Jij en evangelisatie
Inleiding
"Mam, waar is de nieuwe kerkbode?" "Die heb ik in de leesmand gelegd". O ja, daar ligt hij. Even kijken wat er voor nieuws is. Zondag extra collecte voor het Deputaatschap Evangelisatie. Kerkelijke berichten: dringende oproep! Mensen die zich beschikbaar willen stellen om te helpen bij de kinderevangelisatiebijeenkomsten op woensdagmiddag. Mmmm. Dat staat er al voor de tweede keer in. Toch eens over nadenken misschien?
Het evangelisatieterrein hoef je niet ver weg te zoeken. Je vindt het op school, op je werk, bij de buren. Je kunt het doen in persoonlijke gesprekken, door te folderen, of door te helpen bij evangelisatiebijeenkomsten. Evangelisatie, ook een opdracht voor jou?
Maar... wat moet je dan precies doen en wat moet je zeggen? Dat zijn belangrijke vragen, die in deze schets aan de orde komen. In het eerste hoofdstuk volgen we Paulus tijdens zijn evangelisatiewerkzaamheden in Athene. Uit de inhoud van zijn rede en zijn manier van optreden valt veel te leren. In de volgende twee hoofdstukken worden deze twee punten nader bekeken, waarbij de lijnen van Paulus naar vandaag worden doorgetrokken.
1. Paulus als evangelist
"Gaat dan heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen" (Mark, 16 : 15), Deze opdracht geeft Jezus aan Zijn discipelen vlak voor Zijn hemelvaart. Het zal hen mogelijk vreemd in de oren geklonken hebben, want het evangelie was altijd alleen voor de Joden geweest. Het evangelie was van oudsher niet voorde heidenen. Evangelisatie onder de heidenen? Deze gedachte zou wellicht niet direct bij de discipelen opgekomen zijn, als de Heere Jezus niet Zelf die opdracht had gegeven.
Niet lang daarna gaat God Zelf voor de vervulling van deze opdracht zorgen. Jakobus, Petrus en Johannes worden geroepen om het evangelie onder de Joden te verkondigen. Paulus, Barnabas en Silas worden naar de heidenen gezonden. En ook Timotheüs en Titus hebben hun werkterrein onder de heidenen gehad. Paulus begint in Antiochië. Van daaruit reist hij rond in Turkije, totdat de Heere hem naar Europa roept (Hand. 16 : 9, 10). Daar preekt Paulus onder andere in Thessalonica en Berea. Maar ondertussen zit de duivel niet stil. De Joden van Thessalonica komen speciaal naar Berea om het volk tegen Paulus op te zetten. Het wordt zeifs zo erg, dat Paulus moet vluchten.
Zodoende komt Paulus in Athene aan. Daar zal hij wachten tot Timotheüs en Silas, die nog even in Berea gebleven zijn, ook zijn aangekomen.
Paulus in Athene
Ondertussen gaat Paulus alvast de stad verkennen. Terwijl hij door de stad loopt, ziet hij het ene afgodsaltaar na het andere aan zijn oog voorbijtrekken. Het ene is nog niet uit zijn gezicht verdwenen of hij ziet al de volgende. Athene was een tolerante stad: iedereen mocht zijn eigen afgod hebben. Daarom waren er in Athene meer afgoden te vinden dan in heel Griekenland. Het zien van al deze afgoden treft Paulus tot in het diepst van zijn ziel. Zijn geest werd in hem ontstoken, staat er in Hand. 17 : 16. Het doet hem zo'n pijn om te zien hoe de eer die zijn God toekomt, aan de afgoden gegeven wordt. Hij wordt vervuld met medelijden met al die mensen die zo misleid worden voor de eeuwigheid. Daarom kan hij niet langer stilzwijgend toezien totdat zijn metgezellen gearriveerd zijn, maar gaat hij toch gelijk aan het werk. Hoewel Paulus zeer vertoornd en bedroefd is over deze afgoderij, toch gaat hij niet direct de altaren omverwerpen. Toch gaat hij niet op de straten roepen hoe verkeerd deze afgoderij is. Paulus kiest een andere manier, die aansluit bij de aard en de cultuur van de Atheners.
Paulus gaat naar de markt om daar met de mensen die hij tegenkomt over God te spreken. De markt is de centrale plaats in de stad. De plaats om te kopen en te verkopen, de plaats om het laatste nieuws uit te wisselen. Een plaats waar de filosofen met elkaar discussieerden en hun standpunten verdedigden. Op de markt raakt Paulus in gesprek met een aantal van deze filosofen. Hij spreekt met hen over Jezus en over de opstanding. De reactie is verschillend. Sommigen noemen hem een betweter, iemand die maar wat praatjes rondstrooit. Anderen zien hem als iemand die de zoveelste religie in Athene wil introduceren.
Toch vinden ze het dermate interessant, dat ze Paulus meenemen naar de Areopagus. Zodat ze daar nog eens uitgebreid kunnen horen wat die nieuwe leer nu precies inhoudt. Het heeft hun belangstelling, omdat Paulus' leer nieuw is voor hen.
Want zij besteden hun tijd tot niets anders, dan om wat nieuws te zeggen en te horen (vs. 21). En Paulus gaat mee. Hij maakt van de gewoonte om altijd wat nieuws te horen, dankbaar gebruik om het evangelie te verkondigen.
Rede van Paulus
Als het gezelschap op de heuvel Areopagus is aangekomen, begint Paulus zijn rede. Daarbij zoekt hij aansluiting bij hun belevingswereld en spreekt hen aan in hun godsdienstigheid. "Gij mannen van Athene, ik bemerk dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt", zo begint hij (vs. 22). Paulus wil daarmee zeggen: ik zie, dat u op uw manier zeer vroom bent; ik zie, dat u eigenlijk godsdienstiger bent dan nodig is. Hoewel juist deze godsdienstigheid Paulus'toorn heeft opgewekt, toch begint hij zijn geleerde hoorders niet bot te bestraffen, maar hij spreekt hen beschaafd en vriendelijk aan. "Want de stad doorgaande, en aanschouwende uw heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, op hetwelk een opschrift stond: de onbekende God. Deze dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden." (vs. 23). Zoals Paulus bij de Joden begint bij de beloofde Messias, Jezus, zo neemt Paulus op een heel natuurlijke en verstandige manier ook hier de godsdienst van de Grieken als aanleiding om het evangelie te verkondigen. Hij zegt hun, dat ze al een altaar hebben voor de God Die hij verkondigt. En dat hij de smaad van het niet-kennen van deze God komt wegnemen. Dat moet toch wel in goede aarde vallen bij deze geleerden.
Areopagus
De heuvel Areopagus was de plaats waar de overheid vergaderde en waarde rechtspraak plaats vond. Zonder goedkeuring van dit gerechtshof mocht geen nieuwe god worden toegelaten in Athene. En loochende iemand een god, dan werd hij bestraft door dit gerechtshof.
