag dat je Hem daarom bidt en dat je die dingen van Hem verwacht. Maar als het je er alleen te doen is om die dingen van Hem te krijgen en je hebt Hem niet nodig als je Zaligmaker, dan is Hij net zo verdrietig om jou als om de mensen in deze geschiedenis.

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

De berg
Het is niet duidelijk om welke berg het hier precies gaat. Het is in elk geval een berg aan de noordoostkant van het meer, een streek die dunbevolkt is.

Gerstebrood
Gerstebrood was eenvoudig en voedzaam brood, dat vaak door arme mensen gegeten werd.

Penning
Als de discipelen vragen of ze voor tweehonderd penningen brood zullen kopen, is dat een behoorlijk bedrag. Een penning is ongeveer een dagloon van een arbeider.

Johannes 6:16-24
Deze verzen zijn uit de vertelling gelaten. Ze vertellen wat er in de avond en nacht gebeurt die daarop volgt: de discipelen varen het Meer van Galilea op. Jezus komt hen ’s nachts tegemoet op het water en komt bij hen aan boord. Ze varen naar Kapernaüm en gaan daar aan land.
De menigte mensen die Jezus de vorige dag te eten had gegeven, was (voor een deel) niet naar huis gegaan, of weer terug gekomen. Ze bevinden zich nog aan de andere kant van het meer. Ze hebben de discipelen weg zien varen, maar weten niet waar Jezus is. Uiteindelijk komen ze tot de conclusie dat Jezus waarschijnlijk ook aan de overkant is. Ze stappen in vissersbootjes die uit Tiberias afkomstig zijn en varen naar Kapernaüm, Jezus achterna.

Wonderen en tekenen
De wonderen verwijzen naar Wie Jezus werkelijk is. Jezus bedoelt dat ze het uiterlijke wonder wel zien, maar de betekenis niet doorzien.
Opvallend is dat Jezus helemaal geen antwoord geeft op de vraag van de mensen, hoe en wanneer Hij hier is gekomen. Hij wil hun nieuwsgierigheid en sensatiezucht niet bevredigen door nog een wonder, maar Hij confronteert hen gelijk met het punt wat Hij Zelf belangrijk vindt: de reden waarom ze Hem volgen. Het gaat er niet om hoe Hij hier is gekomen, het gaat erom waarom Hij van hen is weggegaan. Dat gaat Hij uitleggen.

Wie is Jezus: Profeet, Messias, Zoon van God
De menigte erkent na het wonder van de broden dat Jezus de beloofde Profeet is waarvan Mozes al heeft gesproken (Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken; naar Hem zult gij horen, Deuteronomium 18:15). De Heere Jezus is wel Degene voor wie de mensen Hem houden, maar Hij zal dat niet zijn op de manier waarop zij dat wensen. Zodra Hij over Zichzelf gaat spreken als over het Brood dat uit de hemel is neergedaald, raakt de menigte in beroering (Johannes 6:42). Ze zien in Hem wel de Profeet Die is voorzegd, maar dat Hij de Zoon van God is, kunnen ze niet geloven.
Zelfs uit de bredere kring van Zijn volgelingen zijn er mensen die afhaken als ze dit horen (Johannes 6:60).
Eerst had Jezus in Jeruzalem een conflict over Wie Hij is, naar aanleiding van de genezing in Bethesda (Johannes 5). Nu heeft Hij ook in Galilea een conflict over Wie Hij is. De mensen volgen Hem vanwege de wonderen die Hij doet, maar willen niet in Hem geloven zoals Hij Zich door die wonderen presenteert: als Gods Zoon, door Zijn Vader gezonden tot redding van zondaren.

Jezus als het Brood des levens
In Johannes 6:26-58 vertelt de Heere Jezus over Zichzelf als over ‘het Brood des levens’. Deze redevoering kun je onderverdelen in drie gedeelten:
- Jezus is het Brood des levens (vers 26-35)
- Komen tot Hem is eten van dit brood (vers 36-47)
- Zijn vlees is dat brood (48-57).
In vers 58 vat Hij dit nog een keer samen.

