JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

En ik zag, en ziet...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En ik zag, en ziet...

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Zacharia heeft met zijn prediking een groot stempel gedrukt op het leven van het Joodse volk in het Israël van na de ballingschap. Toch is zijn boodschap, verwoord in het oudtestamentische boek Zacharia, onder ons weinig gelezen en nog minder begrepen.

In deze schets zullen we wat nader kennismaken met Zacharia en zijn nachtgezichten. In het eerste hoofstuk wordt ingegaan op de tijd waarin Zacharia leefde en werkte, op Zacharia als persoon en op het boek dat hij geschreven heeft. In hoofdstuk twee worden de nachtgezichten, die in het eerste deel van zijn boek beschreven zijn, uitgelegd.

De verenigingsavond

Het Bijbelboek Zacharia 
• Opening 
• Inleiding over 'Het Bijbelboek Zacharia' - n.a.v. hfdst 1 
• Inleiding over één of twee nachtgezichten - gebruik naast de schets een bijbelverklaring 
• Pauze 
• Verwerking - gebruik de verwerking uit de schets
• Plenaire bespreking van de vragen 
• Sluiting 

Nachtgezichten 
• Opening 
• Inleiding over bijzondere openbaringen in de Bijbel
  (Denk aan: visioenen, openbaringen, dromen en (nacht)gezichten 
  - zoek literatuur / bijbelverklaringen) 
  - N.B. Dit is een pittig onderwerp en vraagt een zorgvuldige voorbereiding. 
• Korte inleiding over de Nachtgezichten 
• Pauze 
• Vragen en opdrachten ^ 
  - gebruik de vragen uit de schets 
  - maak zelf vragen (bijbelstudie) 
• Plenaire afronding 
• Sluiting 


Bijbelstudie 
Tijdens de verenigingsavond kan er ook een bijbelstudie gehouden worden.
Dit kan op diverse manieren: 
Kies een nachtgezicht en houdt daarover een korte inleiding. De bespreking kan plaatsvinden in kleine groepjes en vervolgens plenair. 
Enkele suggesties: 
• Maak een aantal gespreksvragen. Let daarbij op kleine bijzonderheden uit het nachtgezicht, maar let ook op 'de grote lijn', d.w.z. de boodschap uit het gezicht.
• Zet het nachtgezicht op een A-4. Onderstreep In iedere tekst de belangrijke woorden, uitdrukkingen, beloften etc . De leden geven tekst voor tekst bij ieder woord, of elke uitdrukking, d.m.v . een '!' aan dat ze weten wat er bedoeld wordt, of door een '?' dat ze de uitdrukking niet goed begrijpen. Vervolgens wordt in groepjes per tekst met elkaar ingegaan op de inhoud. 
• Parafrasen. Zet het nachtgezicht tekst voor tekst in een kolom op een A-4. Opdracht: Per groepje t daarachter met eigen woorden weergegeven wat er in de afzonderlijke teksten staat beschreven. 
Vergelijk plenair de 'uitkomsten' van de diverse groepjes en bespreek deze.


1. ?? 

< pag 4 en 5 ontbreken >

Inmiddels was het ook politiek onrustig geworden in het grote rijk. Na een aantal machtswisselingen had Darius de troon bestegen.
Bovendien was het er economisch niet beter op geworden. Misoogsten veroorzaakten voedselschaarste en hoge prijzen.
Het viel de teruggekeerde Israëlieten bitter tegen. Ze hadden verwacht dat de Heere met hen zou zijn en dat ze een tijd van voorspoed en opbouw tegemoet gingen. Slechts tegenspoed en teleurstelling was hun deel geworden. Daarom lieten velen de herbouw van de tempel voor wat het was. Ze bouwden hun eigen huizen en vergaten het huis van God. Zestien jaar na de herbouw van het brandofferaltaar op het tempelplein was men nog maar weinig verder gekomen met de herbouw van de tempel zelf.
De Heere liet het volk echter niet in de steek. In het tweede jaar van Darius stond ineens de profeet Haggaï tussen de puinhopen van het tempelplein.
Als een gezant van God was hij een teken van Gods trouw. De Heere wilde opnieuw wonen en werken in Jeruzalem, temidden van het volk.
Haggaï wekte op tot bekering en tot herbouw van de tempel. Wat vele profeten alleen maar hadden kunnen dromen, dat maakte Haggaï mee: een volksopwekking in de stad van God.
Het volk begon onder de bezielende leiding van Jozua en Zerubbabel weer aan de tempelbouw. Uit naam van de Heere mocht hij het hen tot twee maal toe verkondigen: 'Ik ben met u'
In deze tijd begint ook Zachana zijn prediking.

