De roeping van Jesaja
Jesaja 6
Vers 1: Het jaar toen de koning Uzzia stierf: dit jaar is niet precies bekend, het is tussen 740 tot 735 voor Christus geweest.
Zag ik de Heere: Jesaja zag Hem in een gezicht, in een visioen.
Vers 2: serafs: engelen die vooral dienen tot verheerlijking van Gods Majesteit.
Vers 5: dewijl ik een man van onreine lippen ben: ik ben een groot zondaar voor God.
Vers 10: maak het hart van het volk vet: maak ze ongevoelig.
Vers 11: Hoe lang, Heere? Het antwoord luidt: "... tot de steden verwoest zullen zijn..." dus zijn hele leven lang.
Vers 12: verre weg doen: in de ballingschap voeren.
Vers 13: een tiende deel: een klein overblijfsel van het volk zal gespaard blijven.
Nog steunsel: Zoals de kale boom overblijft na het vallen van de bladeren, zo is er een uitverkoren overblijfsel van Israƫl. De steunsels zijn de kleine knoppen die nog weer zullen uitbotten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1997
Mivo +12 | 28 Pagina's