Door het wonder van de broden geeft de Heere Jezus een teken van Wie Hij is. Het wonder is geen doel op zich, het is voor Hem een aanleiding om de mensen over Zichzelf te vertellen. Het brood dat Hij uitdeelde, stilde de honger voor even. Het Brood dat Hij Zelf is, geeft mensen het eeuwige leven.
De Heere Jezus ziet dat de mensen zich erg inspannen om van Hem ‘gewoon’ brood te kunnen krijgen. Hij zegt hen dat ze zich beter kunnen inspannen om van Hem voedsel te krijgen dat van waarde is voor de eeuwigheid (vers 27). Wat vraagt God dan van hen? Dat ze geloven in de Heere Jezus, Die door God gezonden is. De mensen begrijpen nu dat Jezus van hen vraagt dat ze Hem erkennen als de door God gezonden Messias. Maar ze verlangen eerst een teken als bewijs dat het echt zo is. Ze zeggen dat Jezus wel aards brood heeft vermenigvuldigd, maar dat God in de tijd van Mozes het volk hemels brood te eten gaf. Ze maken in feite een vergelijking tussen Mozes en Jezus. Daarop antwoordt Jezus dat niet Mozes het brood uit de hemel gaf, dat deed God. En dat doet Hij nog, nu op een veel heerlijkere manier: Hij geeft hen in de Heere Jezus het ware Brood.
De mensen vragen Jezus om hun altijd dit brood te geven. Dan vertelt Jezus dat Hij Zelf dit Brood is: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.
Daarna vertelt Jezus hoe mensen die uit zichzelf niet geloven, dit Brood toch zullen ontvangen. God zal geven dat ze tot het geloof in de Heere Jezus komen. Ze zullen, met de Heere Jezus, het eeuwige leven ontvangen.
De mensen beginnen te morren als ze dit horen. Ze luisteren niet langer naar het aanbod van het Brood des levens, maar ergeren zich eraan dat Jezus zegt dat Hij uit de hemel is gekomen. Dat geloven ze niet, want ze zien in Hem alleen een profeet van aardse afkomst.
De Heere Jezus vermaant hen op te houden met morren en gaat verder met het uitleggen van het heilsplan van God. Heel duidelijk legt Hij uit dat dit heilsplan verbonden is met Zijn komst naar deze aarde. Hij blijft bij het beeld van het Brood des levens en legt uit dat dit Zijn vlees is. Hij zal Zichzelf geven voor het leven van de wereld. Hij bedoelt hier Zijn kruisiging en begrafenis. Dit roept heftige reacties op bij de mensen. Ze geloven het niet en begrijpen het niet. In de verzen daarna wijst Jezus er nog eens op dat alleen diegenen die Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken, het eeuwige leven ontvangen. Maar deze beeldspraak wordt door de omstanders niet begrepen. Het wekt hun afschuw op.
Jezus besluit met een samenvatting van wat Hij heeft gezegd: ze kunnen leven door in Hem te geloven als de Messias, of ze zullen sterven omdat ze dat niet hebben gedaan.

Geestelijke honger en dorst
De Heere Jezus gebruikt een beeld uit het dagelijks leven om iets uit het geestelijk leven duidelijk te maken. Zoals mensen elke dag honger en dorst krijgen als ze een poosje niet gegeten of gedronken hebben, zo hebben Zijn kinderen honger en dorst naar Christus. Hij alleen kan hun honger en dorst naar vergeving en gerechtigheid stillen. Ze vragen Hem om genade, geloof, hoop, liefde, kracht, wijsheid, gerechtigheid, heiligheid, zachtmoedigheid, barmhartigheid, verlossing, troost, hulp en andere geestelijke gaven. Wie geestelijke honger en dorst heeft, bidt God dagelijks en gelovig om de vervulling van alles wat Hij heeft beloofd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2016

Kompas Handleiding | 21 Pagina's

Handleiding 1b: Ik ben het Brood des levens

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2016

Kompas Handleiding | 21 Pagina's