Zijn persoon
Zacharia betekent: de Heere gedenkt!
Die naam herinnert aan de trouw van de Heere, dat Hij aan Zijn volk gedenkt. Als de Heere dat doet, gedenkt Hij niet aan hun zonden, maar dan gedenkt Hij aan Zijn verbond en aan Zijn beloften. Dat is ook de kern van de boodschap die Zacharia zal brengen: de Heere gedenkt aan Israël naar de trouw van Zijn verbond.
Zacharia is 'de zoon van Berechja, de zoon van Iddo' (Zach. 1 : 1). Iddo behoorde tot de groep priesters, die onder leiding van Jozua en Zerubbabel uit Babel terugkeerden.
Uit Neh. 12 : 16 weten we, dat Zacharia priester werd in de dagen van de hogepriester Jojakim, dat wil zeggen rond het jaar 500 voor Chr.
Twintig jaar eerder trad hij al als profeet naar buiten. Hij zal dus waarschijnlijk nog erg jong zijn geweest, toen hij tot profeet geroepen werd.
Het eerste optreden van Zacharia is namelijk gedateerd oktober/november van het jaar 520 voor Chr., ongeveer twee maanden na het eerste optreden van Haggaï. Over zijn roeping tot profeet weten we eigenlijk niets. Wel is zeker, dat hij geroepen is.
Het blijkt duidelijk uit het feit, dat het Woord des Heeren tot hem geschiedde.
De laatste datum vinden we halverwege zijn boek (Zach. 7 : 1): hetjaar518 voor Chr. Of hij ook nog na 518 voor Chr. geprofeteerd heeft, en of we mogelijk de laatste hoofdstukken van zijn boek in die tijd moeten plaatsen, valt niet met zekerheid te zeggen.

Zijn boek
Zacharia sluit aan bij de boodschap van Haggaï en spoort de Joden te meer aan de tempel te herbouwen.
Maar hij ziet ook verder en profeteert van de komst en wederkomst van de Messias. Zo zien we na de ballingschap een opgaande lijn van Haggaï via Zacharia naar Maleachi, die de komst van de Heere Jezus nader voorspelt door van de 'voorloper' (Johannes de Doper) te spreken.

Door een merkwaardig verschil in stijl en inhoud tussen de hoofdstukken 1-8 en 9-14 valt het boek als vanzelf uiteen in twee gedeelten. Zacharia is het meest bekend geworden door de acht nachtgezichten, die in de eerste zes hoofstukken te vinden zijn. In het vervolg van deze schets komen we uitgebreid terug op de nachtgezichten. De twee hoofdstukken die volgen (7 en 8) worden door hun datering (Zach. 7 : 1) over het algemeen ook bij de eerste zes gerekend. Zacharia laat - naar aanleiding van een vraag van de Joden over het vasten - het volk zien wat de plicht van hun leven is en hij bemoedigt hen op Gods gunst te hopen.
Vanaf hoofdstuk 9 verandert de stijl en inhoud van de profetie van Zacharia.
De hoofstukken zijn niet meer gedateerd; we lezen niets meer over Jozua of Zerubbabel; ook de tempelbouw komt niet meer ter sprake. Het tweede gedeelte van Zacharia bestaat eigenlijk uit twee preken, beide 'De last van het Woord des Heeren' genoemd. De ene preek begint bij hoofdstuk 9, de andere bij hoofdstuk 12. De inhoud bestaat uit vermaningen over de zonde, bedreigingen met Gods oordeel tegen hen die volharden in de zonde en bemoedigingen voor hen die de Heere liefhebben. Zacharia verzekert hen van de komst van de Messias en de oprichting van Zijn koninkrijk in deze wereld.


DE PROFEET ZACHARIA. 
INHOUD VAN DEZE PROFETIE. 
ZACHARIA is de tweede profeet, die na de verlossing uit de Babylonische gevangenis onder de Joden gepredikt heeft, maar twee maanden na den profeet Haggaï aanvangende te prediken, te weten in de achtste maand van het tweede jaar van den koning Darius. In dit boek worden vele treffelijke stukken verhandeld, waarvan dit de voornaamste zijn: Vooreerst, zo vermaant hij de Joden, die uit de Babylonische gevangenschap weder in het Joodsche land gekeerd waren, tot boete en ware bekeering; ten tweede vertelt hij eenige gezichten, door welke de Heere hun leert, hoe vaderlijk Hij zich hunner heeft aangenomen, en inzonderheid hoe goedertierenlijk Hij hen uit de Babylonische gevangenschap verlost heeft, met belofte dat Hij voortaan hen in Zijn beschutting en bescherming zou aannemen, indien zij zich oprecht tot Hem bekeeren en naarstiglijk de tempel weder opbouwen zouden; ten derde profeteert Zacharia van de verdelging der vijanden van het volk Gods , alsook van de toekomst van den Messias en de weldaden, die Hij Zijn kerk bewijzen zou, mitsgaders van den aanwas derzelve vanwege de bekeering der heidenen tot dezelve.
Daar worden uit den profeet Zacharia verscheidene plaatsen in het Nieuwe Testament bijgebracht, zoo van CHRISTUS JEZUS zelf als van de evangelisten en apostelen, Matth. 21 : 5; 26 : 31, en 27 : 9; Mark. 14 : 27; Joh. 12 : 15, en 19 : 37; Ef. 4 : 25; Openb. 1 : 7. 
Hetwelk alles idient om ons het lezen van dezen profeet aan te prijzen en aangenaam te maken.