Op de Areopagus kwamen de geleerden bij elkaar om hun meningen uit te wisselen. Paulus werd naar de Areopagus meegenomen, omdat men zijn mening eens uitgebreid wilde horen. Niet om als misdadiger of verloochenaar van de goden veroordeeld te worden. Hoewel dat laatste natuurlijk wel boven zijn hoofd hing, als ze zouden horen welke leer Paulus verkondigde.
De afstand van de markt tot de Areopagus was maar klein: de markt lag aan de voet van de heuvel en met een trap klom men zo naar de top van de Areopagus.
De boodschap
Dan komt Paulus tot de werkelijke inhoud van zijn boodschap. Omdat hij hoorders voor zich heeft die niets van de ware godsdienst weten, gaat hij hen eerst onderwijzen in de beginselen van deze ware godsdienst. Daarom begint hij met het uitleggen van Wie God is. Hij zegt dat deze onbekende God de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is. Hij is de Schepper en de Bezitter van de hemel en de aarde. Wat Paulus hier zegt, staat haaks op de leer van sommige wijsgeren die hij onder zijn gehoor heeft. Deze wijsgeren geloven dat de wereld "toevallig" is ontstaan.
Paulus weet dat, want hij kent deze filosofieën. Maar onbevreesd stelt Paulus de Bijbelse waarheid hiertegenover. Hij zet zijn mening niet naast die van de filosofen. Als gezant van zijn Koning heeft hij slechts de boodschap met gezag te verkondigen. "Deze God", zo gaat Paulus verder, "wordt ook van mensenhanden niet gediend als iets behoevende". God heeft onze diensten niet nodig, wil hij daarmee zeggen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat de Heere niet gediend mag of moet worden. Paulus sluit hierbij aan bij wat de filosofen zelf ook wel wisten, namelijk dat hun goden geen diensten van mensen nodig hadden. Maar Paulus gaat verder en geeft ook de reden aan waarom dit zo is: God heeft niet alleen de wereld geschapen, maar ook alles wat leeft. Uit één mens heeft Hij alle mensen gemaakt. Als God ons gemaakt heeft en het leven geeft, moeten wij deze God zoeken om Hem op de juiste wijze te kennen, zo vervolgt Paulus. Dat is niet onmogelijk, want God is dichtbij. Hij is alomtegenwoordig. Hier laat Paulus zien dat het helemaal niet nodig is om afgodsbeelden te maken. De Atheners doen dat wel om hun goden dichtbij te hebben, maar voor deze onbekende God is dat niet nodig. Om verder te bewijzen hoe dat mogelijk is, citeert Paulus hun eigen dichters: "Want in Hem leven wij - de dichter bedoelt hier de god Zeus! - en bewegen ons, en zijn wij. Want wij zijn ook Zijn geslacht" (vs 27). Paulus blijkt de denkwereld van zijn hoorders goed te kennen. En daarvan maakt hij nu gebruik, om hen zoveel mogelijk in hun eigen manier van denken en hun eigen taal aan te spreken. Paulus grijpt hun eigen gezegden aan, om te bewijzen hoe ongepast het is om afgodsbeelden te maken: als lévende mensen van Zijn geslacht zijn, hoe is het dan mogelijk dat God Zelf van hout of steen is? God heeft ons geëerd om onze geest naar Zijn beeld te scheppen. Daarom onteert de mens God, als hij Hem in een lichaam van hout of steen wil afbeelden. Duidelijk wijst Paulus de zonde aan.
De eis van bekering
Nadat Paulus hun verkondigd heeft Wie God is en nadat hij heeft aangetoond hoe verkeerd de afgodendienst is, gaat hij hun de eis van de bekering prediken. "God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren." (vs. 30).
Paulus predikt dat zij zich moeten bekeren van hun onwetendheid en van al hun afgoden, en dat zij zich moeten bekeren tot deze ene ware God. Deze filosofen hebben weliswaar veel wijsheid, maar in de ware godsdienst zijn ze zeer onwetend.
Bij deze oproep tot bekering geeft Paulus een sterke reden: God, Die de wereld en de mensen geschapen heeft, zal ook naar Zijn maatstaven rechtvaardig oordelen over de mensen. Niemand kan zich daaraan onttrekken, ook de Atheense filosofen niet. Dat oordeel komt op een dag door God bepaald. Het wordt uitgevoerd door een Man door God bepaald. Deze Man is Jezus Christus, Die uit de doden is opgewekt (vs. 31).
Als Paulus over de opstanding begint, gaan sommigen spotten. Het is voor deze Grieken een dwaasheid. Voorde Griekse filosofen is het lichaam slechts een gevangenis voor de geest. Het lichaam is iets minderwaardigs. De opstanding van het lichaam uit de doden? Dat is ondenkbaar. Anderen zijn wat milder. Die zeggen: voor dit moment is het even genoeg geweest. De rest horen we wel eens een andere keer.
En zo komt er abrupt een einde aan de preek van Paulus. Als een gezant van God heeft hij de boodschap van zonde en genade verkondigd. De vorm heeft hij zoveel mogelijk aangepast aan het niveau van zijn hoorders. De inhoud kan en mag hij niet aanpassen.
En de vrucht? Sommige mannen geloven en hangen hem aan. Twee worden met name genoemd: Dionysius, een lid van het gerechtshof dat op de Areopagus vergaderde, en Damaris, waarschijnlijk een belangrijke vrouw. Paulus had niet tevergeefs gearbeid.
2. Evangeliseren, maar wat?
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe Paulus het evangelie onder de heidenen heeft gepredikt. Daarin zijn heel wat zaken te vinden, die wezenlijk zijn voor het evangeliseren. In de volgende hoofdstukken worden deze zaken verder uitgewerkt.
Wat is evangeliseren?
Wat is evangelisatie eigenlijk precies? Het folderen in de wijk? Het preken voor een zaal met onkerkelijke mensen? Ja, dat hoort er allemaal bij. Toch gaat het dan over de vórm, en niet over wat evangeliseren eigenlijk inhoudt.
Evangeliseren is het verkondigen van het evangelie, opdat de mensen hun vertrouwen op God zouden gaan stellen. Het is het getrouw doorgeven van de Bijbelse boodschap. Goed beschouwd is er dus geen wezenlijk verschil tussen de verkondiging van het evangelie in de kerk, evangelisatie buiten de kerk of zending in het buitenland. De inhoud van de boodschap die wordt gebracht, is hetzelfde. Het verschil is dat de prediking in de kerk zich richt tot mensen die de Bijbel kennen.
Evangelisatie richt zich tot mensen die de Bijbelse waarheid niet meer kennen of nooit gekend hebben. Het verschil met zending is dat zending zich richt tot mensen die in een andere cultuur leven, een cultuur waarin meestal het evangelie nog nooit geklonken heeft. De prediking in de kerk, evangelisatie en zending vereisen ieder een eigen aanpak. Maar de boodschap is hetzelfde. Jezus heeft maar één opdracht voor de kerk: "En gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde" (Handelingen 1 : 8).
