Handleiding 5a: Het laatste Avondmaal
Paasnummer
Lezen
Lukas 22:7-22
Kerntekst
Doet dat tot Mijn gedachtenis (Lukas 22:19b).
Zingen
Psalm 113
Psalm 114
Psalm 115
Psalm 116
Psalm 117
Psalm 118
(Het Hallel)
Introductie
“Wat kun je doen, als je iets moet onthouden?” Er zullen kinderen met suggesties komen: in je agenda schrijven, of in je mobiel, een kruisje op je hand, een foto. Neem zelf een zakdoek mee en vraag of de kinderen weten, wat je met een zakdoek kunt doen om ergens aan herinnerd te worden. Als niemand het weet, legt u een knoop in de punt. Dat is een geheugensteuntje.
Vervolgens geef je aan, dat de Heere ons ook graag ergens aan wil laten denken, namelijk aan het offer van de Heere Jezus, aan Zijn lijden en sterven. Wat heeft Hij gegeven, zodat we daar vaak aan mogen denken? Doe dat tot Mijn gedachtenis! Er zullen ongetwijfeld kinderen zijn, die weten dat het dan over het Heilig Avondmaal gaat. Vervolgens houd je de vertelling.
Aanwijzingen voor het gebruik
Dit jaar is er een Paasnummer met een gewoon werkboekje en niet met een paasprogramma. Eén keer per twee jaar wordt een schets rond Pasen of Pinksteren uitgebracht en een keer in de vier jaar is er dan een paas- of pinksterprogramma bij. Als je graag een Paasviering wilt houden met het opzeggen van teksten en gedichten en het zingen van liederen, kun je zoeken op de site van de Jeugdbond naar eerdere jaargangen. Zo is er een paasprogramma met als titel ‘Ik voor u’. Dit sluit goed aan bij de vertelling in dit nummer.
De vertelling begint met een vraag en een voorbeeld uit het dagelijks leven om de kinderen te betrekken bij het onderwerp. Vervolgens is er bewust voor gekozen om niet alleen te vertellen over het instellen van het Heilig Avondmaal door de Heere Jezus, maar om ook te vertellen over een situatie die voor de kinderen hopelijk herkenbaar is.
Vertelling
Stil zitten Jesse en zijn broertje naast hun vader in de kerk. Het orgel speelt zacht, voor de dienst begint. Moeder is thuis, drie weken geleden heeft Jesse een zusje gekregen en zij kan nog niet naar de crèche. Zeker vanmorgen niet, want de kerkdienst gaat langer duren dan anders. Voorin staat een lange tafel met stoelen er omheen. Jesse kijkt naar het witte tafellaken. Hij weet wat er onder de witte doeken staat: een schaal met brood, een grote schenkkan met wijn, bekers. Vanmorgen wordt het Heilig Avondmaal gehouden.
Het orgel stopt. De dominee, de ouderlingen en de diakenen komen binnen, de kerkdienst begint.
Doet dat tot Mijn gedachtenis, daarover gaat de preek. Jesse probeert het te volgen. Soms begrijpt hij stukjes wel, soms ook niet.
Hij schuift naar voren in zijn kerkbank, als de dominee na de preek en het lezen van het formulier achter de tafel gaat staan. Voorzichtig worden de witte doeken weggehaald en opgevouwen. Hij ziet de mooie zilveren kan, de bekers en de schaal met repen brood.
Jesse kijkt als er mensen naar voren lopen en gaan zitten. Hij kijkt als de dominee een reep brood omhoog houdt, in stukjes breekt en die uitdeelt aan de mensen aan de tafel. Hij kijkt als de dominee de kan pakt en de rode wijn met een grote straal in de bekers giet. Hij kijkt als de beker doorgegeven wordt. Hij kijkt als hij even later zijn vader ziet opstaan. En het gaat door hem heen: wat zijn Gods kinderen gelukkig! Wat zijn ze rijk! Zij horen bij de Heere. Wat zou hij dat ook graag willen. Dat hij ook een kind van God mag zijn. Hij kijkt naar zijn vader die het stukje brood eet, die het slokje wijn drinkt. En dan kan hij niet anders dan in zijn bank bidden: “Heere, mag ik ook een kind van U zijn?”