De hoofdstukken 9-14 zijn rijk aan vergezichten van de komst van de Messias en van de wederkomst van de Christus aan het einde der tijden.
Zacharia profeteert in Zach. 9 : 9 over de intocht van Christus in Jeruzalem: Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.' (verg. Matth. 21 : 4, 5 en Joh. 12 : 14, 15). Zelfs de dertig zilverlingen die Judas kreeg na zijn verraad worden voorspeld: 'en zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen.' (Zach. 11 : 12, verg. Matth. 12 : 3-10).
Het apocalyptische (Grieks woord voor 'openbaring', dus de openbaring van de toekomende dingen) karakter van Zacharia komt duidelijk naar voren in de Openbaring van Johannes.
Daar vinden we op diverse plaatsen aanhalingen uit het boek Zacharia.
Vergelijk bijvoorbeeld Openb. 11 : 4 met Zach. 4 : 3, 14.
De boodschap van de profeet was niet alleen van betekenis voor zijn tijdgenoten door hen nieuwe hoop te geven voor de toekomst. Ze houdt betekenis tot aan het einde van de tijden. Het boek van Zacharia is vol van de opbouw van het huis van God.
Allereerst gaat het om de opbouw van de tempel in het Jeruzalem van na de ballingschap, maar niet in de laatste plaats wijst Zacharia telkens op het huis met zijn grotere heerlijkheid.
Zacharia eindigt ermee, Jeruzalem zal in de eeuwigheid verhoogd worden als stad en tempel van de Heere.
(Verg. Zach. 14 met Openb. 21 en 22)


Dit zijn de dingen die gij doen zult
Zacharia 8:16a

De HEERE heeft Zijn volk weer teruggebracht. Hij gedacht aan Zijn Verbond. Hij heeft goed gedacht over Jeruzalem en de steden van juda. Maar nu eist de HEERE daartegenover van hen ook trouw.
Dit zijn de dingen die gij doen zult: spreek de waarheid, een iegelijk met zijn naaste, oordeelt de waarheid en een oordeel des vredes in uw poorten; en denk niet de een des anderen kwaad in uw hart, en hebt een valse eed niet lief; want al deze zijn dingen, die Ik haat, zegt de HEERE! Zo eist de HEERE van ons allen, Hem lief te hebben boven alles, dus ook boven onszelf, en onze naaste als onszelf. Van nature zijn we kinderen van de vader der leugenen, die een mensenmoorder is van den beginne. Alleen Gods genade maakt eerlijk en waar voor God en mensen. Gij weet mijn weg en hoe mijn wandel is; 'k wil niets daarvan voor u mijn God verhelen.
Dit zijn de dingen die gij doen zult! Aan onze kant is alles tekort.
Maar Een is er, namelijk Jezus Christus, Die al deze dingen gedaan heeft tot zaligheid voor verlorenen.
Lezen: Zacharia 8 : 9-17
Psalm 119 : 1
Uit: Voor Hart en Huis - Bijbels dagboek 1992


2. De nachtgezichten

Zacharia begint zijn preken op het tempelplein niet direct met de nachtgezichten, maar met de oproep tot bekering. Drie maanden voordat hij in één nacht acht gezichten te zien krijgt, vangt hij zijn prediking aan met de aansporing om de zonden te verlaten en terug te keren tot de Heere. Dan zal ook de Heere wederkeren.

Die oproep tot bekering lijkt merkwaardig. Twee maanden eerder was Haggaï begonnen met zijn bekeringsprediking, die zijn uitwerking niet gemist had. Het ontmoedigde volk was weer aan het werk gegaan, gesteund door de prediking van Haggaï. Het ging goed in Jeruzalem.
Het volk had zich bekeerd.


Daarom, zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik weder tot ulieden keren, zegt de HEERE der heirscharen.
Weest niet als uw vaders, tot dewelke de vorige profeten riepen, zeggende:
Alzo zegt de HEERE der heirscharen:
Bekeert u toch van uw boze wegen en uw boze handelingen; maar zij hoorden niet, ert zij luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE.


De vraag ontstaat wat de jonge Zacharia bedoelt met de prediking:
"Zo zegt de Heere der heerscharen:
Keert weder tot mij, zo zal Ik weder tot u keren!".
Het gaat er Zacharia echter om dat de Heere weer zal wónen bij Zijn volk. En dat kan alleen in de weg van bekering.
Het wonen van de Heere bij Zijn volk wordt niet bewerkstelligd door allerlei activiteiten en uiterlijke veranderingen. De Heere vraagt bekering, telkens weer opnieuw. Daarom lijkt de prediking van Zacharia wel merkwaardig, maar is het toch niet. Zonder hartgrondige bekering van de zonde is er geen plaats voor God.
Het wonder van het evangelie is echter dat de Heere niet alleen bekering eist, maar het ook schenkt. Hij vraagt telkens weer naar Zijn volk, Hij zal ook Zelf wederkeren. Dat laat ons het vervolg zien: Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.

De Engel des Heeren tussen de mirten
Drie maanden nadat Zacharia zijn prediking begonnen is, ontvangt hij in één nacht acht gezichten. In zes hoofdstukken beschrijft hij wat hij in die indrukwekkende nacht gezien heeft. Hij wordt in die nacht bijgestaan door een engel, de zogenaamde tolkengel. Deze tolkengel laat hem alles zien, legt Zacharia uit wat hij ziet en stelt hem vragen.