Opdracht
Evangelisatie is een opdracht voor de kerk. Daarvoor roept de Heere predikanten en evangelisten die Hij speciaal voor dit werk afzondert. Daarvan lezen we bijvoorbeeld in Handelingen 13 : 2: "En als zij de Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb."
God roept tot Zijn dienst. De fundering van dit werk ligt in het welbehagen van Gods. Hij zond Zijn Zoon in deze wereld om zondaren te roepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
De Heere maakt daarbij gebruik van mensen. Ook nu roept de Heere nog evangelisten in Zijn dienst. Denk maar aan de evangelisten in de grote steden van ons land en aan de evangelisten die in zendingsdienst zijn. De opdracht geldt echter niet alleen voor evangelisten. De roeping komt tot de gehele gemeente. De gemeente is zendende gemeente als er uit hun midden mensen worden afgezonderd tot dienst in zending en evangelisatie. Denk in dit verband aan de gemeente van Antiochie. (Handelingen 11 : 19-30).
De gemeenteleden hebben ook ieder persoonlijk de roeping om het Woord van God door te geven. In Markus 8 zegt de Heere Jezus tot de schare: "Want wie zijn leven zal willen behouden die zal hetzelve verliezen; maar wie zijn leven zal verliezen, om Mijnentwil , en om des Evangelies wil, die zal hetzelve behouden" (vers 35). "Wie zich Mijns en Mijner woorden geschaamd zal hebben, diens zal Zich de Zoon des mensen ook schamen" (Mark.8 : 38).
In Mattheus 5 zegt de Heere Zijn discipelen -en in hen tot Zijn kerk van alle tijden- 'Gij zijt het licht der wereld. Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen" (Matth. 5 : 14,16).
Dat geldt niet alleen voor mensen die bekeerd zijn. Ook Judas stond erbij toen de Heere Jezus dit zei. Bovendien, zou het "gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" ook niet betekenen dat we het evangelie moeten doorgeven aan onze naaste? Het evangelie moeten we dus niet voor onszelf houden. Het evangelie alleen maar wegstoppen en bewaren is niet goed. Wie het evangelie ontvangen heeft, moet het ook verder verbreiden. Dat is de opdracht die de Heere geeft. Om die opdracht te vervullen hoeven we niet ver van huis. Dichtbij is genoeg te doen. Denk aan klasgenoten, collega's of buren die "nergens aan doen". Folders in de wijk verspreiden. Helpen bij kinderevangelisatiebijeenkomsten. Wie er oog voor krijgt, ziet dat er zoveel te doen is op dit gebied. Deze opdracht kunnen we niet naar eigen inzicht wel of niet uitvoeren. De Heere zal rekenschap vragen wat we met Zijn Woord gedaan hebben.
Soms wordt er met argusogen naar het evangelisatiewerk gekeken. Er is dan een zekere huiver voor evangelisatie-activisme. Evangelisatieactiviteiten kunnen helaas op deze leest geschoeid zijn. Dat betekent echter niet dat er daarom niet aan evangelisatie gedaan moet worden. Het gaat erom of in afhankelijkheid van de Heere de juiste boodschap wordt gebracht.
Inhoud van de boodschap
Als Paulus op de Areopagus de onbekende God gaat bekend maken, laat hij een aantal punten aan de orde komen. Hij vertelt Wie God is, hij wijst de zonde aan, hij roept op tot bekering en hij verkondigt Christus. Hoewel hij voor dat laatste niet veel gelegenheid krijgt. Het zijn de wezenlijke punten die aan de orde moeten komen, als het Woord wordt doorgegeven aan ongelovigen.
Dat betekent overigens niet, dat alles altijd in één keer verteld kan of moet worden. Dat hangt van de omstandigheden af. Soms kunnen we maar een stukje vertellen, omdat we niet meer gelegenheid hebben of krijgen. Maar daarover gaat het hieronder niet. Hier gaat het erover, wat aan de orde moet komen als we wél de gelegenheid hebben.
In de eerste plaats is evangelisatie een boodschap over God. Wie Hij is, wat Zijn maatstaven zijn en wat Hij van ons eist. Dat Hij ons gemaakt heeft om Hem te aanbidden. Dat is het fundament wat eerst gelegd moet worden, voordat de rest aan de orde kan komen. Wie niet weet Wie God is, kan nooit begrijpen wat zonde tegen God inhoudt. Kan ook nooit bevatten wat de verlossing inhoudt. Toen Paulus voor de Joden in Antiochië preekte, hoefde hij deze grondbeginselen niette noemen.
Deze Joden kenden het Oude Testament. Maar als Paulus op de Areopagus voor de ongelovigen preekt, moet hij eerst vertellen Wie God is. En dat doet hij dus ook. Dit punt moet ook vandaag de dag in gesprekken met onkerkelijke mensen naar voren komen. Wie zeg maar in de zeventiger-, tachtiger jaren van de twintigste eeuw evangeliseerde, kon er meestal wel vanuit gaan dat de ander een kerkelijke opvoeding had gehad. Tegenwoordig is dat anders. Velen weten van niets, en dat zal alleen maar toenemen. Sommigen geloven nog wel dat er "iets" is. Of men gelooft wel dat er een God is, maar stelt Hem op één lijn met Allah of Boeddha. Maar dat is niet de ware Godskennis. Daarom mogen we niet overslaan om te vertellen Wie God is. Het is het fundament van de rest van de boodschap.
In de tweede plaats is het evangelie een boodschap van zonde. De boodschap dat we schuldig staan ten opzichte van Gods wet. Dat we daarom Gods toorn verdienen. Dat we uit onszelf nooit meer willen en kunnen terugkeren. In zijn rede op de Areopagus verbloemde Paulus de zonde ook niet. Wel ging hij voorzichtig te werk. Hij begon geen beeldenstorm, maar zocht naar een manier die zo min mogelijk aanstoot kon veroorzaken. Eenmaal bij zijn doel aangekomen, draaide hij er niet omheen maar wees concreet de afgods-beelden af. Voorzichtig, maar wel concreet. Dat gold voor Paulus, maar dit geldt ook vandaag nog. Dat is moeilijk. Want het raakt het leven en de daden van degene met wie je in gesprek bent. En in de hedendaagse tolerante maatschappij wordt zoiets niet getolereerd. Toch is het nodig. Omdat het Gods opdracht is. Wel is het belangrijk om dit te doen vanuit het besef dat je niet beter bent en dat je laat doorklinken dat niemand zonder wedergeboorte en geloof het Koninkrijk van God kan ingaan.
