'Troost, troost Mijn volk'
'Deze zal ons troosten! Deze zal ons weer blijdschap geven, midden in onze moeite en zorgen, in ons verdriet!'
Vader Lamech houdt zijn pasgeboren zoontje in zijn armen. In zijn ogen straalt de hoop, het verlangen: deze zal ons troosten! Zijn naam zal Noach zijn! Trooster!
Jaren zijn er voorbij gegaan, sinds Adam en Eva uit het Paradijs werden verdreven. Ze hadden gezondigd. Ze waren ongehoorzaam geweest aan Gods gebod: niet eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Vreselijk waren de gevolgen geweest: de vrede met God was verbroken. Voor de Heere was geen plaats meer in hun leven. Nu was er angst en verdriet. Adam en Eva waren weggestuurd uit het Paradijs! Voortaan zou er moeite en smart zijn in hun leven. En dat door eigen schuld.
En kijk nu Lamech eens staan, met zijn pasgeboren zoontje in de armen. Noach noemt hij de jongen: deze zal ons troosten! Er klinkt verwachting in deze woorden. Hoe kan dat dan? Is er dan nog hoop? Adam heeft toch gezondigd? Adam heeft toch gekozen voor de dood? Hij heeft toch moedwillig afscheid genomen van de Heere? Is er dan toch nog hoop op verandering? Hoop op troost? Ja zeker! Wat een wonder van genade. De Heere heeft Adam en Eva weggestuurd uit het Paradijs, maar niet zonder iets te zeggen! Nee, ze kregen een belofte mee: Ik zal Mijn Zoon zenden, Die de zonde zal wegnemen, Die de schuld zal wegdragen. Hij zal de satan overwinnen. Hij zal het leven terugschenken aan dode zondaren. Ik zal vijandschap zetten tussen de satan en tussen de mens, hoewel de mens voor de satan heeft gekozen. Wat een boodschap! Wat een troost! Adam en wij met Adam hebben de dood gekozen, de dood verdiend. En dan is daar de Heere, met Zijn Woord van genade. Hij is het Zélf, Die ongevraagd en ongedacht komt om treurenden te troosten, door middel van Zijn Zoon. Daarom staat Lamech daar en kijkt met verwachting naar de kleine Noach. Hij heeft geleerd, wat de zonde teweeg heeft gebracht. Hij weet dat de vloek van de Heere op de aarde is, vanwege de zonde. In zijn hart is een verlangen naar troost geboren. Naar Hem, Die deze troost geven zal, de Trooster Zelf. Zo groot is het verlangen, dat hij het uitroept: 'Deze zal ons troosten!' alsof hij zeggen wil: 'Dit is Hij, de beloofde Verlosser!' Maar... als Noach opgroeit, blijkt hij niet degene te zijn, die de ware troost geven kan in de smart over de zonde. Zal de Heere dan Zijn belofte niet vervullen? Zal de Heere dan niet troosten?
Het is vele honderden jaren later. 'Deze zal ons troosten!', zo klinkt er een boodschap. 'Troost, troost Mijn volk!' Is de Trooster gekomen? Is de Messias geboren? Wie is het, die deze troostwoorden spreekt? Het is de profeet Jesaja. Hij troost het volk van God dat in ballingschap is weggevoerd naar Babel. Hij mag spreken, dat haar strijd vervuld is, dat de terugkeer naar Jeruzalem spoedig komen zal. Maar, zijn boodschap gaat nog veel verder. Het is niet alleen een troost voor Gods kinderen in Babel, het is een boodschap voor allen die in het geloof uitzien naar troost en vrede met de Heere. 'Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden.' Er is vergeving, er is genade, er is troost! Hoe dan? Wel, Déze zal ons troosten. De Verlosser, de Messias neemt de oorzaak van de smart weg: de zonde. Hij verzoent de ongerechtigheid, en dat mag Jesaja doorgeven. Ieder moet het horen: Troost, troost Mijn volk! De Heere Zélf wil door Zijn Geest ontdekte zondaren troosten. En dat doet Hij door Zijn Zoon te geven. Daarom staat Jesaja daar en roept het het schuldige volk toe: Deze zal ons troosten! Is de Trooster dan al gekomen? Is de Messias er al? Nee, maar door het geloof ziet Jesaja Hem al. Hij ziet Hem zo dichtbij, alsof de Verlosser al gekomen is en Zijn werk als Zaligmaker al volbracht heeft. De Heere vergeet Zijn belofte niet. Hij zal troosten. De mensen zijn als gras, dat verdort. Het is er maar even en dan is het weer weg. Maar het Woord van de Heere en Zijn beloften bestaan tot in der eeuwigheid. De Heere zal komen tegen de sterke. Zijn arm zal heersen. Hij zal de vijand overwinnen, de satan verslaan. En Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder, Hij zal de lammeren in Zijn arm vergaderen, die zal Hij in Zijn schoot dragen, en de zogende schapen zal Hij zachtjes leiden. Onverdiend herhaalt de Heere Zijn belofte. Wat een genade.