Zacharia ziet, in het bijzijn van de tolk-engel, in het eerste gezicht een man op een rood paard, staande tussen de mirten. Achter deze ruiter staan rode, bruine en witte paarden. De mirten, die in dit visioen in een diepte groeien, zijn struiken met een donkergroen blad en witte bloemen. Ze worden ook wel bruidsbloemen genoemd en zijn een aanduiding van nieuw, vruchtbaar leven dat de Heere geeft (zie hiervoor Jes. 41 : 19 en Jes. 55 : 13 + Kantt.).
De man op het rode paard is kennelijk de aanvoerder van de troep ruiters, die achter hem staat. Deze man brengt verslag uit aan de Engel des Heeren, het Hoofd van de legermacht. Deze Engel des Heeren is de oudtestamentische openbaring van de Zoon van God, de Heere Jezus. Hij is de Heere der engelen. Zijn engelen zijn uitgegaan op rode, bruine en witte paarden om het land te doorkruisen. Wanneer we dit beeld vergelijken met het laatste nachtgezicht (Zach. 6), mogen we aannemen dat deze kleuren aangeven dat de ruiters over de verschillende windstreken van de aarde verdeeld zijn geweest. Zo hebben ze de aarde doorkruisten hebben gemerkt dat 'het ganse land zit en het is stil' (Zach. 1 : 11).
Op het eerste gezicht lijkt het een vrij gunstig rapport: het is stil in de wereld. De landen van toen leven in rust en vrede. Maar deze stilte is bedrieglijk, het is een dodelijke stilte.
Uit de reactie van de Engel des Heeren blijkt dat het rapport Hem teleurstelt.
Haggaï had in zijn preken twee keer geprofeteerd dat de Heere 'de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge zal doen beven. ' (Hag. 2 : 7, 22). Hij zou de troon der koninkrijken omkeren, en de vastigheid, het fundament van de koninkrijken verdelgen (vs. 23). Maar het is nog steeds stil, de koninkrijken leven in rust en vrede, de ruiters hebben niets kunnen merken van de oordelen van God. Het volk is nog steeds een volk in de diepte, het zit en is stil.
De Engel ziet uit naar de verlossing. In vers 12 richt Hij Zich tot de Heere der heerscharen en bidt om ontferming over het volk, waarop de Heere zeventig jaar vergramd is geweest. Hier zien we God de Zoon reeds als Voorbidder. Al in het Oude Testament leeft Hij om voor Zijn volk te bidden. '
'En de Heere antwoordde...'. Nu volgt de climax, het hoogtepunt van het eerste nachtgezicht. (Het is opvallend dat de Heere Zijn antwoord niet richt tot de Engel des Heeren, maar via de tolk-engel tot de profeet. Zacharia moet het antwoord doorgeven aan het volk.) Het zijn 'goede, troostelijke woorden', de Heere kondigt verlossing aan. Hij ijvert over Jeruzalem met een grote ijver. Daarin horen we de liefde van God, want die ijver betekent naijver, jaloerse liefde. De Heere heeft Jeruzalem en Sion niet over voor de vijanden, want het is Zijn stad, Zijn tempel en Sion - Zijn volk - is Zijn bruid.
Daarom toornt Hij over de vijanden.
Hij heeft ook een weinig getoornd over het volk Israël, zo blijkt uit vers 15. Dat is de toorn van een jaloerse Bruidegom, Die ziet dat Zijn bruid afvallig is. In deze toorn heeft de Heere de vijanden van Israël gebruikt om het volk te onderdrukken. Maar ondanks dat zij een middel in Zijn hand waren, waren ze volledig verantwoordelijk voor hun daden. De Heere toornt over hen met een zeer grote toorn, want 'zij hebben ten kwade geholpen' (Zach. 1 : 15).
Tegen het volk van Israël zal de Heere niet altijd twisten. Zijn toorn is gericht op bekering en behoud, iets waar de heidenen geen rekening mee gehouden hadden. Hij zal Sion vertroosten, Jeruzalem verkiezen.
In dit nachtgezicht komt Gods trouw openbaar in Zijn eigen werk, ondanks de ontrouw van Zijn volk. En de grond daarvan ligt in de voorbede van Zijn Zoon, de Engel des Heeren.

De horens en de smeden
Het tweede gezicht dat Zacharia ziet, borduurt voort op het eerste, met name op hetgeen de Heere zegt in vers 15.
De vier hoornen die de profeet ziet in dit gezicht zijn de hoornen die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.
In de Bijbel is de hoorn, of horen, een symbool van kracht, vergelijk bijvoorbeeld Ps. 18 : 3 en Ps. 75 : 5, 6, 11. Bij deze horens moeten we denken aan de machten die het volk der joden hebben verstrooid en geslagen. Het getal vier duidt op de vier windstreken van de aarde, dat is de hele vijandige wereld die het volk bedreigt. Hierover hoeft Zacharia geen verdere uitleg. Hij ziet de vijanden als het ware al voor zich. Assyrië, Babel, Perzië, de Samaritanen. Van alle kanten dreigen de horens om het volk der joden te vernietigen en weg te vagen van de aardbodem. Het is geen pessimistisch beeld wat hier getekend wordt. Het is wel realistisch: de duivel zal alles in het werk stellen om Gods volk te vernietigen en in het verderf te storten. Al sinds de zondeval in het paradijs is hij actief, en hij zal niet rusten tot de tijd ook voor satan ophoudt en de Heere hem voor eeuwig zal overwinnen.

