Waarmee ben jij te vergelijken?
Blz. 2
Jezus en Johannes
De prediking van Johannes de Doper is te kenmerken als een oordeelsprediking. Hij riep de mensen op hun zondige weg te verlaten. Hij vastte veel. De Heere Jezus predikte het Evangelie, genas zieken terwijl Hij niet vastte. Er was dus onderscheid, maar geen tegenstelling.
Blz. 3
Onderzoekt de Schriften
De Heere Jezus liet door het doen van tekenen aan de discipelen van Johannes zien dat Hij precies deed wat door Jesaja voorzegd was, dat Hij dus de voorzegde Messias was. 'Onderzoekt de Schriften' is hier belangrijk. Misschien hebben de discipelen in de woorden van de Heere Jezus wel teruggehoord wat ze uit de boeken van Jesaja wisten. Nu kunnen ze die woorden plaatsen. Zo kan Gods Woord ook betekenis krijgen in ons leven.
Ongeloof en twijfel
In Gods Woord lezen we van mensen die twijfelen. Daar zijn ook kinderen van God onder. Als we Genesis 3 openslaan, lezen we dat de slang (de satan) tot Eva zegt: 'Is het ook dat God gezegd heeft: gijlieden zult niet eten van alle boom dezes hofs?' Hiermee begint de satan het zaad van de twijfel te zaaien. Eva luistert naar de redenering van de slang en de twijfel wint het. Zou de slang gelijk hebben? Het gevolg is de verschrikkelijke zondeval. Twijfel hangt dus samen met ongeloof. Je ziet dit ook in Judas, de discipel die de Heere Jezus verraden heeft. Hij had heel andere verwachtingen van de Messias. Hij wilde meer worden en niet minder. De twijfel en het ongeloof in zijn hart wordt steeds groter met als uiteindelijke gevolg het verraad van de Heere Jezus. Dat Gods kinderen die twijfel kennen, zien we ook bij Johannes de Doper. Hij zendt zijn discipelen naar de Heere Jezus met de vraag: 'Zijt Gij Degene Die komen zou, of verwachten wij een ander?' Dat was dezelfde Johannes die getuigd had: 'Hij moet wassen en ik minder worden'. Maar één ding valt wel duidelijk op: het antwoord wordt gezocht bij... de Heere Jezus. En dat wijst ons de weg. We moeten dus met onze vragen en twijfels naar Hem toe. Bij Hem is het antwoord te vinden op alle vragen. Het is een groot voorrecht als je in tijden waarin je het moeilijk hebt, mag ervaren dat God er is. Als er dingen zijn waar je heel erg tegen op ziet, waar je niet doorheen of overheen ziet. Laat het je dan verbinden aan de Heere. Ken Hem in al je wegen! Als je dan merkt hoe de Heere je helpt op het gebed, dan kan dit voor je persoonlijk een bewijs worden dat er een God is Die je hoort als je bidt. Die je hoort als je Hem echt nodig hebt. Toch wordt Gods Woord pas echt waar in de wedergeboorte. Als de Heilige Geest je persoonlijk overtuigt dat er een God in de hemel is bij Wie je in de schuld staat. Maar ook dat de Heere met schuldige, zondige mensen te doen wil hebben. Dat er een Zaligmaker is. Dat de zonden vergeven kunnen worden. Ook de zonde van ongeloof. Zul je dan nooit meer twijfelen? Denk dan nog maar eens aan Johannes de Doper. Zoek daarom als de twijfel in je hart omhoog komt Gods aangezicht. Leg die zorgen voor de Heere neer. Vlucht er mee naar Hem toe.
Blz. 4
Het Koninkrijk der hemelen
* Het volk en de door Johannes gedoopte tollenaars geloofden de prediking van de Heere Jezus, maar de farizeeërs verwierpen Hem.
* Deze tegenstelling komt ook uit in de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar.
* Wij zijn zo gewend aan de boodschap van Gods Woord, dat we (bijna) niet luisteren. Soms zijn we even onder de indruk, maar we vergeten het al gauw weer. Het is nodig dat we ons bekeren. Lees daarom je Bijbel, ga naar de kerk en bid voortdurend of de Heere door Woord en Geest in je hart wil werken.
Uitgegaan om te zien...
Je herkent het vast wel: uitgegaan om te zien: die dominee of die evangelist eens gaan beluisteren. Dat behoeft niet verkeerd te zijn, maar waarom gaan we: een vooroordeel bevestigen, mooie woordkeus te horen (Augustinus), nieuwsgierigheid... of gaat het om het Woord van de Heere.
Blz. 5
Wat zijn jouw vragen?
