Jeremia en de Rechabieten
De politieke situatie
Juda is onder de regering van Josia een vazalstaat van Assyrië. In het jaar 608 trekt Farao Necho, de koning van Egypte die regeerde van 610 - 594, naar Karchemis, een stad aan de Eufraat gelegen. In 612 is Ninevé gevallen. Farao Necho doet een poging om een deel van het Assyrische rijk, namelijk Syrië en Palestina, in zijn macht te krijgen. Josia strijdt tegen Necho en verliest. Zo wordt Juda nu een Egyptische vazalstaat. Intussen is Assyrië verdrongen door Babel. Het komt tot een botsing tussen Babel en Egypte. Egypte moet het onderspit delven. Weer wordt Juda de dupe, het verwisselt voor de derde keer van meester: Jojakim wordt vazal van Babel. Jojakim probeert na drie jaar van onderdanigheid van de heerschappij van Nebukadnezar af te komen. Het komt hem duur te staan. Nebukadnezar zendt een strafexpeditie naar Jeruzalem.
De profeet Jeremia
Jeremia profeteerde onder de koningen Josia, Joahas, Jojakim, Jojachin en Zedekia. Hij is een afstammeling van de door Salomo verbannen hogepriester Abjathar. In zijn prediking bestraft hij het volk vanwege de vele zonden. Er klinkt een zeer ernstige vermaning om terug te keren tot de Heere. Hij voorzegt allerlei zware plagen Gods. De stad Jeruzalem zal verwoest worden en het volk zal worden weggevoerd naar Babel. Aan de andere kant troost en sterkt Jeremia de bedroefde, boetvaardige en gelovige zielen met heilsprofetieën. Het overblijfsel zal wederkeren na een zeventigjarige ballingschap. God zal een nieuw verbond met Zijn volk maken. Dan zal het volk de Heere dienen en geregeerd worden door Davids Zoon, Die de naam zal dragen: "De Heere, onze Gerechtigheid".
Jeremia heeft veel moeten lijden in zijn leven. Hij heeft zijn volk liefgehad. Met pijn in zijn hart ziet hij het van de Heere afwijken. Veel heeft hij voor zijn volk gebeden. Later verbiedt God hem te bidden voor het volk. De tijd der genade is voorbij. Jeremia moet het aanzien dat zijn profetieën al in zijn leven in vervulling gaan. Stad en tempel worden verwoest. In het boek "De Klaagliederen van Jeremia" kijken we de treurende profeet in het hart. Na de val van Jeruzalem willen de achtergebleven Joden wegtrekken naar Egypte. Jeremia waarschuwt hen het niet te doen. Ze slaan zijn waarschuwing in de wind en nemen Jeremia met zich mee. In Egypte waarschuwt hij zijn volk weer. Nebukadnezar zal naar Egypte komen! Dat gebeurt.
Over het einde van Jeremia staat niets in de Bijbel. Geschiedschrijvers zeggen dat hij waarschijnlijk op hoge leeftijd in Egypte door zijn eigen volk is gestenigd. Dan is de treurende profeet voor eeuwig thuis. De Heere zal al de tranen van de aangezichten afwissen (Openbaring 7: 17; 21: 4).
Rechabieten
De Rechabieten worden in de Bijbel ook wel de Kenieten genoemd (1 Kronieken 2: 55). Ze zijn nakomelingen van Hobab, de zoon van Mozes' schoonvader (Richteren 1: 16). Hobab is de wegwijzer geweest van het volk Israël in de woestijn. Mozes dringt in Numeri 10: 29 - 32 er bij Hobab op aan dat hij meereist met Israël door de woestijn. "Zo zult gij ons tot ogen zijn." In Richteren 4: 11 komen we de Kenieten weer tegen. We lezen in vers 11: 'Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd van Kaïn uit de kinderen van Hobab, Mozes' schoonvader; en hij had tenten opgeslagen tot aan de eik in Zaänaïm, die bij Kedes is."
