JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De rijke jongeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rijke jongeling

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rijke jongeling

De rijke jongeling wordt dikwijls zeer negatief gewaardeerd. Dit is enerzijds begrijpelijk. Anderzijds doen we hem daarmee niet helemaal recht.
Voorop moet gesteld worden, dat de jongen ten diepste een vijand van vrije genade was. Met het oog daarop kan onze beoordeling - zo die al van ons gevraagd wordt - uiteindelijk niet positief zijn. Dat neemt echter niet weg, dat we voor de levenswandel van de jongen respect kunnen hebben. We zien deze twee sporen ook terug in de woorden van de Heere Jezus tot hem. 'Wat moet ik doen?', is een ook door bijbelheiligen gestelde vraag. Denk aan de Joden op de pinksterdag en aan de stokbewaarder. De worsteling van de jongen met deze vraag is iets, dat voor anderen niet eens een vraag is. Hij kan zeggen, van jongs af de geboden des Heeren te hebben onderhouden. Wie van ons zou hem dat na durven zeggen? En dat het maar niet een goedkoop praatje was, blijkt uit de reactie van de Heere Jezus: en Jezus, hem aanziende, beminde hem (zie aantekeningen bij de tekst). Zo jong als hij is, is hij toch al overste. En ondanks dit feit, gaat hij naar de Heere Jezus met zijn vraag, hoewel hij ongetwijfeld weet, dat veel collega's hem dit niet in dank zullen afnemen. Echter, ondanks al dit positieve, dat zeker ook in de inleiding en bespreking op de vereniging tot uiting moet komen, is er toch de verkeerde bron, waaruit dit alles voortkomt. Het 'wat moet ik doen?', komt niet voort uit een verslagenheid over de hopeloze toestand waarin een mens verkeert, zoals bij de pinksterlingen en de stokbewaarder wel het geval was. De onderhouding van Gods geboden was voor de rijke jongeling als een examen met goed gevolg afgelegd. Het had een doel in zichzelf, voor hemzelf. Dat de onderhouding van Gods geboden geschieden moet uit liefde tot de Heere, daarvan was hij innerlijk vreemd. Dat hem die liefde ten enenmale ontbrak, daarvan had hij geen enkel besef. Alle werkelijke kennis van zichzelf en van de Heere ontbrak hem. Zo komt het, dat de Heere hem wel bemint om zijn levenswandel, maar hem uiteindelijk toch bij Hem ziet weggaan. Innerlijk, en daarom gaat het tenslotte ten diepste, is er niet een eenheid. Dit is een moeilijkheid bij de bespreking. Enerzijds mag de jongen niet worden afgeschilderd als 'een vrome farizeeër', anderzijds moet toch heel scherp gesteld worden, dat hij uiteindelijk, met al zijn vroomheid een vijand was van vrije genade, en dus... van Christus.

De opdracht van de Heere Jezus

Met de eis alles te verkopen en aan de armen te geven, komt de Heere niet tot iedereen, maar heel specifiek tot deze jongeling. Wel moet bij allen dezelfde gezindheid en bereidheid zijn. Als het nodig is, moet ieder zo willen handelen. Maar niet ieder komt in de omstandigheden om metterdaad zo te kunnen en te moeten doen.
Reeds het komen tot en het volgen van de Heere Jezus zoals deze man moest doen, is na de hemelvaart voor niemand meer mogelijk. Het concrete, het persoonlijke, moet in deze eis van de Heere niet over het hoofd worden gezien. Op deze manier deed de Heere deze man tegelijk de diepe zin van Gods wet, én de innerlijke gesteldheid van zijn eigen hart kennen. Petrus komt er later wel met een vraag op terug: 'Wat zal ons dan geschieden? Wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd.' Het gaat er dan in het antwoord van de Heere Jezus niet om, hoevéél er door Zijn kinderen gedaan wordt, maar hoé! Zo is het opmerkelijk, dat de Heere niet zegt: zo wie zal verlaten hebben... en... en... maar steeds of... of... Niet van allen wordt gevraagd, alles te verlaten. De Heere verzekert echter, dat wat iemand opgeeft of doet om het Koninkrijk Gods, al is het maar het geven van beker koud water (Matth. 10: 40-42), die zal zijn genadeloon(!) niet ontberen. Het gaat hierbij om de gezindheid van het hart, waaruit de daden voortkomen.

Rijkdom een belemmering?