1. Zondige vragen
Het is nodig om te bedenken dat er veel meer zondige vragen zijn dan wij denken. Sinds de zondeval zijn we zo op onszelf gericht dat we diep in ons hart altijd onszelf bedoelen. Dat moet voorzichtig maken bij het stellen van je vragen. Er zijn vragen die zondermeer zondig zijn. De eerste zondige vraag in de Bijbel stelt satan. Hij sprak tot Eva: 'Is het ook dat God gezegd heeft...' En zo doet satan dat nog. Hij is listig en weet welke vragen hij in ons hart moet leggen. Hij stelt altijd zondige vragen: 'Is het wel zo dat God gezegd heeft dat je 's zondags tweemaal naar de kerk moet?' En zulke zondige vragen stellen wij ook. Vragen die ingaan tegen Gods Woord. Vragen die de bedoeling hebben om onszelf en anderen van het spoor van de Bijbel af te voeren. Zondige vragen mag je niet stellen. Ze zijn er wel. Je mag ze belijden als schuld voor de Heere.
2. Ongeoorloofde vragen
In de Bijbel lees je nogal eens dat mensen aan de Heere Jezus een vraag stellen waar Hij geen antwoord op geeft of waarvoor Hij de vraagsteller bestraft. Op de bruiloft te Kana wordt Maria bestraft omdat ze bij Jezus komt met een opmerking die een ongeoorloofde vraag inhoudt. Maria is voorbarig. Ze kan niet wachten. Denk ook eens aan de moeder van de zonen van Zebedeüs (Matth. 10: 21). Ze vraagt een speciale plaats voor haar zoons in het Koninkrijk der hemelen; de één ter rechter- en de ander ter linkerhand van Jezus. En de Heere Jezus bestraft haar om deze vraag. Er zijn heel wat ongeoorloofde vragen. Vragen die gericht zijn op zaken die we van de Heere niet mogen vragen en evenmin van onze naaste. Het is een ongeoorloofde vraag als je als jongere van je vader vraagt om een briefje te ondertekenen waarin een geldige reden wordt aangegeven voor je schoolverzuim terwijl je weet dat je geen geldige reden had.
3. Waarom-vragen
Waarom is er zoveel ellende in de wereld? Waarom laat de Heere toe dat er zo'n vliegtuigongeluk plaats vindt, zoals in Amsterdam? Waarom is er een uitverkiezing? Waarom zouden wij alleen de waarheid hebben? Wij willen altijd maar alles wéten. We denken zelfs dat het goed zou zijn als de Heere ons Zijn verborgen raad zou bekend maken. Gods Woord zegt ons echter dat de verborgen dingen voor de Heere zijn en de geopenbaarde 'voor ons en onze kinderen' (Deut. 29: 29). De Heere keurt het af als we verborgenheden willen weten. 'Maar als die vragen toch bij je opkomen? Daar kun je toch niets aan doen... Ze kunnen me soms zo benauwen.' Ook in Gods Woord kom je ze tegen. Ook Gods kinderen kunnen er mee worstelen. Denk eens aan Elia, aan Job, aan Asaf, aan Paulus. Elk op hun wijze horen we ze zeggen: 'Heere, waarom toch dit alles...?' Weet je wat nu het wonder is? De Heere houdt hen vast. Hij brengt Zijn kinderen altijd weer aan Zijn voeten. Asaf vertolkt het in Psalm 73: Totdat ik in Gods heiligdommen inging (vs. 17). Daar gaat Asaf zich schamen voor de Heere. Daar mag Asaf door genade weer gaan zingen. 'Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God'. Er kunnen zoveel raadsels en aanvechtingen niet zijn of er is bij de Heere uitkomst. Hij antwoordt door Zijn Woord. En ik mag daar aan toevoegen: de Heere wil daarvoor ook Zijn kinderen en knechten gebruiken. Je mag dus ook die moeilijke vragen waar je niet uitkomt in een persoonlijk gesprek aan de dominee, een ouderling of diaken voorleggen.
4. Nieuwsgierige vragen
Wat zijn er al een nieuwsgierige vragen. De vrienden wilden weleens weten waarom Job zoveel ellende overkwam. Ze konden er dan hun oordeel over uitspreken. Zo gaat het vaak met nieuwsgierige vragen. Heb je het al gehoord... Vervolgens gaan we er ons oordeel over geven. Of 't allemaal klopt wat er gezegd wordt, dat weten we niet. En toch zeggen we er ons zegje over. Nieuwsgierige vragen zijn verkeerd. We moeten zulke vragen maar niet stellen en er evenmin op ingaan als ze ons gesteld worden.
5. Strikvragen
Aan de Heere Jezus zijn vaak strikvragen gesteld. De farizeeërs en schriftgeleerden waren er nogal bedreven in. De ene keer klagen ze bij de Heere Jezus over Zijn discipelen: 'Waarom overtreden Uw discipelen de inzettingen der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten.' Een andere keer zeggen ze: 'Meester, zeg ons dan: wat dunkt U? Is het geoorloofd, de keizer schatting te geven of niet?' (Matth. 22: 17). Het doel van deze vragen was om Jezus in verlegenheid te brengen. Maar de Heere doorzag hun boosheid. En zo is het nog. Als je er op uit bent om je leraar op school, of een ouderling tijdens het catechisatieuur vragen voor te leggen met het doel hem in verlegenheid te brengen, dan ben je zondig bezig.
