Vrij
Iedereen noemt hem Wim. Kleine Wim. Zijn echte naam is hij bijna vergeten. Die naam hoort bij een ander leven. Dat leven was in Rotterdam, toen er nog geen oorlog was. Toen hij nog speelde op de kade langs de Schie met Doortje, zijn zusje. Wim denkt liever niet meer aan die tijd. Hij hoort nu hier, bij tante Cootje en oom Marinus. Vader en moeder zijn gestorven. Omgekomen in het vuur toen de bommen vielen. Zijn zusje is nooit meer gevonden. Meestal lukt het om te vergeten. Maar soms krijgt hij buikpijn. Dan gaat hij het liefst naar opa Wiggers. Opa Wiggers is meestal te vinden in het schuurtje bij de schapenwei. Wim hoeft dan niet zoveel te zeggen. Ze zitten vaak samen stil op het bankje voor de schuur en kijken naar de schapen. Soms vertelt opa wat over de schapen; hij kent zijn schapen precies. Opa vertelt ook wel eens andere dingen, uit de Bijbel. Wim had daar vroeger nog nooit uit gehoord. Opa vertelt over schapen die weggelopen zijn. Over een Herder, Die verloren schapen opzoekt. Opa leert hem de eerste regel van Psalm 23: De HEERE is mijn Herder. Vijf woorden, een handvol. Voor iedere vinger een woord. Zijn duim als eerste: ‘De’. Zijn pink als laatste: ‘Herder’ en de overige woorden daartussen. Vaak oefenen ze samen op het bankje. Wim klemt zijn kleine vuistje van zijn linkerhand om de duim van zijn rechterhand en zegt: ‘De!’ Vervolgens gaat het kleine handje om de wijsvinger:
‘HEERE!’ Dan zijn middelvinger: ‘is!’ Zijn ringvinger: ‘mijn!’ en als laatste klemt hij zijn handje om zijn pink: ‘Herder!’ Opa vertelt ook de betekenis. Over de Herder, Die een Lam wilde worden. Een Lam, Dat geslacht moest worden. Een Lam, Dat nodig is tot verzoening. Toen Wim zijn kleine knuistje bij de ringvinger was, zei opa: ‘Dat is het belangrijkste m’n jongen: ‘mijn’. De HEERE is míjn Herder. Hij gaf zijn leven voor mij. Zijn bloed tot vergeving van mijn zonden.” En ze hadden daar samen een hele poos stil gezeten.
Steeds vaker is Wim de laatste tijd bij opa te vinden. In de omgeving wordt soms hevig gevochten. Opa vertelt dat de oorlog nu misschien bijna voorbij is. Dan zouden ze vrij zijn. Maar bij vrij zijn hoort moeder en Doortje. Wim had vaak buikpijn.
Ook deze zondagmiddag klonk in de verte het dof dreunende geluid van exploderende bommen. Opa kijkt over het schapenweitje richting het dorp. Hij verwacht Wim. Er klinkt een aanzwellend geluid. Een golf bommenwerpers trekt over. Opa ziet bommen naar beneden tuimelen. Zwarte rookwolken stijgen op. Het is alsof een ijzige hand zich om zijn hart sluit. Langzaam komt opa overeind, angstig gaat hij op zoek naar Wim. Het duurt niet lang of opa vindt Wim. Half in een greppel, weggedoken toen de bommenwerpers overtrokken. Geraakt door een bomscherf. Wim leeft niet meer. Opa knielt neer bij de kleine Wim. Dan ziet hij de handjes van de jongen. Het nog warme, stille vuistje van zijn linkerhand omklemt zijn rechter ringvingertje: ‘mijn’. Opa vouwt eerbiedig zijn handen. Zijn kleine jongen is vrij.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 2020
Daniel | 32 Pagina's