Rijkdom brengt een groot gevaar van verhindering binnen te gaan in het Koninkrijk Gods met zich mee. De Heere geeft zelfs een bijzonder sterk voorbeeld van de onmogelijkheid van binnen te gaan voor de rijken. We moeten dit wel goed verstaan, en de onmogelijkheid van zalig worden voor een rijke betrekken bij het vers dat een nadere uitleg geeft op dit rijk zijn, namelijk Mark. 10: 24. Daar staat wat de werkelijke verhindering is: die op het goed hun betrouwen zetten. Vanzelf moeten we de onmogelijkheid ook zetten naast de mogelijkheid van Gods kant, zoals Jezus dit ook Zelf doet in vers 27. Er zijn veel voorbeelden in de Bijbel van godvrezende mensen, die toch zeer rijk waren. Denk slechts aan Abraham, Job, Jozef van Arimathea. Ook armoede kan een verhindering zijn. Denk aan de woorden van Agur in Spreuken 30: 7-9.
Bovenstaande is niet bedoeld om de ernstige waarschuwing van de Heere Jezus af te zwakken. Integendeel. De discipelen werden er verslagen van en keerden ermee tot zichzelf in: wie kan dan zalig worden? Dat is ook voor ons ten diepste de bedoeling, opdat ook wij zouden leren zien de onmogelijkheid aan onze kant en daartegenover de mogelijkheid van Gods kant.

Reformatorische jongeren in een lariseerde samenleving

Bij de bespreking van het onderwerp van deze schets zal ongetwijfeld ook aan de orde komen waarom 'refo'jongeren' zoals ze in het spraakgebruik aangeduid worden anders zijn dan anderen. In Mivo +16, 10e jaargang nr. 2 staat hierover een artikel dat we grotendeels overnemen. Het is te moeilijk voor tieners maar bedoeld als bezinningsmateriaal voor leidinggevenden bij de voorbereiding van deze schets.

Waarom zijn wij anders dan anderen? Moet dat zonodig? Is er niet het gevaar dat je jezelf beter gaat vinden dan anderen? Met andere woorden: stimuleer je dan niet ongewild een farizeïstische levenshouding? Dan houd je je immers zoveel mogelijk afzijdig van de boze wereld. Is het gevaar niet levensgroot dat je dan al je aandacht richt op de eigen kring; op de eigen identiteit en de eigen levensstijl, maar dat je jezelf vergeet? Welke waarde heeft het als je behoort tot de Gereformeerde Gemeenten - of breder getypeerd: de bevindelijk gereformeerde groepering - terwijl dat voor jou alleen een zaak van de buitenkant is. In eigen kring volg je een aantal dogma's, je gaat min of meer in het spoor van de eigen levensstijl; maar je hart is bezet met de dingen van deze tijd en deze wereld. Hebben we dan nog iets te zeggen aan de wereld waarin wij leven? Of hebben we ons in-ons-anders-zijn afgeschermd? Een veilige positie? Bij het zoeken naar antwoorden op de gestelde vragen over ons anders-zijn en over de groepering die kennelijk opvalt door het anders-zijn, is het goed te bedenken dat er verschillende invalshoeken zijn, van waaruit de eigen kring kan worden bezien.

a. Je kunt de eigen kerkelijke gemeenschap in de eerste plaats bezien vanuit bijbelstheologisch oogpunt.

Je begrijpt dat het dan gaat om de Bijbelse opdracht voor het gemeente-zijn. En waar de Bijbel open gaat, daar gaat het om het spreken van de Heere. 'Alzo spreekt de Heere.' Dan dienen we te buigen voor Gods Woord en wet. Dan gaat het om onze persoonlijke en gezamenlijke verantwoordelijkheid. Hoe geven we gestalte aan de opdracht. Naar binnen toe? In prediking, ambtelijk werk, catechese, jeugdwerk? Hoe geven we inhoud aan de overdracht van de Bijbelse waarheden aan de jongere generatie? En naar buiten? In zending en evangelisatie? In dienstbetoon? In maatschappelijke verantwoordelijkheid?

b. Je kunt de eigen groepering bezien als een deel van de samenleving.

Onvermijdelijk is dat je de groepering gaat benoemen. Bijvoorbeeld als: 'reformatorischen', 'bevindelijk gereformeerden', 'rechterflank gereformeerde gezindte' e.a.
In het boek van dr. C.S.L. Janse :'Bewaar het pand' is op deze wijze een' portret getekend van de bevindelijk gereformeerden. Jongeren kunnen vanuit deze invalshoek getypeerd worden als 'refo-jongeren'.

c. Je kunt de eigen gezindte ook bezien vanuit (kerk-)historisch perspectief.

Begrijpelijk dat je dan vooral kijkt naar je eigen kerk. In welke kerkelijke traditie sta je? Wat is de eigenheid of de identiteit van jouw kerk? Wat zijn wezenlijke zaken, wat zijn middelmatige zaken, welke waarde ken je toe aan de kerkelijke vormen en tradities?
Tegen de achtergrond van deze verschillende invalshoeken wordt hierna door middel van een zevental stellingen antwoord gegeven op de vraag: waarom zijn wij anders?

1. Het anders-zijn is alleen te begrijpen tegen de achtergrond van Gods verbond en verkiezing. God zet apart. Tegen deze achtergrond mogen we zeggen: adeldom verplicht.