6. Belangstellende vragen
Er zijn ook vragen die de oprechte bedoeling hebben om met de ander mee te leven. In vreugdevolle tijden en in moeilijke omstandigheden. Zoals Elisa aan de Sunamietische vroeg: 'Is het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw kind?'. Meeleven met de ander kan zo goed doen. We kunnen niet altijd concreet iets doen voor een jongere die ziek of gehandicapt is. Of voor een bejaarde in de gemeente. We kunnen wel proberen mee te leven door belangstellende vragen te stellen. Door te laten merken dat je echt belang stelt in de ander. Ook zó geldt: draagt elkanders lasten.
7. Probleemvragen
Soms denken volwassenen dat jongeren geen problemen hebben. Het kan zelfs zijn dat je ouders niet merken dat je er niet meer uitkomt. Dat je worstelt met jezelf. Dat je soms niet durft als er iets van je gevraagd wordt. Dat er dingen zijn waar je bang voor bent. Hoe zal dat straks moeten? Het zal mij vast wel niet lukken om m'n diploma te halen. Werk vinden? Zo kun je als jongere worstelen met allerlei probleemvragen. Wat doe je met zulke vragen? Als je je ouders nog mag hebben, zijn zij -als het goed is- de eersten aan wie je je vragen voorlegt. Als dat niet kan, ga er dan mee naar iemand die je vertrouwt. Een ambtsdrager of iemand uit het jeugdwerk. Zo iemand kan je ook zeggen of je er goed aan doet om contact op te nemen met een hulpverlener. Bijvoorbeeld een maatschappelijk werker van 'De Vluchtheuvel'. Een ding is zeker: probleemvragen zijn geen verkeerde vragen!
8. Wat-mag-ik-vragen
Er zijn altijd wel jongelui die het precies willen weten. Op een tienerclub of tijdens een gespreksavond op een zomerkamp komen ze er mee voor de draad. 'Mijnheer, mag je op zondag foto's maken? Waarom mag je op zondag niet wandelen? Waarom zingen we niet wat vlugger in de kerk? Waarom mag je geen stripboeken lezen? Er zou een lange lijst te maken zijn van al dit soort 'wat-mag-ik-wel/niet-vragen'. En probeer daar als oudere maar eens uit te komen! Er zijn vragen bij die je vanuit Gods Woord kunt beantwoorden. Dat verwachten jongeren ook! Ze willen eens kijken wat die dominee of ouderling er wel van zegt. Er zijn ook vragen bij die je niet kunt beantwoorden. Vragen die te maken hebben met heel persoonlijke opvattingen van je ouders bijvoorbeeld. Je mag als jongere niet verwachten dat een buitenstaander dan een pasklaar antwoord kan geven. Je moet bedenken dat je wel alles mag vragen, maar dat niet op elke vraag een verstandig antwoord mogelijk is. Of het zou moeten zijn dat de dominee of ouderling deze vragen ombuigt tot persoonlijke vragen. Niet met de bedoeling om je met een kluitje in het riet te sturen. Maar omdat het vragen zijn waar een ambtsdrager niet aan voorbij mag gaan. Die vragen kunnen tijdens zo'n 'wat-mag-ik-wel/niet' vragenuur op de achtergrond raken. En dat mag juist niet!
9. Persoonlijke vragen
Als je opgroeit in een gezin waar de Bijbel dagelijks gelezen wordt, is het voor de hand liggend dat er vragen zijn naar aanleiding van een gelezen schriftgedeelte of naar aanleiding van de preek of omdat je bepaalde dingen niet begrijpt. Zulke vragen mogen gesteld worden. In Israël werden de kinderen aangemoedigd om hun vragen te stellen. En de ouders -met name de vaders- dienen hun kinderen antwoorden te geven. In Jozua 4 lezen we dat na de doortocht door de Jordaan een gedenkteken wordt opgericht. En dan staat er: 'Wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende wat zijn u deze stenen? Zo zult gij tot hen zeggen: omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest voor de ark des verbonds des HEEREN (...); zo zullen deze stenen de kinderen Israëls ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid'. De vaders moesten de kinderen dus vertellen van de daden des Heeren. Die opdracht geldt ook vandaag! In het gezin in de eerste plaats. Ook in de gemeente hebben ouderen de opdracht om met jongeren te spreken. Op catechisatie en in het jeugdwerk. En mag ik dan één woord onderstrepen? Er staat in de tekst: Wat zijn u deze stenen.
Blz. 6
Geen zin...
Geen zin... dat blijkt als we maar doorgaan, terwijl we weten dat het niet mag. Tegen ons geweten in, ondanks alle roepstemmen. Het is goed om de anderen - in voorzichtigheid - te waarschuwen. Luister naar de stem van je geweten en bid de Heere om krachten om in Zijn wegen te gaan.
Blz. 7
Wij hebben op de fluit gespeeld...
Het is heel goed en belangrijk als er thuis over de preek gesproken wordt. Als het maar niet uitmondt in kritiek op de preek. Probeer maar eens te beginnen met wat je het meest aansprak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1992
Mivo +12 | 36 Pagina's
