2. Grenzen tussen leven en dood
Het is voor het slagen van een orgaantransplantatie van belang dat het tijdstip van overlijden zo vroeg en nauwkeurig mogelijk bepaald wordt, want alleen hierna mag de noodzakelijke orgaanuitneming plaatsvinden.
Vroeger betekende een hartstilstand automatisch dat de dood was ingetreden. Hierdoor stierven de lichaamscellen af omdat zij geen zuurstof meer ontvingen. De moderne reanimatietechnieken* (waardoor de bloedcirculatie* en ademhaling weer op gang worden gebracht) leren dat aan een hart- en/of ademstilstand geen absolute betekenis mag worden toegekend.
Tegenwoordig wordt steeds vaker de "hersendood" als doodskriterium gebruikt. De elektrische aktiviteit van de hersenen is dan niet meer aanwezig. Het al dan niet funktioneren van de hersenen kan bepaald worden door het maken van een EEG*. De hersenen worden als "dood" beschouwd wanneer het EEG gedurende 6 uur onafgebroken vlak is.
De Hoge Raad (het hoogste rechterlijke college in Nederland) heeft de uitspraak gedaan dat iemand overleden is wanneer hij "klinisch dood" is d.w.z. wanneer er geen hersenfunkties meer gemeten worden. In Nederland is daarmee het doodskriterium "hersendood" legaal geworden.
Niet iedereen is het met deze definitie eens. Volgens sommigen is er pas sprake van fysiologische* dood wanneer ademhaling en bloedsomloop zijn opgehouden, ook al is de "hersendood" al eerder ingetreden.
Er is dus geen eenduidig antwoord op de vraag wanneer iemand overleden is.
Terecht kan dit gegeven vragen oproepen. Hoe onfeilbaar en aanvechtbaar is de definitie "hersendood" als kriterium voor de dood? In hoeverre is deze definitie een wetenschappelijke techniek om in een zo vroeg mogelijk stadium over de organen te kunnen beschikken? Maar ook: is het maanden- of jarenlang kunstmatig in leven houden van "hersendode" patiënten niet een gevolg van mensenlijke verwaandheid om als God te willen zijn?
Door de moderne ontwikkelingen is de grens tussen ziekten mét en zónder dodelijke afloop verschoven. Iemand kan soms letterlijk van de dood worden teruggehaald. Voor velen is bijv. een pacemaker* een "levensreddend" apparaat geweest waardoor zij nog een aantal levensjaren geschonken kregen.
Zo zijn er nog diverse medisch-technische mogelijkheden te noemen die de mensheid tot zegen zijn. Maar met de toename van de mediscb-technische macht nemen ook de problemen toe. Vreemde ontwikkelingen doen zich voor. Aan de ene kant worden duizenden ongeboren kinderen geaborteerd. Aan de andere kant worden kosten noch moeiten gespaard om het leven van mensen te behouden, eventueel door overplanting van organen. Bij orgaantransplantatie wordt enerzijds de kunstmatige beademing* voortgezet, om elke schijn te vermijden dat men het leven wil beëindigen om over de organen van de patiënt te kunnen beschikken. Aan de andere kant wordt de beademing bij "dode" patiënten begonnen om de organen ten behoeve van transplantatie in goede staat te houden.
Ook hier rijzen er weer vragen. Zijn er grenzen aan het medisch handelen? Is de hele medische wetenschap erop gericht om de dood te verdringen? Waar ligt de grens tussen het dienen van de mens en het experimenteren met zijn leven? Houden bovendien de pogingen tot orgaantransplantatie het gevaar van misbruik niet in zich om, in plaats van zieke mensen te helpen, gezonde mensen te verbeteren om zo supermensen te kweken?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984
Mivo +16 | 36 Pagina's