Chaldeën (Jeremia 35: 11)
Het Chaldeese volk is een Aramese stam, die sinds 1000 voor Christus in het zuiden van Babel woont. Onder Nebukadnezar hebben ze een wereldrijk gesticht. De Chaldeën worden wel Babyloniërs genoemd.
Babel
Babel is een machtig rijk aan de benedenloop van de Eufraat en de Tygris. Het rijk ontleent zijn naam aan de hoofdstad Babel, gebouwd door Nimrod, kleinzoon van Cham, in het land Sinear. Babel is een wereldrijk van 605 - 539 voor Christus. De goden van Babel zijn: de hoofdgod Marduk of Bel, maangod Sin, zonnegod Sjamasj en natuurgod Tammuz.
De koning Jojakim
Eljakim bestijgt de troon onder de naam Jojakim (2 Koningen 24: 1). Hij is een goddeloze koning, hij verdrukt de armen en bekommert zich niet om het Woord des Heeren. Als hem de profetieën van Jeremia worden voorgelezen, snijdt hij de rol in stukken en verbrandt ze in het vuur (Jeremia 36). Jeremia en zijn schrijver Baruch moeten zich op advies van de vorsten schuil houden voor de koning. Nadat Jojakim vazal van Egypte is geweest, wordt hij het van Nebukadnezar. Na drie jaar valt hij van Babel af, vertrouwend op Egypte. Hij weigert de jaarlijkse schatting te betalen. Nebukadnezar komt niet gelijk met een leger naar Jeruzalem, wel zendt hij Chaldeese benden en benden van de rondom Juda wonende volken, die Jojakim aanvallen. Jojakim sneuvelt in de strijd. Hij wordt begraven, zoals Jeremia al in Jeremia 22: 18 - 20 voorspeld heeft.
Jeremia 35
Vers 2
Der Rechabieten huis: dat is familie, of het geslacht der Rechabieten, zie vers 3 (1 Kronieken 2: 55).
Kamers: Salomo bouwde aan de muur van de tempel kamers. Deze kamers waren voor de priesters (1 Koningen 6 : 5).
Vers 4
De man Gods: dat betekent dat Jigdalia een profeet is.
Oversten kamer: er is een rangorde binnen de priesters en de Levieten; er zijn hoofden van de priesters en Levieten; bovenaan staat de hogepriester.
Vers 5
Koppen vol wijn: koppen zijn schalen, maar ook bekers (Genesis 44: 2).
Vers 13
Tucht aannemen: over tucht wordt gesproken in Spreuken 1: 2; tucht betekent het onderwijs dat gegeven wordt om tot wijsheid te geraken.
Vers 14
Zijn bevestigd: al zijn woorden zijn volbracht of gehouden; alleen in een noodsituatie zijn ze ervan afgeweken; door oorlogsdreiging naar Jeruzalem gegaan.
Vroeg op zijnde: God zond Zijn profeten meteen toen Israël tot afgoderij verviel; Hij bleef ze zenden met grote zorgvuldigheid en naarstigheid (2 Kronieken 36: 15).
Vers 15
Maakt uw handelingen goed: wijk af van het kwade en doe het goede!
Vers 19
Voor Mijn aangezicht: Hij zal in Mijn huis, onder Mijn volk of in Mijn Kerk een plaats krijgen en Mij naar Mijn Woord dienen. Het wordt vaak in Gods Woord gezegd van priesters en Levieten die in de tabernakel of tempel God dienen. Sommige verklaarders zeggen dat dit erop wijst dat het huis van de Rechabieten zal bestaan zolang als de Joodse staat zou bestaan. Anderen zeggen: de Rechabieten zijn heidenen. Deze tekst is een profetie van de roeping van de heidenen en van het geestelijk priesterdom van Gods Kerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996
Mivo +12 | 24 Pagina's
