JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Gevangenisstraf, wat moeten we ermee?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gevangenisstraf, wat moeten we ermee?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een joelende stoet beweegt zich naar de gevangenis. In het midden van de stoet zijn enkele mensen aan elkaar geketend. Ze zijn op weg naar het huis van bewaring, de gevangenis. Weg uit de samenleving.

Alleen op feestdagen is er kontakt met de mensen buiten de gevangenis. Dan gaan de deuren open voor publiek. Tegen betaling kunnen nieuwsgierige bezoekers zich vergapen aan het menselijk uitschot in de kerkers. Een enkele bezoeker stopt de gevangene een geldstuk toe... uit medelijden. In de gevangenis is het leven hard. De bewakers zijn wreed. Als de tucht moet worden toegepast, deinzen zij er niet voor terug om de gevangene letterlijk af te ranselen.

Twee eeuwen geleden

Bovenstaande beschrijving tekent de situatie van de gevangenis twee eeuwen geleden. Bij gevangenisstraf staat één doel voor ogen: de gevangenis moet door haar gruwelijkheid afschrikken. "Slechts zware straffen zouden de zedeloze en meest verdorven schepselen uit het lagere volk van moord, diefstal en andere vergrijpen kunnen weerhouden", zo schrijft H. Franke in zijn boek "Twee eeuwen gevangen. Misdaad en straf in Nederland". Begrip en medelijden voor het lot van de gevangenen is niet aanwezig. Op de meest afschuwelijke wijzen worden de mensen geconfronteerd met het afschrikwekkende van de gevangenis. Zo worden de hoofden van de misdadigers rond 1800 afgehakt en op pennen tentoongesteld. Verschillende gruwelwerktuigen worden gebruikt om gevangenen te mishandelen. Al met al: De mensen moeten worden afgeschrikt! Wie niet wil luisteren, moet maar voelen.

De gevangene als mens

Aan het begin van de vorige eeuw ontstaat er een toenemende belangstelling voor de gevangene als mens. Deze belangstelling wordt gevoed door de afkeer van bepaalde wreedheden, zoals het brandmerken en geselen in het openbaar.

Er is ook een tweede reden voor de toenemende aandacht voor de gedetineerde als mens. Die heeft te maken met de groeiende belangstelling om het zedelijk peil van het lagere volksdeel te bevorderen. De arbeiders leefden in krottenwijken rond de stad en verschillende organisaties werden in het leven geroepen om de welstand van deze bevolkingsgroep te verhogen. juist onder deze groep mensen kwam misdaad veel voor.

In 1823 wordt het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen opgericht. De doelstelling van het Genootschap wordt als volgt geformuleerd:

"Het bevorderen van de zedelijke verbetering der gevangenen, deels terwijl dezelven nog zijn opgesloten, deels en wel vooral nadat zij de gevangenhuizen hebben verlaten".

Men ziet zich voor de volgende taken geplaatst: (godsdienst)-onderwijs geven, morele adviezen verstrekken tijdens het bezoek in de gevangenis, werkverschaffing in de detentieperiode (detentie = gevangenis) en materiële hulp na ontslag.

Mede door de bovenstaande ontwikkelingen ontstaat er een verschuiving in het strafrecht. Voorheen was er sprake van een evenredigheid tussen de straf en de ernst van het feit. Dat wil zeggen: een licht vergrijp betekent een lichte straf. De straf was gericht op de daad. Langzamerhand gaat men zich meer richten op de dader, de persoon achter de daad.

De cellen

In het gevageniswezen verandert er veel. De lijfstraf wordt in 1 854 afgeschaft, terwijl in 1870 de doodstraf wordt geschrapt. Gevangenissen bestonden tot dan toe uit grote slaapzalen en werkplaatsen waar mensen opgehoopt werden. Vanwege de toenemende aandacht voor de privacy van de gevangenen, worden er cellen gebouwd. De gevangenen worden in cellen opgesloten.