Zacharia is erdoor gegrepen en ziet niets anders dan die horens. Het is de Heere Zelf die hem dan de vier smeden toont, mannen met geweldige voorhamers die de horens der heidenen neerwerpen. Ook dit zijn er vier, tegenover elke hoorn staat een smid.
We hebben gezien dat het getal vier een symbolische aanduiding voor de vijandige wereld is. Deze smeden zijn dan ook geen engelen, of helden uit het volk van God, maar deze smeden komen uit de wereld. Het zijn ook wereldmachten, maar dan machten die die andere machten vernietigen.
Ze bestrijden elkaar en zo wordt Gods volk gered. Het zijn machten in de wereld die elkaar zo bezig houden dat ze niet aan de kerk toekomen. Zo is dat de eeuwen door gegaan. Meden en Perzen tegenover Babel; Grieken tegenover Syriers; Geallieerden tegen- over Nazi's. Wie de geschiedenis kent, kan genoeg voorbeelden vinden.
Altijd zijn er krachten geweest die het vrouwenzaad hebben willen verderven, maar telkens gaf de Heere tegenkrachten die de macht van deze krachten braken en zo de kerk des Heeren beschermden.
Het blijkt dus belangrijk te zijn om het nieuws te volgen door de bril van CodsWoord.

De jongen met het meetsnoer
Met dit derde gezicht komt Zacharia in een heel andere situatie terecht. Hij ziet een jongen met een meetlat in zijn hand, op weg naar de rand van jeruzalem. Deze landmeter wil, zo blijkt uit het gespek dat Zacharia met de jongen voert, de omvang van de stad bepalen.
Vervolgens is Zacharia getuige van een gesprek tussen de tolk-engel, die hem steeds uitleg geeft bij wat hij ziet, en een andere engel. Die jongen moet ophouden met meten, want Jeruzalem zal dorpsgewijs bewoond worden! Jeruzalem zal een open stad zijn, zonder muren, 'vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het midden derzelve wezen zal' (Zach. 2 : 4). Er is een onbegrensde ruimte nodig om alle mensen die naar Jeruzalem zullen trekken en daar een woonplaats zullen zoeken, een plaats te kunnen geven.
Het is een bemoediging voor Zacharia en het volk waaraan hij deze gezichten doorgeeft. Ze zijn weliswaar bezig met de herbouw van Jeruzalem, maar de stad stelt in vergelijking met vroeger niets meer voor. Uit Nehemia 11 blijkt dat de stad met leegstand te kampen had en weinig aantrekkelijks had. Als het zo door ging, zou het op niets uitlopen. Dan zou er voor Jeruzalem geen toekomst meer zijn. Maar nu geeft de Heere Zelf aan dat de stad zelfs zó zal uitbreiden, dat muren bouwen geen zin heeft. Trouwens, het hoeft helemaal niet, want de Heere zal haar wezen als een vurige muur rondom (Zach. 2 : 5). Daarin werd tegelijk de veiligheid van de stad voorzegd.
Maar behalve de veiligheid wordt ook de heiligheid aan Jeruzalem toegezegd: 'En Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar' gaat vers 5 verder. Het is mogelijk dat hier de komst van de Heere Jezus bedoeld wordt (Joh. 1 : 14). Maar het lijkt er vooral op dat Zacharia niet van het aardse Jeruzalem spreekt, maar profeteert van het hemelse Jeruzalem (zoals in zijn boek veelvuldig gebeurt, zie Hoofdstuk 1). Dat is de hoogste vervulling van deze profetie. In het nieuwe Jeruzalem, waar Johannes in zijn Openbaring over schrijft (Openb. 21 : 9-21), zal de veiligheid en de heiligheid van de stad door de Heere gewaarborgd worden.

De hogepriester Jozua
In het vierde nachtgezicht wordt de profeet een blik gegund in de hemel.
Hij ziet daar de Engel des Heeren, de oudtestamentische openbaring van de Zoon van God. Voor Hem staat Jozua, de hogepriester die samen met Zerubbabel leiding geeft aan het teruggekeerde volk in Israël.
Er is in dit nachtgezicht een rechtzaak aan de gang waarin de satan aan de Engel des Heeren vraagt Jozua te veroordelen vanwege zijn vuile kleren.
Door zijn vuile kleren is Jozua onrein en (dus) het hogepriesterschap onwaardig (Ex. 28 : 2).
Overigens is satan in dit gezicht heus niet in een vrome bui, alsof hij zich bezorgd maakt over de eer en heiligheid van de Heere. Volgens Luther moet je met de duivel het meest uitkijken als hij vroom wordt. Satan probeert de toorn van God op te wekken om op deze wijze de ondergang van Israël te bewerkstelligen. Het betreft ook hier de oude strijd tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad.
Belangrijk in dit verband is dat de hogepriester hier staat als vertegenwoordiger van het gehele volk van Israël. Door het verlaten van de wegen en geboden van de Heere waren de Joden als ballingen naar Babel gevoerd. Een klein aantal was teruggevoerd. Een klein aantal was teruggekeerd en was weer begonnen met de wederopbouw van de tempel en de eredienst. Maar het volk had gezondigd en was daardoor onrein geworden voor God. Met het antwoord van de Heere op de aanklacht van de duivel staat of valt de (hernieuwde) verkiezing van Israël als het volk van God.
Het is tenslotte uiterst belangrijk of de Heere Zijn goedkeuring geeft aan de terugkeer en wederopbouw.