In de derde plaats is het evangelie een boodschap van Christus, Die voor zondaren gestorven is. Het is de verkondiging dat alleen op grond van Christus' dood behoud mogelijk is. Op grond van Zijn werk en Zijn Woord mogen zondaren tot Hem komen. Om op Hem te vertrouwen, Die machtig is om van de zonde te verlossen en zondaren tot God te brengen.
Bij spreken over Jezus hoort ook Zijn vleeswording, Zijn sterven, Zijn opstanding en hemelvaart, Zijn zitten aan de rechterhand van God. Dit hoort er wezenlijk bij. Dat is geen "saaie" dogmatiek, maar die kennis is nodig om te weten Wie Gods Zoon is en wat Zijn werk inhoudt.
Wat heeft het praten over Jezus voor waarde als we er niet bij vertellen Wie Hij is? Zonder kennis van deze zaken kan iemand de dood van Christus niet op de juiste waarde schatten. Het is het hart van het evangelie.
In de vierde plaats is het evangelie de oproep tot bekering. "God dan, de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu alle mensen alom, dat zij zich bekeren", hield Paulus zijn hoorders voor (Hand. 17 : 30). In 1 Joh. 3 : 23 staat het nog sterker: "Dit is Zijn gebód, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus". De Heere eist bekering en geloof. Het is belangrijk om goed duidelijk te maken waar het precies om gaat bij geloof en bekering. Geloven is niet een soort optimistisch gevoel bij alle ellende die er is. Een vage hoop die nergens op gegrond is. Geloven is een zichzelf helemaal toevertrouwen aan Christus. Niets van jezelf verwachten, maar alles van Hem verwachten. Het betekent dat men iets van zichzelf en iets van Christus moet kennen.
Bekering betekent een radicale breuk met de zonden. Het betekent Christus aanvaarden als Koning en zich door Hem laten regeren. Het betekent de verloochening van zichzelf. Christus houdt Zijn discipelen meerdere keren voor wat het betekent om Hem te volgen: "Wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, kan Mijn discipel niet zijn. Want wie van u, willende een toren bouwen, zit niet eerst neder en overrekent de kosten? Alzo dan, een iegelijk van u, die niet verlaat alles wat hij heeft, die kan Mijn discipel niet zijn." (Luk. 14 : 27, 28, 33). Hij wil hen eerlijk behandelen en hen van te voren wijzen op de consequenties. Dat mogen wij dan ook niet verzwijgen.
3. Evangeliseren, met welke houding?
In het vorige hoofdstuk is aan de orde gekomen wat de inhoud van de boodschap moet zijn. Maar hoe moet je dit nu aanpakken? Hoe komt de boodschap het beste over? Hoe sta je tegenover de ander? Opnieuw blijkt dat er heel wat te leren is van Paulus.
Met gezag
In de huidige maatschappij geldt als ongeschreven regel dat iedereen zijn eigen mening mag hebben. Je mag alles geloven. Zolang je het maar voor jezelf houdt en het niet aan anderen oplegt. Wie evangeliseert, gaat hier echter dwars tegenin. Evangeliseren is het met gezag verkondigen van Gods Woord. Een evangelist spreekt niet uit eigen naam. Hij spreekt uit Naam van de Heere. Daarom is de boodschap die men brengt, ook niet zomaar een mening. Het is geen mening die naast andere meningen staat en waar je over kunt discussiëren. Het evangelie is Gods Woord en moet daarom als vaststaande waarheid worden verkondigd. Zo deed Paulus ook op de Areopagus. Hij stelde zijn boodschap niet ter discussie. Nee, Paulus brengt zijn boodschap met grote zekerheid. Hij brengt het als de waarheid, die niet alleen voor hemzelf geldt, maar ook voor zijn hoorders. Dat laatste is juist de aanleiding om evangelisatie ter hand te nemen. Maar dat roept ook juist de weerstand op: geloven doe je voor jezelf, en leg je geloof vooral niet aan anderen op. Toch vraagt de Heere van ons om hierin getrouw te zijn. Het is Zijn opdracht om het evangelie te verkondigen als de waarheid, die ook voor anderen geldt.
Vanuit het hart
Als Paulus door de stad Athene loopt en al die afgodsbeelden ziet, wordt zijn geest in hem ontstoken, dat is vervuld met boosheid en droefheid. Hij wordt vervuld met boosheid, omdat God onteerd wordt. Hij wordt vervuld met droefheid, omdat zijn medemens zonder God naar de eeuwigheid reist. Dat zijn precies de twee hoofdzaken van de Wet, die de Heere in het hart van Zijn kinderen schrijft: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Dat is de bron waaruit de evangelisatieactiviteiten moeten voortkomen.
De liefde tot God en de zorg voor Zijn eer staat voorop. Het voornaamste doel van de mens is God te verheerlijken. Doet alles ter ere Gods, is de Bijbelse leefregel (1 Kor. 10 : 31). Evangelisatie is de Heere eren, omdat anderen dan horen over Gods grote daden. Als iemand aan een ander vertelt Wie God is, Wie Christus is en hoe Hij zondaren wil behouden, dan eert en verheerlijkt men God daarmee.
Evangeliseren is ook de Heere eren, omdat daarmee Zijn bevel wordt gehoorzaamd. Wie God echt liefheeft en zich bekommert om Zijn eer, zal ook Zijn bevel om te evangeliseren gehoorzamen.
De tweede reden die ons ijverig moet maken, is de liefde tot de naaste. Het verlangen om hem te behouden voor de eeuwigheid, om hem ook de zaligheid in God te doen vinden. Wie zelf iets van de liefde van God mag kennen, zou wel willen dat iedereen dat mocht kennen.
Toch houden we vaak onze mond. Valse schaamte of de gedachte dat anderen ons de rug zullen toekeren, zijn vaak de reden daarvan. Dat vraagt een eerlijke afweging wat nu zwaarder moet wegen: Gods opdracht of onze reputatie? Het behoud van onze naaste of onze eigen naam? Het is niet goed om deze moeilijke opdracht te willen ontvluchten en daarom allerlei uitvluchten te verzinnen. Of om de Heere met het minimale tevreden te willen stellen. Als het goed is, gebruiken we juist al onze vindingrijkheid en alle mogelijkheden om onze naasten te behouden. Dan drukken we de voetstappen van Christus, Die ook wenend gebeden heeft om de bekering van het volk (Luk. 19 : 41, 42).
Met verstand
De liefde maakt hartelijk en vriendelijk in het verkondigen van het evangelie. De liefde maakt ook meegaand. Niet in het aanpassen van de boodschap, om zodoende vriendelijk over te komen. Integendeel. Maar wel in het vermijden van alie mogelijke onnodige aanstoot, om de boodschap zo goed mogelijk ingang te doen vinden. Dat deed Paulus ook. In zijn rede op de Areopagus gebruikte hij beelden en woorden die de filosofen aanspraken. Uit zijn hoofd citeerde hij hun dichters. Daaruit blijkt ook dat Paulus de wereld van zijn tijd kende. Hij doet er dus alles aan, om zoveel mogelijk aansluiting bij zijn hoorders te vinden. Hij schrijft daarvan aan de Korinthiërs, dat hij de Joden is geworden als een Jood, opdat hij de Joden zou behouden. Degenen die onder de wet zijn, die zonder de wet zijn en de zwakken is hij geworden als onder de wet, als zonder de wet en als een zwakke. Opdat hij hen behouden zou (1 Kor. 9 : 20-22).
