1. Spreken door gelijkenissen
De Heere Jezus is niet de Eerste die door gelijkenissen spreekt. In het Oude Testament komen ook al gelijkenissen voor (bijvoorbeeld in 2 Sam. 12:1-4; Psalm 80:9-15; Jes. 5:1-7 en Ez. 34). Ook de Joodse rabbijnen maakten gebruik van gelijkenissen om het volk te onderwijzen. De Heere Jezus sluit Zich dus aan bij de gewoonte van de rabbijnen. Een gelijkenis is een soort leervorm. Door middel van een verhaal worden bepaalde lessen gegeven aan de hoorders.
Betekenis
Wat een gelijkenis betekent, deelt de Heere Jezus regelmatig mee aan de schare (Matth. 7:24 en 26; 18:35; 20:16, 21:31 en 32). Soms geeft ook de evangelist de verklaring (Luk. 18:1 en 9; 19:11) of hij vermeldt de aanleiding tot het vertellen van de gelijkenis (Luk. 10:29; 15:2). Het gebeurt echter ook wel eens dat de Heere de betekenis voor de schare verzwijgt. Dit is ook het geval met de gelijkenis van de zaaier.
Waarom gelijkenissen?
De mensen zijn wel aan het gebruik van gelijkenissen gewend, maar dat wil niet zeggen dat ze elke gelijkenis ook direkt begrijpen. De diepere betekenis is niet altijd op hetzelfde moment duidelijk.
Waarom verzwijgt de Heere Jezus dan de betekenis voor de grote mensenmassa? Deze vraag ligt voor de hand. De discipelen zitten hier ook mee. Ze gaan er mee naar de Heere: "Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?" (Matth. 13:10).
Gelijkenis. I Zie beeldspraak. II. Hoewel ook in het OT — voorkomen, 2 Sam. 12:1 vv; Ez. 17:2 vv; 24:3 vv, en het leeronderricht der profeten ook wel in de vorm van — geschiedde, Ez. 20:49; Hos. 12:11, wordt de — als leervorm toch vooral in het NT gevonden in het onderwijs van de Here Jezus. Deze leervorm schijnt door Hem te zijn gebruikt na de crisis in Joh. 6:66, toen veel van Zijn volgelingen Hem verlieten, nadat Hij van Zijn dood, van het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed gesproken had. Omdat de schare deze verkondiging niet als evangelie wilde horen, sprak de Here Jezus daarna zonder gelijkenis tot hen niet, maar afzonderlijk aan Zijn discipelen verklaarde Hij alles, Marc. 4:34, Matt. 13:34 vv. Hoewel het woord — op zichzelf niet meer beduidt dan een beeldverhaal heeft het in het NT een diepere betekenis. Daar betekent — een verborgen evangelieverkondiging: het blijft evangelieverkondiging voor ieder die het hoort, maar alleen degenen die er mee willen bezig zijn en naar de oplossing vragen, zullen het evangelie erin begrijpen. Deze leervorm, die ook door de rabbijnen werd gebruikt, was zo moeilijk dat zelfs de geïnteresseerde discipelen zonder de uitlegging van de Here Jezus er niets van verstonden, Matt. 13:18 vv; 36 vv. De — heeft tot doel de hoorders te prikkelen tot nadenken, want in de oplossing van de (raadsel)spreuk is het volle evangelie te horen. Marc. 4:11 v dient men "ziende zien" en "horende horen" te verstaan als metterdaad zien en metterdaad horen. Wat de uitlegging betreft, een — handelt niet over gelovigen of ongelovigen, maar over het evangelie aangaande Jezus Christus en moet daarom vanuit Christus worden verklaard.
Overgenomen uit: Bijbelse encyclopedie, Kok te Kampen.
Niet horen ... eigen schuld
Uit het antwoord dat de Heere Jezus geeft, blijkt dat de gelijkenis een scheiding onder de hoorders teweeg brengt. Aan de ene kant is daar de grote mensenmassa. Zij horen de gelijkenis wel, maar eigenlijk hebben ze verder geen interesse. Ze hebben geen wezenlijke belangstelling voor de boodschap die de Heere Jezus brengt. Ze luisteren naar het verhaal van de zaaier en ... zijn daarmee tevreden. Ze doen niet eens de moeite om aan de Heere uitleg te vragen.
Zouden ze erom vragen, dan zou Hij deze met alle liefde geven. Nu de mensen het Woord van Jezus niet aannemen, halen ze het oordeel over zich. Dat oordeel is: geestelijke blindheid, doofheid en verharding (vers 13-15). De Heere citeert hier een deel van de profetie van Jesaja (Jes. 6:9) waarin de profeet datzelfde oordeel der verharding moest verkondigen als straf op de zonde van het volk (vergelijk Deut. 32:15; Ps. 119:70; Matth. 11:16-30, Joh. 1:5 en 10-13, Joh. 3:19, 2 Petr. 3:5).
Wel horen ... genade van God
Aan de andere kant staan de discipelen. Zij vragen wél naar de betekenis van de gelijkenis. Daarmee tonen ze, echt belangstelling te hebben voor de boodschap van Jezus. Deze interesse is geen opgelegd iets. Ze komt voort uit een innerlijke liefdesband met de Heere Jezus.
Jezus verzwijgt voor hen de betekenis van de gelijkenis niet. Niet omdat ze beter zijn dan de andere mensen. Het is hun gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten (vers 11). Het zien, het horen en verstaan van het Evangelie is dus een genadegave (Spr. 2:6; Matth. 16:7; Joh. 3:27). Jezus spreekt over de discipelen geen oordeel uit, maar spreekt hen zalig (vers 16): "Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen".
Het voorbeeld van de lampekap
Een lamp zonder lampekap verspreidt naar alle kanten evenveel licht. Als er een lampekap omheen gedaan wordt, wordt het licht gebundeld, zodat er op de tafel meer licht schijnt. In de hoeken van de kamer is het namelijk door het plaatsen van de lampekap donkerder geworden.
Met zo'n lampekap kun je een gelijkenis vergelijken. Door een gelijkenis wordt de boodschap van het Evangelie verduidelijkl, alleen ... het moet wel leiden tot de vraag wat de betekenis is. Gebeurt dat niet, dan heeft een gelijkenis alleen maar een verduisterende werking voor je.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1986
Mivo +16 | 24 Pagina's