Wanneer de Heere antwoord geeft, blijkt dat de satan geen kans heeft: 'De Heere schelde u, gij satan, ja de Heere schelde u'. De Heere verstoot de satan, want Hij heeft Jeruzalem verkoren. Hij heeft Jozua - het teruggekeer de volk van Israël - als een stuk brandhout uit het vuur van het verderf (de ballingschap) gered (Zach. 3 : 2).
De engelen, die voor het aangezicht van de Engel des Heeren staan, krijgen opdracht de vuile kleren van Jozua weg te doen en hem nieuwe kleren aan te trekken. Jozua krijgt een hogepriesterlijk ambtsgewaad, waardoor hij door de Heere volledig wordt hersteld in zijn ambt.
In naam van de Heere voegt de Engel er nog een vermaning aan toe. Als Jozua in de wegen van de Heere zal wandelen en de hem opgedragen taak getrouw vervullen zal, dan zal hij Gods huis mogen besturen en de voorhof bewaken. Bovendien zal hij toegang tot God ontvangen tussen de engelen, die bij de Heere staan (Zach. 3 : 7).
Wanneer Jozua getrouw in zijn ambt zal zijn, zal hij na dit leven een plaats ontvangen tussen de engelen in de hemel.

De gouden kandelaar en de twee olijfbomen
In het vijfde nachtgezicht laat de tolk-engel Zacharia zelf vertellen wat hij ziet. Zacharia ziet tussen twee olijfbomen een gouden zevenarmige kandelaar staan. Boven de kandelaar ziet hij een oliekruikje, een soort oliereservoir.
De beide bomen voeden dit reservoir door middel van hun takken, terwijl het reservoir met zeven keer zeven toevoerbuizen de zeven lampen van de kandelaar voedt. Zo wordt de kandelaar voortdurend brandende gehouden door de olijfolie uit de olijfbomen.
Zacharia begrijpt niets van wat hij ziet: 'Mijn Heere, wat zijn deze dingen?' vraagt hij in Zach. 4 : 4 aan de engel die met hem spreekt. Het beeld van de kandelaar begrijpt Zacharia wel. Iedere Israëliet kende de zevenarmige gouden kandelaar, de Menora. De Menora was in de woestijn in opdracht van de Heere vervaardigd en had een plaats ontvangen in het Heilige van de tabernakel. In de tempel van Salomo hadden er zelfs tien gestaan. Zolang Israël een lamp zou hebben voor Gods aangezicht, zou de Heere aan het volk gedenken en haar onderhouden. De gouden kandelaar was het symbool van Israël geworden.


Het is opmerkelijk dat in de nachtgezichten meermalen over de verkiezing wordt gesproken. In bijvoorbeeld Zach. 1 : 17, Zach. 2 : 12 en 3 : 2 komt naar voren dat de Heere Jeruzalem verkiest. Dit is de vrije wil van God, waarin Hij de Joden als volk en Jeruzalem als stad verkiest boven alle andere volken en steden. Het volk van Israël is dus Zijn volk en Jeruzalem Zijn stad.
Maar omdat in Zacharia's visioenen ook wordt heengewezen naar de komst van de Heere Jezus naar de aarde èn naar de wederkomst, ligt de persoonlijke uitverkiezing tot de eeuwige zaligheid (DL. I,VII) in het verlengde van de verkiezing van Israël als het volk van God. De Heere Jezus kwam niet alleen voor het volk der Joden naar de aarde, maar voor alle uitverkorenen. In de persoonlijke verkiezing is de Heere niet beperkt gebleven tot de kring van het volk Israël (ook niet alle Joden zijn zalig geworden), maar heeft Hij ook heidenen toegebracht (Zach. 2 : 11). Met name nadat de Heilige Geest op de Pinksterdag is uitgestort, komen er veel heidenen tot bekering.