Wie het evangelie zo goed mogelijk aan het oor wil brengen, zal zich moeten verdiepen in de denkwereld van de ander en zal moeten weten wat er in de wereld rond gaat. Die zal de krant moeten lezen naast de Bijbel. Om bijvoorbeeld uit de wetsvoorstellen te zien hoe men tegenover de dood en het leven staat. Dan weet je hoe soms met een zeker genoegen verworvenheden die gebaseerd zijn op Gods Woord door de regering (en dus ook door onze naaste) omvergeworpen worden.
Je zult ook je oren en ogen goed open moeten houden in de omgang met collega's of studiegenoten. Om te weten dat bij velen het "laat ons eten en drinken en vrolijk zijn" de huidige levenspraktijk is. Het is ook van belang dat je weet hoe men omgaat met de zondag, hoe men omgaat met Gods geboden. Je zult in gesprekken met de postmoderne mens ontdekken dat God nagenoeg volledig uit het leven is weg gebannen. Deze dingen moet je weten om beter te begrijpen waarom men bepaalde vragen stelt.
Evangelisatie vanuit de Gereformeerde Gemeenten
Het evangelisatiewerk vanuit de Gereformeerde Gemeenten omvat verschillende activiteiten.
Evangelisatie wordt verricht door de evangelisten op de posten in Alkmaar, Amsterdam, Emmen. Leeuwarden. Tilburg en Merksem (België). Dit werk valt onder de verantwoordelijkheid van het Deputaatschap voor Evangelisatie. Het werk wordt nog steeds verder uitgebreid, waarbij het Deputaatschap zich vooral op de grote steden richt. Het Deputaatschap geeft het kwartaalblad "De Evangelist' uit waarin informatie te vinden is over de voortgang van het evangelisatiewerk.
Naast het landelijke werk is er plaatselijk evangelisatiewerk. Dit staat onder toezicht van de plaatselijke kerkenraad en wordt meestal gecoördineerd door de evangelisatjecommissie. Activiteiten die kunnen worden ondernomen zijn bijvoorbeeld het verspreiden van folders of het houden van kinderevangelisatiebijeenkomsten.
De plaatselijke gemeente wordt ondersteund door het Deputaatschap voor Evangelisatie, die sinds 1 januari 2001 hiervoor iemand in dienst heeft. Deze ondersteuning bestaat onder andere uit het geven van voorlichting en instructie aan de kerkenraden en de evangelisatiecommissies.
Informatie over evangelisatiewerk in Nederland en Belgié:
Evangelist G. Baan (coördinator-toeruster)
Anne Frankstraat 4,
2162 JP Lisse.
Tel. 0252 - 4245 44
Voor informatie over evangelisatiewerk onder allochtonen kan eveneens contact worden opgenomen met evangelist Baan. Er is een map in voorbereiding met een praktische handreiking voor het omgaan met vreemdelingen.
Met vrucht?
Wie vanuit het hart evangeliseert, zal ook uitzien naar vrucht. Dan is evangelisatie niet een kwestie van "zo, dat hebben we ook weer gedaan". Dan leeft het verlangen dat mensen ook daadwerkelijk bekeerd worden. Het is niet goed als het ons weinig uitmaakt of anderen nu wel of niet bekeerd worden. Toch moeten we hierin niet méér op de schouders nemen dan de Heere heeft opgedragen. De Heere heeft opgedragen om getrouw het Woord door te geven. Hij heeft ons niet opgedragen om er velen te bekeren. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de vrucht. Dat is Gods werk. Anders zou de kracht voor het behoud van mensen in onze manier van evangeliseren liggen. Dan zou de vrucht afhangen van onze goede inzichten en van onze tactiek. Maar zo is het gelukkig niet. Deze eer houdt de Heere voor Zichzelf.
Het is immers de Heilige Geest Die de harten opent, Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. De vrucht is dan ook niet de juiste maatstaf om te kijken of iemand 'goed' geëvangeliseerd heeft. Goed evangeliseren betekent getrouw de boodschap overbrengen. Niets meer en niets minder.
Wie veel vrucht heeft, mag daarom niet hoogmoedig worden. Alsof hij of zij het zo goed gedaan heeft. Veel vrucht zou juist tot ootmoed moeten leiden. Dat de Heere zo'n onnutte dienstknecht heeft willen gebruiken om mensen tot Zich te trekken. Wie weinig vrucht heeft, hoeft niet moedeloos te worden. God behoudt wie Hij wil en wanneer Hij wil. Dat is Gods vrijmacht en daarin moeten wij Hem vrijlaten. In deze jachtige tijd moet alles even snel gedaan worden. In zo min mogelijk tijd moet zoveel mogelijk resultaat bereikt worden. Ongemerkt kunnen we ook met deze gedachte besmet worden, als het over de bekering gaat. Maar evangelisatiewerk vraagt veel geduld en vasthoudendheid. Het vraagt het geloof, dat Gods Woord niet ledig tot Hem zal wederkeren. Het vraagt het geloof, dat de Heere machtig is om harde en onwillige harten te breken. Het vraagt ook geduld, om daarvoor te wachten op Gods tijd.
4. En nu de praktijik
Evangeliseren begint bij onze levensstijl. Met een christelijke levenswandel kunnen anderen voor Christus gewonnen worden. Allereerst betekent dit datje echt belangstelling toont voor de mensen om je heen.
Dat kan door mee te leven in verdriet en in vreugde. Gewoon eens vragen hoe het ermee gaat, ook (en juist) als iedereen gewend is geraakt aan de zorgen van een ander en er niet meer aan denkt. Het betekent ook hulpvaardig zijn. Bijvoorbeeld het kerstpakket in de auto zetten voor je collega die moeilijk kan tillen. Of de koffiekannen uit de kantine halen, omdat niemand dat wil doen. Of een ander eens helpen in de tuin of bij het opknappen van zijn huis. In een tijd waarin iedereen voor zichzelf leeft, gaat dat opvallen. Het betekent bewuste keuzes maken: niet meedoen als er gekletst wordt over je collega's, nee zeggen als je aangeboden wordt om die verbouwing zwart te laten uitvoeren. Door je houding en levenswandel kun je iets uitstralen.
Bijvoorbeeld door consequent te bidden voor je eten, door er gemotiveerd voor uit te komen dat je geen tv kijkt of door anders over sport en muziek te denken dan je omgeving doet.