Het is opnieuw honderden jaren later. Deze zal ons troosten. Zo was de belofte. Maar het lijkt er steeds minder op, dat die belofte ooit vervuld zal worden. In plaats van een Trooster, Die Zijn kudde weidt als een herder, is er een keizer, die zijn rijk regeert als een oppermachtig heerser. Hij geeft geen troost aan zijn volk, maar strenge wetten. Hij spreekt niet naar hun hart, maar gebiedt hen als slaven te doen wat hij zegt. En hij schijnt de absolute macht in handen te hebben, waarom hij ook goddelijk genoemd wordt: Augustus! Waar is nu de vervulling van Gods belofte: Troost, troost Mijn volk? Waar is de Trooster?
En kijk eens naar het volk. Kijk eens rond in Jeruzalem. Priesters doen hun werk. Schriftgeleerden bestuderen ijverig de boekrollen. Het volk bezoekt trouw de tempel. Ieder zoekt zo z'n troost. Maar... waar? De één zoekt z'n troost bij de opstandelingen onder het volk, die de gehate Romeinen willen bestrijden. De ander zoekt z'n troost in de precieze vervulling van de wet van God. Priesters zoeken hun troost in de nauwkeurige uitvoering van de offerdienst. Is dat het, wat de Heere beloofd heeft?
Lamech verlangde naar een Trooster vanwege de zonde. De vloek van de Heere gaf hem smart.
Jesaja troostte het volk van God met de boodschap van vergeving van de zonde, van genade voor schuldigen.
En kijk eens rond in Jeruzalem? Zijn daar mensen die deze troost nodig hebben? Waar blijft dan de vervulling van Gods belofte? Zal de Trooster dan wel komen, als er geen plaats voor Hem is? Ja! Want dat is nu juist genade, dat de Heere Zélf plaats maakt! Dat kan Hij ook in jouw leven doen. Als Hij je door de Heilige Geest je zondige hart leert kennen. Dan werkt de Heere in je hart een droefheid naar Hem, zodat er plaats komt voor troost! Deze zal ons troosten!
Daar zit de oude Zacharias met zijn kleine jongen in zijn armen. 'Johannes is zijn naam!' God is genadig! Nu gaat de Heere Zijn belofte vervullen. De Trooster komt. Hoofdstuk 40 van Jesaja gaat in vervulling. 'Gij, kindeke, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden, want gij zult voor Zijn aangezicht henengaan, om Zijn wegen te bereiden.' Om de weg te bereiden voor Hem, Die troost zal schenken in plaats van treurigheid vanwege de zonde. Deze zal ons troosten!
Daar zitten Maria en Jozef in een stal in Bethlehem. Keizer Augustus had bevolen, dat alle mensen zich moesten laten inschrijven. Zo ging ieder op zijn bevel op reis. Daarom zijn Jozef en Maria nu in Bethlehem, de stad van hun voorvader David. In de herberg was geen plaats voor hen, een stal was voor zulke arme mensen goed genoeg. Maar zie eens, Wie Maria daar in haar armen heeft? Deze zal ons troosten! Hier is Hij, op Wie verloren zondaren hebben gehoopt, naar Wie Lamech heeft verlangd, van Wie Jesaja heeft gesproken! Hier is Hij, de Trooster, de Heere Jezus!