Maar wat hebben die bomen, wat heeft die voortdurende stroom van olie te betekenen? Het antwoord dat de engel geeft is allereerst gericht tot Zerubbabel. Het vierde nachtgezicht was een bemoediging voor Jozua geweest, nu richt de Heere Zich tot Zerubbabel. Is Jozua de geestelijke leider van het teruggekeerde volk, Zerubbabel is de staatkundige leider, de vorst uit het huis van David, die de leiding heeft bij de wederopbouw van de stad en de tempel.
Zerubbabel heeft geen reden om optimistisch te zijn. Het volk is weliswaar weer begonnen met de wederopbouw, maar veel hebben de teruggekeerde Joden niet te betekenen. Ze worden dwarsgezeten door de omringende volken, ze hebben geen geld of bezittingen, geen krijgsmacht, ze hebben eigenlijk niets om het land weer op te bouwen.
Nu ontvangt Zacharia het antwoord:
'Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden' (Zach. 4 : 6). De bomen zijn het beeld van de Heilige Geest. De Heilige Geest wordt in de Bijbel regelmatig aangeduid met olie, waarop de lampen branden en licht en warmte verspreiden. Wanneer bijvoorbeeld een profeet of een koning door de Heere geroepen werd, werd hij gezalfd met olie. Het was een teken van het vervuld worden met de Heilige Geest, waardoor hij in staat was zijn ambt in de dienst van God uit te oefenen.
In het beeld van Zacharia 4 dragen de olijfbomen altijd vrucht en voeden zo altijd de lampen met behulp van hun takken, die in het oliereservoir terechtkomen. Door de voortdurende stroom van olie (de Heilige Geest) zal de kandelaar in het nachtgezicht (Israël) voor het aangezicht van de Heere blijven branden.
De Heilige Geest zal de opbouw van de stad, de tempel en het land zeker stellen. Zelfs de grootste vijanden - in Zach. 4 : 7 een grote berg genoemd - kunnen Zerubbabel niet verhinderen in het voltooien van de tempel.

De vliegende vloek
In het zesde nachtgezicht ziet Zacharia een zwevende boekrol, die beschreven is met vloeken (Zach. 5 : 3).
Het is een enorme rol: 20 bij 10 ellen.
Een rol van ongeveer 10 bij 5 meter, die uitgaat over het land van Juda. De vloeken zijn gericht tot degenen die stelen of vals zweren. Stelen en het afleggen van een meineed waren de grote zonden van die dagen, ze geven heel concreet aan wat eraan schortte.
De Heere heeft dan ook niet alleen die zonden op het oog, we mogen deze aanduiding betrekken op alle zonden die in Israël bedreven werden.
De zondaars zullen uit het land weggedaan worden, ze zullen uitgeroeid worden, is de verklaring van dit gezicht. De Heere laat Zacharia zien dat Hij niet alleen het land in stand houdt en het volk verkiest, maar dat Hij het land en het volk ook zuivert. 

De vrouw in de efa
Het zesde en het zevende nachtgezicht drukken hetzelfde uit: de zonde zal weggedaan worden uit Israël. In het zesde gezicht gaat het om de zondaars zelf, het zevende let meer op de zondemacht als zodanig.
Zacharia ziet een efa, een gewichtsmaat die gebruikt werd voor droge stoffen, bijvoorbeeld een meelton of een graankist. Op deze efa ligt een deksel van lood. Wanneer het deksel wordt opgeheven, blijkt er een vrouw in de efa te zitten. Deze vrouw wordt door de tolk-engel 'de goddeloosheid' genoemd. De zonden van het hele land zijn verzameld in deze ene vrouw, ze is zogezegd de verschijningsvorm van de zonde.
De vrouw maakt van de gelegenheid gebruik om uit de efa te glippen, maar de engel werpt haar terug en sluit het deksel weer.
Wanneer Zacharia opnieuw kijkt, ziet hij twee vrouwen naderen. Ze hebben ooievaarsvleugels en worden voorbewogen door de wind. Ze nemen de efa mee. Zo wordt de de zondemacht, opgesloten in de efa, weggenomen uit het land en gevoerd naar Sinear. In Babel (zie Gen. 10 : 10) hoort de goddeloosheid thuis. De Joden hadden Babel leren kennen als de God-vijandige wereld bij uitstek, het was voor Zacharia dan ook goed te begrijpen dat de goddeloosheid daarheen gevoerd werd.

Gods strijdwagens
Wanneer Zacharia voor het laatste nachtgezicht zijn ogen opheft (Zach. 6 : 1), ziet hij iets dat hem herinnert aan het eerste nachtgezicht. Weer ziet hij paarden, die uitgaan naar de vier windstreken. Ook de kleuren van de paarden komen weer voor: rode, zwarte, witte en hagelvlekkige paarden. Deze paarden hebben echter geen ruiters, maar trekken strijdwagens (vers 2-4). Ze komen niet terug van het doorkruisen van de aarde, maar staan juist gereed. Volgens de tolkengel - die tot en met het laatste nachtgezicht aan Zacharia's zijde blijft - komen ze bij de Heere van de ganse aarde vandaan. In Zijn naam doorwandelen ze de aarde, ze vertegenwoordigen de koninklijke macht van God. De wagens met hun paarden tonen de almacht en heerschappij van de Heere over de hele aarde aan. Ze staan gereed voor de eindoverwinning.
Vers 6 is een verrassing. Je zou verwachten dat die vier wagens naar de vier windstreken zouden vertrekken, maar zowel de zwarte als de witte paarden trekken naar het Noorderland. De hagelvlekkige paarden gaan naar het Zuiderland, terwijl naar het oosten en westen geen paarden gaan!
Wanneer we Israël geografisch bekijken, zien we dat ten westen van het land de zee ligt, terwijl ten oosten van Israël de woestijn is. Als je Israël verliet, ging je naar het noorden of naar het zuiden. Vandaar dat daar de wagens heengaan. Naar het noorden gaan twee strijdwagens, omdat daar de weg naar Babel ligt. In Babel, waar de goddeloosheid heengebracht was, moet de Heere vooral Zijn almacht tonen. In het zuiden ligt Egypte, ook daar trekt een wagen heen.
De Heere laat Zacharia Zijn almacht zien. Hij regeert niet alleen over juda, maar Hij is de Heere der ganse aarde (Zach. 6 : 5).