Wie op dit soort punten de verkeerde keuzes maakt, breekt met zijn leven af, wat hij met woorden zou willen opbouwen.
Persoonlijk contact
Evangeliseren begint bij de levensstijl, maar loopt als het goed is uit op gesprekken. De meest natuurlijke vorm is het evangeliseren onder mensen die je goed kent, waar je dagelijks mee te maken hebt. Uit onderzoek is gebleken dat de meeste mensen die uit de wereld zijn getrokken, door middel van dit soort contacten tot geloof zijn gekomen.
Maar hoe krijg je dan zomaar een gesprek? Er kunnen tijdens de dagelijkse gesprekken allerlei aanknopingspunten zijn: het gemopper op het slechte weer, de geboorte van een kind, het bestemmingsplan van de gemeente om een disco of een crematorium te bouwen. Dat zijn momenten die je kan gebruiken om naar voren te brengen hoe jij daar tegenaan kijkt, om zo het gesprek richting het geloof in God te sturen.
Je kan ook een geschikt moment uitkiezen om met de ander een gesprek te beginnen. Bijvoorbeeld tijdens het wandelingetje in de middagpauze of als je samen met iemand naar huis fietst. Je kan het gesprek aanknopen met een algemeen praatje. En daarna proberen om het gesprek te brengen op de dingen die ieder mens nodig heeft of bezig kan houden, zoals liefde of de zin van het bestaan. Een meer directe benadering is ook mogelijk. Begin dan met open vragen, zoals: Denk je wel eens na over het bestaan van God? Hoe kijk jij tegen de kerk, tegen de christenen aan? Rond kerst of Pasen kan je vragen wat dit feest voor hen betekent. Het is belangrijk om open vragen te stellen en eerst de ander zoveel mogelijk te laten vertellen. Zodat je weet hoe de ander erover denkt. Het is goed om je zoveel mogelijk te verplaatsen in de ander en te bedenken hoe je woorden en je houding zullen overkomen. De ander moet vooral niet het gevoel krijgen dat je even je boodschap bij hen komt droppen. Tegenwoordig is men er allergisch voor om iets opgedrongen te krijgen, en daarom is het belangrijk om voorzichtig te werk te gaan. Het kan goed zijn om gewoon te zeggen dat je het moeilijk vindt om hierover te praten, omdat het net lijkt alsof je wat gaat opdringen; maar dat je het doet met het oog op zijn of haar behoud.
Beschikbare folder
• Heilsfeiten: Kerst, Goede Vrijdag; Pasen, Hemelvaart en Pinksteren.
• Bijbelverhalen: Noach, Manasse, Paulus, Ruth, Nicodemus e.a.
• Seizoen-thema's: Lente, zomer, herfst en winter.
• Appélwoorden: 'Waar kan ik God vinden?' Kunt u de Bijbel e.a.
Bijbelcursus
'De Christelijke leer'. Een serie van 18 lessen waarin de bijbelse leer uitgelegd wordt aan buitenkerkelijken.
In de cursuslessen is aansluiting gezocht bij de Heidelbergse Catechismus, zodat alle belangrijke bijbelse thema's aan bod komen. De serie lessen is gratis verkrijgbaar bij het deputaatschap voor de Evangelisatie.
Besteladres voor folders en lessen:
Werkgroep lectuurvoorziening.
Depot: St. Franciscusbaai 38.
2904 AD Capelle a.d. IJssel.
In samenwerking met het deputaatschap Bijbelverspreiding verschijnen ook folders en cursussen in het engels, duits, frans, arabisch e.d. Ben je op zoek naar een Bijbel in een vreemde taal? Neem dan contact op met:
Deputaatschap Bijbelverspreiding,
Utrechtsestraatweg 93,
3445 AP Woerden. Tel. 0348-431413 email: W. Chr. Hamminltg wxs.nl
Georganiseerde activiteiten
Naast persoonlijke gesprekken zijn er ook andere mogelijkheden. In de praktijk van het gemeente-zijn zal een evangelisatiecommissie met de kerkenraad afstemmen welke activiteiten ontplooid kunnen worden.
a) lectuurwerk
Het huis-aan-huis evangeliseren is een bijbelse methode. Paulus deed het ook (Handelingen 20 : 20). Het vraagt vandaag wel om een tactische aanpak. Niemand zit erop te wachten om door een ander overtuigd te worden, zeker niet als dat een vreemde is. Een belemmering is ook dat a snel gedacht wordt dat er een Jehovagetuige aan de deur staat.
De stickers op de brievenbussen geven ook vaak aan dat het ongevraagd bezorgen van folders door veel mensen niet op prijs wordt gesteld. Aanbellen en materiaal afgeven lukt in de ene wijk beter dan de andere. Het is belangrijk om af te wegen of deze werkwijze zinvol is.
Veelal biedt een informatiestand (kraampje) tijdens een activiteit in een buurt of wijk meer mogelijkheden om de mensen te bereiken.
Het is goede stelregel om niet te opdringerig te zijn. Soms komen mensen met kritiek op de kerk. Wordt dan niet boos, maar probeer te achterhalen wat de reden daarvan is. Ook is het niet vruchtbaar om een discussie aan te gaan. De Heere Jezus ging ook niet in op de twistvragen van de Farizeën, maar meestal sprak Hij dan over Degene Die Hem gezonden had. Krijg je gelegenheid om een serieus gesprek aan te gaan, probeer dan in elk geval een Bijbel achter te laten. Ook kan je je telefoonnummer of e-mail adres geven, zodat mensen de gelegenheid hebben om erop terug te komen.
b) Schriftelijke bijbelkursus
Middels advertenties in huis-aan-huisbladen kunnen belangstellenden opgewekt worden om een informatiepakket op te vragen. Het deputaatschap voor de Evangelisatie beschikt over een bijbelcursus waarvan in de achterliggende jaren door velen gebruik is gemaakt.
c) Kinder- en jeugdevangelisatie
Evangelisatiewerk onder kinderen opent deuren, die tijdens andere vormen van evangelisatie-werk gesloten blijven. Als er enige tijd met een groep kinderen gewerkt is, krijgen de leidinggevenden het vertrouwen van de ouders, zodat er -bijvoorbeeld tijdens een kerst-bijeenkomst of jaarafsluiting ook met hen contact gelegd kan worden.
In het kinderevangelisatiewerk gaat het vooral om het doorgeven van de bijbelse boodschap.
De kinderen kunnen een tekst, psalm of lied leren. Suggesties zijn verkrijgbaar bij de landelijke commissie kinderevangelisatie.