In 1886 wordt een nieuw Wetboek van Strafrecht aangenomen. Dit wetboek bepaalt dat de eerste vijf jaar van een straf in de cel moet worden doorgebracht. Deze eenzame opsluiting betekent dat de gedetineerde geen kontakt meer heeft met andere mensen.

Bij binnenkomst ontvangt iedere gevange een gevangenisuniform met een nummer. In de cel brengt men de dagen door. Ook het werken (erwten sorteren, zakjes plakken, touw pluizen, katoen plukken enz.) gebeurt in de cel.

Op zondag kan een kerkdienst worden bijgewoond in de gevangeniskerk. Iedere gevangene zit daarbij in een hokje met uitsluitend zicht op de dominee.

Het cellensysteem is niet alleen bedoeld als middel om mensen af te schrikken, maar men meent bovendien dat deze vorm van straf zal leiden tot inkeer.

De sociale mens

Al snel komt er kritiek op het cellensysteen. Verschillende juristen en criminologen zijn van mening dat de mens alleen in kontakt met anderen kan ieren zich te beheersen en zich beter te gedragen. Daarbij komt de toenemende zorg en aandacht voor de gevangene als mens. Centraal stonden vragen als 'Waarom komt iemand tot een bepaalde daad die strafbaar is? Wat zijn de achtergronden van de persoon? Is hij slachtoffer (bijvoorbeeld van zijn omgeving en/of opvoeding) of is hij misdadiger?'

In 1910 gaat de eerste reclasseringsregeling van kracht. Reclasseringsactiviteiten hebben tot doel om veranderingen (in een ongewenste situatie) te bewerkstelligen, hetzij in het gedrag van de dader, hetzij in zijn (sociale) omgeving. De aandacht voor de dader wordt daarmee wettelijk geregeld.

De Tweede Wereldoorlog toont aan dat mensen die in normale omstandigheden een ordentelijk bestaan zouden hebben, door een andere situatie (in dit geval een oorlog) tot afschuwelijke daden kunnen komen. Het gevolg van deze ontdekking is dat er in 1951 een Beginselenwet Gevangeniswezen wordt aangenomen. Volgens deze wet moet "met handhaving van het strafkarakter de sanctie mede dienstbaar worden gemaakt aan de resocialisatie van de dader". Het heropvoeden van de dader komt hiermee nog verder op de voorgrond te staan.

In 1986 wordt de laatste wijziging doorgevoerd in de reclasseringsregeling van 1910. Het gaat om "regelen te stellen aangaande reclassering van personen, die verdacht worden van of veroordeeld zijn wegens een strafbaar feit en op wie het strafrecht voor minderjarigen niet wordt toegepast".

Reclasseringsinstellingen houden zich dus bezig met voorlichting over de persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd (bijv. achtergrondinformatie verstrekken aan de rechter) en het verlenen van hulp en steun aan de verdachte of aan de gevangene.

Heropvoeding en opvang

Uit de geschiedenis van het gevangeniswezen blijkt dat er geen afdoende oplossing is voor het heropvoeden van gevangenen. De gevangenis als instelling om mensen af te laten schrikken, bleek niet te helpen. Het cellensysteem was ook geen oplossing. En in onze tijd stromen de gevangenissen nog steeds vol. De criminaliteit neemt toe en het aantal cellen wordt uitgebreid.

Een historicus die deze gegevens overziet, schrijft: "Van gevangenisstraf, in welke vorm dan ook, gaat in het algemeen geen opvoedende werking uit en evenmin een afschikwekkende, zo moet de trieste conclusie luiden na 200 jaar ervaring met gevangenisstraf in Nederland".

Van Laanen schrijft in zijn boek "Verslavingsreclassering": "Het jaar 1823 kan ongetwijfeld beschouwd worden als het 'geboortejaar' van de Reclassering". In 1823 werd namelijk het "Nederlandse Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen" opgericht. Pas in 1905 kreeg dit genootschap subsidie van de overheid. Sindsdien groeide het genootschap uit tot een onmisbaar onderdeel in de strafrechtspleging.