Stil kijken de discipelen naar de Heere Jezus. Ze zijn in Jeruzalem. Het is Paasfeest. Johannes en Petrus hebben vanmiddag alles klaargemaakt, zodat de Heere Jezus met hen de Paasmaaltijd kan houden. En nu zitten ze aan om de tafel. Zojuist heeft de Heere Jezus gezegd: “Ik heb grotelijks begeerd, Ik heb er heel erg naar verlangd, dit Pascha met jullie te eten, voordat Ik ga lijden. Want dit zal de laatste keer zijn. Ik zal daar zeker niet meer van eten, totdat het vervuld is in het Koninkrijk van God.” De laatste keer, zegt Jezus. Ik ga lijden. Hoe vaak heeft de Heere Jezus dat al gezegd? Hoe moeilijk is het voor de discipelen om het te begrijpen. Ze kijken naar hun Meester. Hij heeft ernaar verlangd, deze paasmaaltijd met hen te houden. Waarom? Ze weten het niet goed.
Dan neemt de Heere Jezus de eerste beker met wijn. Hij spreekt een dankgebed uit: “Geprezen zij de Heere onze God, de Koning van de wereld, Die de vrucht van de wijnstok geschapen heeft.” De eerste beker gaat rond. Ze spoelen hun handen in een schaal met water en eten uit de schaal met bittere kruiden en bittere saus.
Op de tafel staat het vlees van het geslachte lam. Er staat ook een schaal met ongezuurde broden. Alle discipelen weten wat dat allemaal betekent. Maar zoals bij elke Paasmaaltijd, vraagt ook nu de jongste: “Wat hebt u daar voor een dienst? Wat betekent dit lam?” De Heere Jezus geeft het antwoord. “Dit is een Pascha-offer voor de Heere, Die in Egypte de huizen van de Israëlieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg. Het lam werd gedood in de plaats van de oudste jongens. Het is het teken van de verlossing van het volk uit de slavernij van Egypte.”
Dan klinkt het door de opperzaal:
Gij 's HEEREN knechten, looft den HEER;
Looft Zijnen naam, verbreidt Zijn eer;
De naam des HEEREN zij geprezen.
Eerst Psalm 113 en daarna Psalm 114. Opnieuw spoelen de discipelen en de Heere Jezus hun handen en dan gaat de echte maaltijd beginnen, nadat de Heere Jezus een gebed heeft uitgesproken. Het vlees van het paaslam wordt gegeten, de ongezuurde broden worden verdeeld met de bittere kruiden. Voor de tweede keer gaat de beker rond.
Ook Jezus eet van het vlees. Het paaslam. Het moest een lam zijn, waar niets aan mankeerde. Als dat lam stierf, in Egypte, hoefden de oudste jongens niet te sterven. Achter het bloed aan de deurposten waren de Israëlieten veilig. Het lam betekende de verlossing uit de slavernij van Egypte. En Jezus weet: Ik ben dat Lam! Achter Mijn bloed zijn zondaren veilig. Maar dan zal Ik ook net als dat lam geslacht moeten worden. Om zondaren te bevrijden uit de slavernij van de duivel en de zonde. Ik ga de dood in. En dan hoeft er nooit meer een paaslammetje geslacht te worden. Dan hoeft er geen bloed meer te vloeien, Mijn bloed is voor altijd genoeg. Wat moet er veel door de Heere Jezus heen gegaan zijn tijdens deze maaltijd. Hij ziet hier voor Zich, wat er over enkele uren met Hem zal gebeuren. Als een lam geslacht! Voor wie? Voor die zondige discipelen, die Hem straks allemaal zullen verlaten. En toch heeft Hij er heel erg naar verlangd, dit Pascha met hen te eten, voor Hij gaat lijden. Dat is nu Zijn grote liefde. Liefde voor Zijn Vader, om Hem te gehoorzamen, liefde voor Zijn kinderen, om voor hen te sterven.
Voor de derde keer spoelen de Heere Jezus en de discipelen hun handen. Nu moet er gedankt worden voordat de derde beker rondgaat. Dat is de beker van de dankzegging na de maaltijd. Dat doet de Heere Jezus ook. Hij dankt voor de maaltijd, voor het brood en de wijn.
Maar dan gaat de Heere Jezus iets doen, wat nog nooit gebeurd is tijdens de paasmaaltijd. Hij gaat de paasmaaltijd voor altijd veranderen. Er zal geen lammetje meer geslacht hoeven te worden. Hij zal Zichzélf laten slachten. En zoals Israël steeds moest terugdenken aan het Paasoffer, zo wil Hij ook dat Zijn discipelen, dat wíj, zullen terugdenken aan Zijn grote Paasoffer.