Naast het kinderclubwerk kan ook een tienerclub voor jongeren van tien tot veertien jaar worden opgestart.
d) Bejaardenwerk
In verpleeg- en verzorgingshuizen zijn mogelijkheden om een avond te verzorgen met medewerking van een (jongeren) koor of jeugdvereniging. Jongeren kunnen op dergelijke avonden een goede inbreng hebben. Er zijn ook mogelijkheden om ouderen op te zoeken en uit te nodigen voor gemeenteavonden, bejaardenmiddagen e.d. Er is veel eenzaamheid onder oudere alleengaanden. Hier ligt een opening voor evangelisatiewerk.
e) Zorg voor asielzoekers
Er zijn goede mogelijkheden om contacten te leggen met asielzoekers die in een AZC, Opvangcentrum (OC) of Aanmeldcentrum (AMC) verblijven. Jongeren die goed kunnen communiceren in een vreemde taal kunnen belangrijk werk doen. In verschillende gemeenten worden asielzoekers ook tijdens de zondagse diensten opgevangen door leden van een evangelisatiecommissie.
Kinder-evangelisatie
"In onze gemeente worden elke week kinderevangelisatiebijeenkomsten georganiseerd. We beginnen het seizoen met een bijeenkomst van een hele dag, de vakantiebijbelclub. Hiervoor worden advertenties in de plaatselijke krant gezet en posters opgehangen. Op de dag zelf gaan we ook eerst nog de wijk in om kinderen persoonlijk te benaderen. Natuurlijk wordt wel eerst aan de ouders gevraagd of de kinderen mee mogen. Meestal hebben we zo'n dag rond de 40 kinderen. Van alle kinderen die komen, schrijven we de naam en het adres in een schrift. We beginnen de dag met zingen, bidden en het Bijbelverhaal. Daarna gaan we knutselen. Aan het eind van de ochtend leren we de kinderen een tekst, 's Middags hebben we een vergelijkbaar programma.
Na de vakantiebijbelclub houden we elke week op woensdagmiddag de 'gewone' bijeenkomsten. Op deze middagen vertellen wordt er gebeden en gezongen, een Bijbelverhaal verteld, een tekst aangeleerd en wat geknutseld. We proberen de kinderen bijvoor beeld ook te leren wat eerbied is, waarom je je handen vouwt en je ogen dicht hebt tijdens het bidden. De kinderen kunnen 'sparen' voor een Bijbel. Ze krijgen een stempel als ze komen en als ze bijvoorbeeld de tekst goed opzeggen. Bij een bepaald aantal stempels krijgen ze een kinderbijbel. Meestal loopt het aantal kinderen in de loop van het jaar terug. Met Kerst en met Pasen schrijven we de kinderen van wie we het adres hebben persoonlijk aan en houden we een bijzondere bijeenkomst. Meestal hebben we deze bijeenkomsten dan weer zo'n 40 kinderen bij elkaar. Toch is het aantal niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat de Heere in de harten van de kinderen gaat werken."
Informatie over kinderevangelisatiewerk (o.a. werkmateriaal):
Landelijke Werkgroep Kinderevangelisatie,
Pr. Clausplantsoen 11,
2751 XP Moerkapelle. Tel. 079-5932602.
Bezwaren
Er kunnen bezwaren zijn om daadwerkelijk mee te werken aan het evangelisatiewerk. We noemen er enkelen:
1. "Ik ben onbekeerd, en daarom kan ik het niet".
Toch is dat geen excuus. De gemeente heeft de opdracht om de boodschap van Gods Woord door te geven. Het is inderdaad waar dat je pas echt kan evangeliseren als je de Heere kent. Alleen dan kan je spreken vanuit de ware liefde tot Hem en vanuit de ware liefde tot degene met wie je in gesprek bent. Daarom zou dat een reden te meer moeten zijn om de Heere niet los te laten tenzij Hij je zegent met de bekering.
2. "Ik weet niet wat ik moet zeggen, ik heb onvoldoende bijbelkennis".
Bijbelkennis wordt alleen door trouwe Bijbelstudie verkregen. Daarom is het belangrijk om de Bijbel biddend en aandachtig te lezen. Om de teksten in je op te nemen en te onthouden waar ze staan. En om de teksten ook in hun verband te lezen.
3. "Ik durf niet zomaar over God te spreken. Dat doe je toch niet? Dat is raar". Dat is heel begrijpelijk. Het is ook moeilijk om zomaar over de Heere te spreken. Toch mogen we het daarom niet nalaten. De Heere Jezus heeft ook niet gewacht tot de mensen vroegen of Hij naar de aarde kwam. Ongevraagd is Hij gekomen om vijanden het Woord te brengen.
Vreest niet voor hen die het lichaam kunnen doden maar de ziel niet kunnen doden, maar vreest veel meer Hem, die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel (Matth.10 : 28).
Bidden en werken
Is de meetlat in de voorgaande hoofdstukken niet erg hoog gelegd? Wie is tot deze dingen bekwaam?
Om echt te evangeliseren, is liefde tot God en liefde tot de naaste nodig. Dan blijft er maar één weg over: de weg van het gebed. Het gebed om bekering van jezelf.
Want in de bekering ligt het beginsel van de ware liefde tot God en de ware liefde tot de naaste besloten.
Evangeliseren betekent de boodschap getrouw overbrengen. Het betekent niets verzachten of dingen verzwijgen uit angst voor een negatieve reactie. Uit onszelf is dat onmogelijk. Want wij geven meer om onze eigen eer, dan om de ziel van de naaste. Daarom is het gebed onmisbaar. Om getrouw te mogen zijn. Om vrijmoedigheid. Om een opening voor een getuigend gesprek waar je uit jezelf de moed niet voor hebt.
Evangeliseren moet met verstand gebeuren. Kijken wanneer en hoe iemand het beste benaderd kan worden. Die wijsheid hebben we niet van onszelf. Daarom is het zo nodig om die wijsheid van de Heere te vragen: "Indien iemand wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt (Jakobus 1 : 5)".
Evangeliseren betekent de vrucht van de Heere verwachten. Daarom is het zo nodig om te vragen of Hij de wasdom wil geven. Of Hij het werk wil zegenen en harde harten wil breken.
Evangeliseren is het verloochenen van onszelf. Tot eer van God en tot heil van de naaste.
Daarom blijft er maar één bede over: 'Heere, geef wat Gij beveelt en beveel dan wat Gij wilt'.
Buurman
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heengegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag mij af, hoe hij is weggegaan...
Hij was een trouw 'genoot' en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.
Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ‘t geval hij sterven zou.
En dat is zo gebeurd; er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?
Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt,
- het brood voor heden en de huur voor morgen -
en dat verzekering niet alle schaden dekt.
Ik vrees, dat spijt deskundig overleggen
hij déze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ‘t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor na de dood.
Want ‘k vrees, dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moest ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?
Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworven,
het is voorbij, voor hem is ‘t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
De verwerking op de verenigingsavond
Gesprek over evangelisatie op de JeV.
1. Programmasuggesties
Thema: 'Jij en evangelisatie'
1. Opening
2. Introductie ' Ook de ander heeft een verhaal'
3. Evangeliseren, waar en wanneer?
4. Pauze
5. Korte voorbespreking van stellingen in groepjes
6. Plenaire presentatie en reacties
7. Sluiting
Thema: ' Je mag er gerust voor uitkomen..'