Troost, troost Mijn volk, spreekt de Heere nu door dit Kind in Maria's armen. Ze legt Hem neer in een kribbe, een voederbak, maar het is alsof de Heere daardoor nog duidelijker wil spreken: Deze zal ons troosten.
Daar ligt namelijk de Zaligmaker, Die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergekomen uit de hemel (Nicea). Hij laat Zich neerleggen in een voederbak, opdat zondaren, die hongeren naar Hem, het Brood des levens zouden ontvangen. Hij schenkt Zichzelf weg. Hij gaat staan in de plaats van schuldigen. Door Hem is er troost en verwachting. En dat komt niet bij ons, maar bij de Heere vandaan.
Wat zullen Maria en Jozef zich klein gevoeld hebben, bij zoveel goedheid, die ze van de Heere mochten ontvangen. Wat zullen ze verwonderd hebben gekeken naar dit Kind, de van God geschonken Zaligmaker. Wat zullen ze de troost van de Heere ervaren hebben, die er uitging van dit Kind in de kribbe. Daar in de stal heeft de Heere hun ziel getroost, door hen te doen zien op Hem, Die hun zonden wegdragen zou. Deze zal ons troosten, dat is daar vervuld. Stille verwondering is er in hun hart geweest. Ken je die verwondering? Dat kan alleen als je die Trooster in de kribbe kent. Als je mag geloven, dat Hij uit genade ook jouw ongerechtigheid verzoend heeft. Dan spreekt de Heere nog: Troost, troost die zondige jongen, dat schuldige meisje! Deze zal ons troosten!
Kijk, daar lopen ze met haast door de donkere straten van Bethlehem, de armsten van de stad, die wel het minst meetelden bij het volk: de herders uit Efratha's velden. Ze hebben de boodschap van de engel gehoord: 'U is heden geboren de Zaligmaker, Welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.' De engelen waren uitgezonden en ze hadden hetzelfde mogen doen als wat eens Jesaja gedaan had: zondaren troosten met de boodschap van het heil. Troost, troost deze herders!
En nu zijn de herders op zoek. Ze hadden niet genoeg aan de boodschap van troost, nee, ze hadden de Trooster Zélf nodig. Daar gaan ze de stal binnen en buigen ze hun knieën. Daar maakt de Heere het waar: Deze zal ons troosten. Bij de kribbe vinden ze troost voor hun schuldige ziel.
Ben jij zo op zoek gegaan? Of heb je geen Trooster nodig? Dan ken je je schuld nog niet, dan ken je de smart nog niet vanwege de zonde.
Deze zal ons troosten! Zo klinkt de boodschap in het stadje Bethlehem. 'De Trooster is er, de Verlosser! Wij hebben Hem gevonden!' De herders hebben het overal verkondigd, wat ze die nacht gehoord en gezien hadden. Nu mogen zij op hun beurt weer uitroepen: Troost, troost Mijn volk! Maar wat gebeurt er? Niets! Ja toch. De mensen van Bethlehem verwonderen zich. Over de woorden van de herders. Over de boodschap van troost. Maar verder? Verder niets. Er staat van niemand, dat hij ook op zoek is gegaan naar de oorzaak van die troost.
Herken je jezelf daarin? Je hoort de boodschap: Deze zal ons troosten. Misschien verwonder je je erover, misschien zelfs dat nog niet eens. Maar die Trooster nodig hebben? Nee, dat niet. Dat is erg! Dan leef je zonder troost. Dan leef je zonder hoop.
Zoek een plaats in de stal, bij de kribbe. Daar alleen is troost te vinden voor een schuldig hart. Bij de Heere Jezus. Alleen Deze zal ons troosten. Ook jou?
Kijk, daar komen ze, al die verloren zondaren uit het Oude en Nieuwe Testament. Daar komen ze als het ware om de kribbe heenstaan: Adam en Lamech en Jesaja en Zacharias en Jozef en Maria, de herders, Simeon en Anna, de wijzen uit het Oosten, ja de ganse uitverkoren kerk en samen belijden ze: 'Onze enige troost? Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en in het sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft.' Sta jij daar ook bij? Belijd jij dat ook al met je hele hart?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991
Mivo +12 | 19 Pagina's