Want als de Heere Jezus gedankt heeft, neemt Hij het ongezuurde brood in Zijn handen en breekt Hij het brood. Hij deelt het uit aan Zijn discipelen en zegt: “Neemt, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u verbroken wordt. Doet dat, tot Mijn gedachtenis.”
Dit is Mijn lichaam, dat voor u verbroken wordt. Zie je hoe Jezus het brood breekt? Zo zal Zijn lichaam gebroken worden aan het kruis, Hij zal gedood worden. “Voor u,” zegt Jezus. “Ik zal de dood ingaan, Ik voor u, Ik in uw plaats, omdat u anders de eeuwige dood zou moeten sterven. Ik laat Mijn lichaam verbreken. Neem van dit brood. Dat is voedsel voor je lichaam. Zo is Mijn gebroken lichaam voedsel voor je hart. En doe dat tot Mijn gedachtenis.” Als de Heere Jezus niet meer bij Zijn discipelen zal zijn, moeten ze aan Zijn offer blijven denken, aan Zijn kruisdood, hoe Hij het echte Paaslam wilde zijn. Daarom moeten zij deze maaltijd steeds opnieuw houden.
De Heere Jezus neemt de derde beker, de beker van de dankzegging. Hij kijkt de kring van Zijn discipelen rond en zegt: “Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.”
Kijk, hoe de wijn stroomt! Zo stroomt Mijn bloed. De Israëlieten waren veilig achter het bloed van een lam. Kijk naar de wijn, het teken van Mijn bloed. Daarachter kun je schuilen, daar ben je veilig. Neem deze beker. De wijn is voor de dorst van je lichaam. Zo is Mijn vergoten bloed voor de dorst van je hart, voor de dorst naar vergeving van je zonden, naar vrede met God.
En altijd als je van dit brood eet, en uit deze beker drinkt, zul je daardoor verzekerd worden van Mijn hartelijke liefde en trouw voor zondaren, dat Ik daarvoor Mijn lichaam aan het kruis heb gegeven en Mijn bloed heb vergoten.
De beker gaat rond, de discipelen drinken de wijn. Proeven ze de liefde? Begrijpen ze wat Jezus bedoelt? Begrijp jij het? Zie je het als in de kerk het Heilig Avondmaal wordt gevierd? Kijk hoe de dominee het brood breekt, hoe hij de wijn in de beker schenkt. Zie je de Heere Jezus, hangend aan het kruis? De spijkers zijn Hem door de handen en voeten geslagen. Zijn lichaam wordt gebroken. Zijn bloed drupt op de grond, het wordt vergoten. Zie, het Paaslam! Heb je leren zien, wie zijn schuld het is, dat Hij daar hangt? Het Lam van God is onschuldig. Het zijn onze zonden, het is onze schuld. Is dat de pijn en het verdriet van je hart? Kijk dan nog eens. Want Hij hangt er niet voor Zichzelf. Hij hangt er voor schuldige zondaren. Hij deelt Zichzelf uit: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En deze drinkbeker is Mijn bloed! Heb je honger en dorst naar de Heere? Hij leert je door Zijn genade, hoe je door het geloof tot Hem mag komen.
Opnieuw klinken de psalmen in de opperzaal. En de Heere Jezus zingt mee, met woorden die gaan over Hem Zelf: Ik lag gekneld in banden van den dood, daar d' angst der hel Mij alle troost deed missen; Ik was benauwd, omringd door droefenissen.
Hij zingt mee over de Steen, Die door tempelbouwers, verachtelijk was een plaats ontzegd.
Hij zingt mee met die grote lofzang: Gij zijt Mijn God, U zal Ik loven, verhogen Uwe majesteit; Mijn God, niets gaat Uw roem te boven; U prijz' Ik tot in eeuwigheid.
Het is het laatst Avondmaal voor de Heere Jezus hier op aarde. Nog eenmaal gaat de beker rond, de vierde beker. Dan staat de Heere Jezus op. Het grote lijden gaat beginnen. Op de tafel staat nog de schaal waarop het brood lag, de beker waarin de wijn zat. Tekenen van Jezus liefde. Nog één nacht, nog één dag. Dan zal het klinken op Golgotha: Het is volbracht!