3. Slot

Zacharia heeft een nacht meegemaakt die hij nooit meer zal vergeten. Het is een nacht vol Godsopenbaring geweest. In acht gezichten werpt de Heere licht over het heden en de toekomst. Op een indrukwekkende wijze heeft de Heere Zacharia ervan overtuigd dat Hij het beloofde Godsrijk gaat oprichten in deze wereld, ondanks de uitzichtloze toestand van het volk Israël en ondanks dat het rustig is in de wereld.

Al lijkt soms het tegendeel waar te zijn, de Heere regeert. De tempel zal herbouwd worden, de vijanden van het volk zullen verslagen worden. De Heere zal Jeruzalem verkiezen als Zijn stad en Zijn tempel. Hij zal de zonden uitroeien uit juda en Hij zal Zijn almacht tonen aan de gehele wereld.
De Heere voorzegt in deze nachtgezichten de komst van de Messias. Hij zal zeker komen en Jeruzalem met Zijn heerlijkheid vervullen. In het einde der tijden zal de eindoverwinning behaald worden en zal Jeruzalem de volmaakt heilige stad van God zijn.
De nachtgezichten gaven Zacharia, Jozua en Zerubbabel en alle andere toehoorders moed. De Heere stond in voor Zijn eigen werk. Als onderdeel van het Oude Testament mogen de nachtgezichten van Zacharia nog steeds moed geven. De diepere vervulling van sommige gezichten laat immers nog op zich wachten.


Literatuur
Bijbel met kanttekeningen 
Diverse Bijbelverklaringen 
Alexander, D. en P. (red.)  Handboek bij de Bijbel 
Douma, Ds. J.  De Nachtgezichten van Zacharia. 
Edelkoort, Dr. A.H.  De profeet Zacharia. Een uitlegkundige studie. 
Eckeveld, Ds. J.J.  Door Mijn Geest zal het geschieden. Acht preken over de nachtgezichten van Zacharia 
Kersten, Ds. G.H.  De Nachtgezichten van Zacharia 
Lok, Ds. P.  De kleine profeten. 
Moerkerken, Ds. A.  The eight Night Visions of Zechariah 
Ridderbos, Dr. J.  Korte Verklaring der Heilige Schrift. De kleine profeten Haggaï, Zacharia, Maleachi 
Veldkamp, Ds. H.  De twee getuigen 
Westerink, Ds. J.  Haggaï en Zacharia. Profeten van het Huis van God.


Verwerking

Groepsdiscussie
Verdeel de verenigingsleden in kleine werkgroepjes. leder groepslid beantwoordt voor zichzelf in het kort de onderstaande vragen. Bespreek deze vragen vervolgens in het klein groepje. Probeer een afgerond en gemotiveerd groepsantwoord te formuleren. Vergelijk tenslotte plenair de diverse antwoorden.

1. Ook in onze tijd zijn er mensen, die dromen en gezichten krijgen. Gebeurt dat inderdaad en welke waarde moeten we daaraan dan hechten?
2. Zien we vandaag ook hoornen die de kerk bedreigen (Zach. 1 : 1 8vv), van binnenuit of van buitenaf? Noem voorbeelden.
3. Heeft het beeld van de kandelaar (Zach. 4) ons in onze tijd ook iets te zeggen?
4. Wat zegt Openbaring 12 over de aanklager de satan? Met welk heilsfeit staat dat in verband? Wat is de winst en wat zijn de gevolgen?
5. Waar en bij wie fungeert satan vandaag als aanklager?

Vragen
1. a. Op hoeveel manieren kunnen we spreken over de bekering?
b. Is bekering een zaak van het hart of ook van het leven? Is het mogelijk die beiden te scheiden?
c. Kan bekering van het hart onzichtbaar blijven en kan uiterlijke bekering buiten het hart omgaan?

2. Wat houdt het voor ons concreet in, dat de Heere ons tot bekering roept?

3. Wat betekent de voorbede van Christus voor ons? Zie ook art. 26 NCB.

4. Hebben wij oog voor de vloek van God? Moet die vloek ook in onze tijd gepredikt worden? Motiveer je antwoord.

5. Kennen wij in onze tijd het probleem van volkszonden?

Zo ja, bespreek waarom juist deze volkszonden in onze tijd aanwezig zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

Mivo +16 | 18 Pagina's

En ik zag, en ziet...

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

Mivo +16 | 18 Pagina's