1. Opening
2. Intro: ' Waarom zou je je schamen?'
3. Wat vertel je de ander?
Vier persoonlijke antwoorden
4. Pauze
5. Forumbespreking: 'Wat roepen de antwoorden op?'
6. Gedicht 'Mijn buurman..'
7. Sluiting
Thema' Gemeente en evangelisatie'
1. Opening
2. Inleiding door een evangelist/ambtsdrager
'Roeping en mogelijkheden van de gemeente'
3. Reactie van twee jongeren:
'Zijn wij een wervende gemeente?'
4. Pauze
5. Korte groepsbespreking: een voorstel en een vraag
6. Forumbespreking: inleider en jongeren
7. Sluiting
Verwerking
1. Intro: Ook de ander heeft een verhaal
Karin (17) werkt net als jij bij het Kruidvat. Ze komt weleens bij jou thuis.
Haar verhaal: 'Je opvoeding is een belangrijke factor voor het geloof. Als mijn ouders hadden gezegd dat ik op zondagmorgen in de kerk had moeten zitten, dan was ik wel gegaan. Ik heb nog wel mijn communie gedaan, maar daarna ben ik nooit meer geweest.
Je bent gewend om niet te gaan. Mijn ouders gaan zelf ook niet. Het geloof zit in jezelf, dat moetje zelf doen en niet de kerk. Iedereen vult dat op z'n eigen manier in. Ik heb wel van mijn ouders meegekregen wat goed en fout is. En dat hebben ze wat mij betreft goed gedaan. Ik zou het zelf later niet anders doen'.
2. Stellingen -groepjes en plenair.
Hieronder staan een aantal stellingen. Het is de bedoeling dat steeds twee groepjes dezelfde stelling krijgen en hierover discussiëren. Het ene groepje moet het eens zijn met deze stelling, en dit kunnen beargumenteren. Het andere groepje moet het er niet mee eens zijn en dit kunnen beargumenteren. Je spreekt bijvoorbeeld af dat de even groepjes het eens zijn met de stelling en de oneven groepjes het niet eens zijn met de stelling. De groepjes bereiden zich voor in een korte groepsbespreking. Daarna worden de stellingen plenair besproken waarbij de twee groepen op elkaar ingaan. Hierbij krijgen ook mensen uit de zaal gelegenheid te reageren.
Denk er dus aan datje de groep in een even aantal groepjes verdeeld, anders is het niet mogelijk dat er twee groepjes met elkaar in discussie gaan.
1. Je moet iedere gelegenheid aangrijpen om mensen van het Evangelie te vertellen.
2. Als je zelf geen kind van God bent is het onmogelijk een ander te willen 'bekeren'.
3. Zending in het buitenland is veel belangrijker dan evangelisatie hier in Nederland, in Nederland staan al kerken genoeg.
4. Met het verhaal van de Bijbel kun je bij de mensen niet meer aankomen.
3. Waarom zou jij je schamen?
Hoe gaat het maandagmorgen op school of op je werk? Iemand stelt de vraag: 'He, wat heb jij gisteren gedaan?' 'Ik? 0..niet veel. Een beetje geluierd. Meer niet'. De vraagsteller is niet tevreden en zegt: 'Dat is ook niet veel. Heb je echt niet meer gedaan?' Wat antwoordje dan? Iets van: 'Nee, echt niet meer..?' Ondertussen zat je zondag in de kerk. Twee keer zelfs. Maar dat vertel je niet makkelijk. Temidden van mensen die nooit naar de kerk gaan, schamen we ons nogal eens voor het geloof. Hoe komt dat toch? Soms leun je daarover inzitten: 'Dat ik er toch niet voor uitkom. Ben ik dan wel een christen? Want Paulus schaamde zich toch voor het Evangelie niet (Romeinen 1 : 16)?
(Uit: Tijdschrift)
4. Wat vertel je de ander?
Vier persoonlijke antwoorden.
Antwoord 1
'Ik geloof dat ik niet zomaar ben ontstaan, maar dat God mij gemaakd heeft'.
Antwoord 2
'Ik geloof dat ik niet ben zoals ik zou moeten zijn'
Antwoord 3
'Ik geloof dat ik niet hoef te blijven zoals ik ben'
Antwoord 4
'Ik geloof dat God voor al Zijn kinderen een eeuwige toekomst heeft'
5. Stellingen -nogmaals
eens oneens weet ik niet
Een evangelist kan mijn werk niet doen,
dus ik kan zijn werk ook niet doen.
Om te kunnen evangeliseren moet je bekeerd zijn.
Ik ga naar de kerk. Ongelovige mensen laten mij daar vrij in.
Ik moet hen vrij laten.
Evangeliseren heeft geen zin.
Er zit gewoon niemand op te wachten.
6. Gespreksvragen
1. Lees met elkaar 2 Timotheus 2 : 12 en Mattheus 10 : 32-33.
a. Wat roepen deze teksten bij jou op?
b. Vind je het moeilijk wat er staat?
2. Lees met elkaar ook eens Romeinen 1 : 16
a. Waarom zou je je schamen voor het Evangelie?
b. Wat betekent: ik schaam mij het Evangelie niet?
c. Zouden we misschien meer vrijmoedigheid hebben als we ons meer bewust zouden zijn wat het Evangelie is?
d. Waarom vraag Paulus in Efeze 6:19 om het gebed? Heeft dat ook voor jou betekenis?
3. Het maakt verschil uit of je met mensen spreekt die 'nergens aan doen' of met moslims.
a. Hoe benader je 'ongelovigen'?
b. Hoe benader je moslims?
4. Inventariseer in jullie groepje welke concrete mogelijkheden jullie zien voor evangelisatie in je eigen omgeving.
Literatuur
G. Baan: Gemeente en evangelisatie. In: 'Een lichaam, vele leden', redactie J. H. Mauritz.
J. J. Groen en Zoon, Leiden 1995.
Th. Boston: De kunst van mensen vangen.
Den Hertog Houten 1991.
Ds. A. Elshout: 'Het getuigenis van de kerk in de wereld' in: 'Over de kerk gesproken',
JBGG, Woerden, 1989.
J. van 't Hul: Ik heb nog andere schapen. Evangelisatieposten van de Gereformeerde Gemeenten.
Deputaatschap voor de Evangelisatie, 2000.
J. Kwantes e.a. : Evangelisatie, een bijbelse opdracht in de moderne samenleving.
JBGG, Woerden, 1984.
J.I. Packer, Evangelisatie en de soevereiniteit van God. Novapres,
Apeldoorn 1995.
W. Dekkeren P. J. Visser: Uitgedaagd door de tijd. Boekencentrum,
Zoetermeer, 2000.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 2002
Mivo +16 | 24 Pagina's