Stil zit Jesse thuis naast zijn vader op de bank. Moeder had de koffie en het drinken al klaar staan, toen ze uit de kerk kwamen. Vader vertelt over de preek. Af en toe vraagt hij ook iets aan Jesse en zijn broertje. Vader vertelt over het Heilig Avondmaal. “Weet je wat dat betekent, Jesse: 'Doe dat tot Mijn gedachtenis'?" Jesse kijkt zijn vader aan. “Dat je aan het Avondmaal aan de Heere Jezus moet denken.” “Ja, zo is het precies. En weet je wat de Heere dan wil geven? Dat je dan zoveel van Zijn grote liefde mag zien voor een grote zondaar zoals ik! Ik verdien de straf, maar als ik dat stukje brood krijg en dat slokje wijn, zegt Hij eigenlijk: Kijk maar, proef maar: Ik droeg die straf, Ik liet Mijn lichaam verbreken, Mijn bloed vergieten. Wat is dat een wonder jongens, als de Heere je zegt, dat je met al je zonden naar Hem mag toegaan.” Even zwijgt vader. “En als de Heere het niet alleen zegt door Zijn Woord, maar als Hij het je ook wil laten zien en proeven door het brood en de wijn.” Opnieuw kijkt Jesse zijn vader aan. En opnieuw gaat het door hem heen, net als in de kerk: Wat zijn Gods kinderen gelukkig. Wat zijn ze rijk!
Het lijkt of vader zijn gedachten raden kan, als hij vraagt: “Zou dat alleen voor grote mensen zijn, Jesse?” Jesse weet het antwoord. Bij het kruis van de Heere Jezus zijn alle zondaren welkom.
Aantekeningen bij de tekst
Lukas 22:14-20
Vers 14 ure gekomen was: Namelijk waarop het paaslam gegeten moest worden, op de veertienden dag van de eerste maand, na zonsondergang. Zie Exodus 12:6; Deuteronomium 16:6.
Vers 16 grotelijks begeerd: met begeerte begeerd. Een Hebreeuwse manier van spreken.
Vers 16 het vervuld zal zijn: Namelijk wat door het Pascha was afgebeeld.
Vers 17 een drinkbeker genomen had: Tijdens de Paasmaaltijd gingen vier bekers rond (zie achtergrondinformatie). In vers 17 gaat het over de eerste beker. De derde beker gebruikte de Heere Jezus bij de instelling van het Heilig Avondmaal.
Vers 20 het Nieuwe Testament in Mijn bloed: Dat is, een teken en zegel van het Nieuwe Testament of Verbond, dat bevestigd is door het bloedvergieten van Jezus Christus (Hebreeën 9:15, 16 en 17).
Achtergrondinformatie
Het Pascha
Om de instelling van het Avondmaal goed te begrijpen, moeten we weten, wat de Heere over het Pascha had vastgesteld (1 Korinthe 11:23-29). Dat staat in Exodus 12. Daar wordt beschreven wat de Israëlieten moesten doen, voor ze uit Egypte konden wegtrekken.
Elk gezin moest een manlijk, eenjarig dier nemen (een lam of een bokje), het slachten in de avondschemering en het bloed van dat dier strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel. In diezelfde nacht moest het gezin het vlees van het geslachte dier eten.
Die nacht ging de verderfengel rond in Egypte. In elk gezin werd de eerstgeborene gedood, ook van het vee. Maar wie bloed had gestreken aan de deurposten was veilig. De verderfengel kon de deur niet binnengaan!
Elk jaar moest nu dat feest gevierd worden als herinnering aan wat de Heere voor Zijn volk heeft gedaan: zeven dagen moesten er ongezuurde broden worden gegeten. Dat ongezuurde brood wijst op de haast waarmee Egypte moest worden verlaten. Tijd om het brood door zuurdeeg te laten rijzen was er niet.
Verder zijn de bittere kruiden en de bittere saus die bij de paasmaaltijd werden gebruikt een beeld van de bittere verdrukking die Israël in Egypte heeft ondervonden.
Zo zijn ongezuurde broden, bittere kruiden en een lam de herinneringstekens die God gegeven heeft op de weg van Zijn volk. Tegelijk zijn ze weer profetie van het offer van Christus: alleen door Hem zijn we veilig tegen het verderf en alleen met en door Hem kun je radicaal breken met ‘het diensthuis van de zonde’.