Toch ontstaat er een vacuüm (leegte) dat omschreven kan worden als een opvangvacuüm. De ex-gevangene staat op straat met een zak kleren en een treinkaartje en mogelijk nog wat geld. Wat moet hij doen? Iemand vertelt hierover het volgende: "Een bar is nou net de plaats waar ik niet moet zijn! Nu ben ik dronken en blut. Ik slaap op straat en begin de volgende dag naar werk te zoeken. Als de werkgever vraagt naar drie referenties, noem ik de gevangenisdirecteuren twee gevangenen. Hij dreigt de politie te roepen en me te laten opsluiten. Ik draai me om en kijk naar de man die ik had kunnen zijn... En nu? Zonder vrienden, zondergeld, zonder hoop. Hoe lang zou het duren voordat ik iemand kwaad doe? Ik begrijp waarom mensen naar de gevangenis terugkeren. Ze weten niet hoe zij hun vrije leven moeten inrichten. Het leven buiten de gevangenis is hard, en een leven van misdaad is het enige wat zij ooit hebben gekend. In de gevangenis zijn ze onder mannen die zeggen hun vriend te zijn, en daar krijgen ze gratis maaltijden. Geen wonder dat velen terugkeren". In het vierde hoofdstuk wordt verder ingegaan op het vacuüm dat ontstaat wanneer mensen uit de gevangenis komen.

Drie theorieën

In het Nederlandse strafrecht zijn er verschillende meningen over de rechtvaardiging van straf. Er zijn mensen die menen dat de misdadiger niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn daden, aangezien hij veelal een produkt is van een misvormde opvoeding. Anderen zijn van mening dat er juist wel gestraft moet worden, aangezien de overheid voor de taak staat om de samenleving te beschermen tegen misdadigers. De verschillende meningen kunnen in drie grote groepen worden verdeeld:

      1. De absolute- of vergeldingstheorieën
Dit zijn de theorieën en meningen die straf rechtvaardigen omdat er een overtreding is begaan. Er wordt gestraft omdat er gezondigd is.

      2. De relatieve- of doeltheorieën
Volgens deze theorieën is straf gerechtvaardigd omdat het streeft naar een bepaald doel. Er wordt gestraft opdat er in de toekomst niet gezondigd zou worden.

    3. De verenigings- of gemengde theorieën
Het woord zegt het al: het zijn de theorieën die straf gerechtvaardigd vinden omdat er gezondigd is en opdat er niet gezondigd worde. Gemengde theorieën proberen de hoofdgedachten van de absolute en de relatieve theorieën bij elkaar te brengen.

Artikel 26 van de Beginselenwet gevangeniswezen 1951 is een voorbeeld van de verenigings- of gemengde theorie. In dit artikel wordt een poging gedaan om de twee hoofdgedachten ('straf omdat er gezondigd is' en 'straf opdat er niet gezondigd worde') bij elkaar te brengen. Het artikel luidt: "Met handhaving van het karakter van de straf of de maatregel wordt hun ten uitvoerlegging mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer der gedetineerde in het maatschappelijk leven".

Hoe moeten we denken over de verschillende benaderingswijzen? Op deze vraag is moeilijk een antwoord te vinden. Straffen vanuit de vergeldingsgedachte is niet goed. We kunnen daarom ook blij zijn met het feit dat er meer aandacht is gekomen voor de gevangene als mens.

Toch mag deze aandacht niet doorslaan naar het andere uiterste. Een toenemende aandacht voor de gevangene als mens mag niet leiden tot het verkleinen van de zonde. In dit spanningsveld dient de overheid de straf op de zonde te hanteren en om te gaan met de misdadiger.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Mivo +16 | 28 Pagina's

Gevangenisstraf, wat moeten we ermee?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Mivo +16 | 28 Pagina's