Een vrouw als Debora
'Toen deden de kinderen Israëls wat kwaad was in de ogen des HEEREN en zij dienden de Baäls.'
Deze tekst kom je in het boek Richteren vele malen tegen. Telkens als God de Israëlieten uit de handen van de omringende volken redt, blijven de Israëlieten Hem een poosje dienen. Dat duurt niet lang. Al gauw vervallen ze weer in de afgodendienst van Baäl. God straft hen door de andere volken over hen te laten heersen. Dan beseffen de Israëlieten weer dat het fout met hen gaat. Ze vragen God of Hij iemand wil sturen. Iemand die zo sterk en machtig is om de vijanden te verslaan. God stuurt dan iemand die hen bevrijdt. Dit is elke keer een man: een richter.
De vorige richter was Ehud. Maar hij is gestorven. En nu is het volk weer afgedwaald. En weer komen er vijanden. Dit keer zijn dat de Kanaänieten, met hun koning Jabin. Dan klinkt overal in het land een gebed tot God. 'Heere wilt U iemand sturen die ons van de Kanaänieten kan verlossen.' Ze wachten af of God hulp zal sturen. God verhoort hen ook deze keer. Maar nu stuurt Hij een vrouw: Debora.
Debora was een godvrezende vrouw. Zij diende de Baäl niet. Hoe vaak had ze het volk Israël niet gewaarschuwd voor de zonden die ze deden! Maar de Israëlieten hadden niet geluisterd, ze dachten niet aan de Heere. Maar nu koning Jabin hen onderdrukt willen ze wel naar haar luisteren.
Debora is een wijze, kloeke en sterke vrouw. Ze komt uit de stam van Efraim en woont vlakbij Rama en Bethel. Maar hoewel ze zo dapper is, is het niet passend voor een vrouw om veldheer te zijn. Dus voert zij niet het leger aan, maar is ze wel de kracht op de achtergrond. Debora stuurt een bevel naar Barak, een bekende aanvoerder, die vlakbij de vijandelijke koning Jabin woont, namelijk bij Hazor. Het bevel luidt: trek op en strijdt tegen Jabin en zijn krijgsoverste Sisera! Maar Barak durft niet. Hij zegt: 'Alleen als gij mee zult optrekken, zal ik vechten'. Een man vraagt een vrouw om mee te gaan naar het slagveld! Toch stemt Debora toe, maar ze voorspelt wel iets: omdat Barak een vrouw nodig heeft, die met hem meegaat, zal ook een vrouw de eer van de overwinning krijgen. Dit is een vermaning voor Barak. Hij had moeten geloven in de kracht en trouw van de Heere, maar hij is kleingelovig.
Nu er gevochten zal worden, stuurt Debora boden het land door om gewapende mannen bij elkaar te roepen en zo een leger te vormen. Na korte tijd is er een hele groep mannen bij elkaar op de berg Tabor. Dat horen ook de soldaten in Hazor. Het vijandelijke leger met hun beroemde veldheer Sisera maakt zich klaar voor de strijd. In totaal hebben ze 900 strijdwagens, veel meer dan de Israëlieten. Die hebben geen strijdwagens maar wel 10.000 soldaten.
De Kanaänieten slaan hun tenten op in de vlakte bij de berg Tabor. De Israëlieten kijken naar beneden vanaf de berg. Debora geeft Barak het bevel om op te trekken tegen de vijanden. Deze gehoorzaamt en gaat naar de vlakte. De Kanaänieten twijfelen niet aan de overwinning. Hun leger is immers veel groter en sterker! Maar ze hebben geen rekening gehouden met de Heere, de God van de Israëlieten. Hij zal Zijn volk helpen, hoewel ze het niet verdiend hebben. Het volk is ontrouw, maar de Heere trouw. God vecht voor de Israëlieten, want wat gebeurt er plotseling? Het begint hard te regenen en te onweren. Ook beeft de aarde en valt er hagel uit de lucht. Het is zulk noodweer, dat de vijanden moeten vluchten. Het beekje Kison, dat door de laagvlakte onder aan de berg stroomt, wordt een kolkende en bruisende watermassa. De strijdwagens van Sisera kunnen niet verder; ze zakken weg in de modder en blijven daar steken. Alle soldaten vluchten. Ook Sisera klimt van zijn strijdwagen en vlucht. Maar Barak komt hem achterna. Waar moet hij heengaan? Hij loopt voor zijn leven, dwars over het veld. Nee, nu denkt hij niet meer aan de overwinning, het gaat nu om zijn leven.
Kijk, daar ziet hij een paar tenten staan. Daar zal hij zich verstoppen. Als hij bij de tenten komt, komt er juist een vrouw naar buiten. Het is Jaël, een Kenietische, een afstammelinge van Jethro de schoonvader van Mozes. Ze wenkt Sisera: 'Kom maar in mijn tent, u hoeft niet bang te zijn.' Sisera is opgelucht; hij heeft erge dorst en vraagt om water. Jaël brengt hem melk en boter. Ook geeft ze hem een deken, zodat hij wat kan rusten. De beroemde veldheer gaat liggen, want hij is moe. Maar bij Jaël is hij niet veilig, want wat doet ze? Ze pakt een ijzeren tentpin, neemt een hamer en slaat de pin door Sisera's hoofd. Hij leeft direct niet meer. Israël is verlost van zijn vijand!
Daar komt Barak. Hij zoekt Sisera, om hem te doden. Op een wenk van Jaël gaat hij haar tent binnen en ziet daar Sisera dood liggen. Wat Debora voorspeld had, is uitgekomen: een vrouw zal de eer van de overwinning krijgen. Wat zullen de Israëlieten blij geweest zijn: eindelijk zijn ze verlost van de vijanden. Bevrijd door God, Die Debora wilde gebruiken als richteres. Die God Die Zijn volk nooit in de steek laat. Debora wist dat en zij maakte ook een loflied voor de Heere. Daarin bezong zij de grote daden van de Heere, zij zong over Barak en Jaël. Ook over Sisera's moeder, die tevergeefs wachtte op haar zoon. De Heere had recht gedaan!
' Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! Die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn als wanneer de zon opgaat in haar kracht'.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990
Mivo +12 | 24 Pagina's