Om de woorden: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt, te begrijpen, moeten we nog even terug naar Exodus 12:7, waar God beveelt het bloed van het lam aan de deurposten te strijken. Maar de Heere gaat het volk bevrijden. Hij zal het leiden uit Egypte en brengen naar het land dat Hij aan Abraham had beloofd.
Voor Israël vormde de paasmaaltijd een gedachtenis aan de verlossing uit Egypte en een vooruitblik naar een betere verlossing door het volmaakte Offerlam dat komen zou, de Messias. Voor ons vormt het Avondmaal een gedachtenis aan Jezus’ kruisdood op Golgotha, toen Hij Zijn lichaam en Zijn bloed gaf voor Zijn kinderen.
Joodse viering van de paasmaaltijd
Hoe werd de Joodse paasmaaltijd gevierd? Er waren vele voorschriften voor het houden ervan. We gaan hier niet in op de voorbereiding, maar alleen op de viering. We moeten daarbij denken aan een indeling in vieren:
a. Begin: Als iedereen bijeen is spreekt het hoofd van het gezin de dankzegging uit (zie vertelling) over de eerste beker. De rechterhand wordt gespoeld en de voorspijs wordt gegeten: groene kruiden, bittere kruiden en saus.
b. Pascha-liturgie: een van de jongsten vraagt naar de betekenis van de maaltijd en het hoofd van het gezin haalt de woorden uit Exodus 12 aan. Dan wordt er gezongen uit het Hallel (Psalm 113 en 114).
c. Hoofdmaaltijd: Afspoelen van de handen. Tafelgebed door het hoofd van het gezin voor het ongezuurde brood. De maaltijd wordt gehouden, die bestaat uit het paaslam, ongezuurd brood, bittere kruiden, vruchtenmoes en wijn: de tweede beker.
Opnieuw afspoelen van de handen. Tafelgebed voor de derde beker: de beker der dankzegging.
d. Slot: Tweede deel van het Hallel: Psalm 115 tot en met 118. Lofzegging voor de vierde beker.
Als in Lukas 22:17 gesproken wordt over een beker die Jezus doorgeeft, is dit de eerste beker. In vers 20 gaat het over de derde beker, die de Heere Jezus gebruikt bij de instelling van het Heilig Avondmaal. Deze instelling heeft dus plaatsgevonden aan het einde van de hoofdmaaltijd, voor de derde beker.
Het Hallel
Halleel of Hallél is een Joods gebed bestaande uit de psalmen 113 tot en met 118. Hallèl betekent letterlijk ‘loof’ of ‘prijs’. Het woord Halleluja is hiervan afgeleid. Het Halleel is een lof- en jubelzang en wordt uitgesproken op alle Joodse feestdagen met uitzondering van Poerim, en op Rosj chodesj (nieuwe maan) tijdens de Joodse eredienst.
Kinderen en het Heilig Avondmaal
Kinderen hebben geen kerkelijk recht om aan het Avondmaal te gaan en de dienst duurt lang. Helaas gebeurt het daarom weleens, dat kinderen niet mee naar de kerk gaan als het Heilig Avondmaal bediend wordt. Bij hoeveel kinderen zal het echter niet gebeurd zijn, dat er diepe indrukken waren van Gods aanwezigheid tijdens de Avondmaalsdienst. Zie het citaat hieronder, afkomstig uit een lezing tijdens een predikantenconferentie.
“Je keek er als kind altijd met ontzag naar. Je kwam de kerk binnen en je zag de tafel staan met het witte kleed gedekt. Onder het kleine kleed wist je de mooie zilveren kan met de bekers en de schalen, waarop het in repen gesneden brood lag. Vandaag is het Avondmaal. En je keek en keek, je zag de mensen komen en gaan en wist, zoals misschien een kind dat alleen kan: hier is God. En soms dat wonderlijke wat je ook met je kinderlijke intuïtie aanvoelde: de tranen bij deze en gene, in de wonderlijke mengeling van droefheid over de zonde en toch vreugde in God. En je dacht over later of je dan ook zou komen. Dat was toch wel heel wat, dat opstaan van je stoel of uit de bank en dat gáán naar de tafel. Het maakte grote en blijvende indruk... “
Wat is het belangrijk dat er na de Avondmaalsdienst thuis gesproken wordt, opdat de kinderen jaloers zouden mogen worden op Gods kinderen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2015
Kompas Handleiding | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2015
Kompas Handleiding | 16 Pagina's