Jongeren behoren tot de gemeente. Dat onderstreept onze belijdenis in vraag en antwoord 74 van de Heidelbergse Catechismus. Daar lezen we dat de kinderen (evenals volwassenen) 'in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn... en daarom behoren gedoopt te wezen'. Zo moeten zij ook door de doop, als door het teken des verbonds, de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden. De doop verplicht tot anders-zijn. '...bij de doop word je er als het ware uitgehaald, en bij je naam genoemd: 'Jan, jij wordt ondergedompeld in de Naam van een drieënig God. Als jij verloren gaat, is het je eigen schuld. Want Ik zweer het je, er is zelfs voor jou genade: je kunt een kind van Mij worden; je kunt genade krijgen'. Als je zo op de betekenis van je doop let, is dat een oorzaak om je te verwonderen. Je bent gedoopt opdat je zou gaan vragen: 'Heere, geef mij die genade!", zo schrijft ds. J. van Haaren in 'De goede belijdenis'. Ds. van Haaren vergelijkt de kerkgang met een winkelier die zijn waren uitstalt in een etalage. Met vakkennis legt hij zijn koopwaar in de etalage. Hij wil namelijk hebben dat de voorbijgangers erbij stil blijven staan. Hij wil hebben dat ze gaan vragen naar de prijs, zodat ze uiteindelijk zijn materiaal kopen. Wat heeft een gedoopte dan veel voor bij een ongedoopte. Dat de één wel en de ander niet wordt gedoopt, is reeds Goddelijke verkiezing. God verkiest uit het menselijk geslacht mensen die worden gedoopt. Tot die mensen zegt Hij heel persoonlijk: 'Jij wordt ondergedompeld in de Naam van een drieënig God. Als jij verloren gaat, is het je eigen schuld.' (De goede belijdenis, pag. 31).

2. De rechterflank van de gereformeerde gezindte vormt een herkenbare groepering in de Nederlandse samenleving met een eigen culturele identiteit.

Is het 'anders-zijn' in de eerste stelling vanuit een Bijbels-theologisch kant belicht, ook vanuit de sociologie kan het 'anders-zijn' bekeken worden. Dat wil zeggen dat we letten op de eigen groepering als een deel van de samenleving.
Wat wordt er bedoeld met 'culturele identiteit'? Cultuur zou je kunnen definiëren als het resultaat van gemeenschappelijk handelen van mensen. Cultuur is wat een bepaalde groep mensen samen tot stand brengt in een bepaalde tijd. Het resultaat van het gemeenschappelijk handelen wordt nooit door alle mensen in een bepaalde tijd onderschreven. In een cultuur zijn bij nadere bestudering verschillende stromingen te ontdekken. Er is sprake van een dominante cultuur: een bovenstroom die, als resultaat van gedrag en handelen van velen, het tijdsbeeld bepaalt. Tegelijk zijn er in de cultuur onderstromen (subculturen). Veelal is er in deze onderstromen sprake van specifieke verworvenheden en inzichten, die men graag wil overdragen aan de jongere generatie. Men claimt vaak het recht op vrijheid van eigen verschijningsvormen (identiteit).
De rechterflank van de gereformeerde gezindte is als zo'n onderstroom of subcultuur te typeren. Veelal wordt deze onderstroom aangeduid met reformatorisch of bevindelijk gereformeerd. Men is herkenbaar in een politieke partij, in eigen scholen, in een eigen dagblad en in levensstijl. In het boek 'Bewaar het pand' heeft dr. C.S.L. Janse een poging ondernomen om een aantal kenmerken van de eigen groepering te formuleren. Uit het onderzoek van Janse blijkt ook dat in de eigen groepering de getoetste meningen en verschijningsvormen niet door ieder op dezelfde wijze onderschreven en gewaardeerd worden. Janse wijst er op dat voor het voortbestaan van de eigen groepering nodig is dat de culturele identiteit bewaard blijft. Dat kan alleen als de jongeren zich invoegen in de eigen traditie en studeren op de vraagstukken die wezenlijk zijn voor de eigen culturele identiteit. Dat is voor de jongere generatie die leeft in de westerse cultuur van de 20e eeuw werkelijk geen geringe opgave.

3. De gereformeerde gezindte wil gereformeerd zijn in leer en leven. Als daarmee ernst wordt gemaakt, onderscheidt deze gezindte zich van anderen.

In 1973 is er een boekje verschenen met als titel 'Tien keer gereformeerd'. Tien vertegenwoordigers van de onderscheiden groeperingen binnen de gereformeerde gezindte werkten aan dit boekje mee. Ds. A. Vergunst schreef een bijdrage getiteld 'Quis non fleret? (Wie zou niet wenen)'. In deze bijdrage zegt hij dat het begrip 'gereformeerde gezindte' uiterst vaag is en dat de grenzen vloeiend zijn. Hij duidt de groepering als volgt aan: 'De Gereformeerde Gezindte omvat het over verschillende kerkelijke denominaties verstrooide geheel van belijders, die de gereformeerde leer, ten onzent uitgedrukt in de bekende Drie Formulieren van Enigheid, belijden in overeenstemming met de geopenbaarde waarheid in Gods Woord te zijn en die volgens deze waarheid de noodzakelijkheid van een persoonlijke doorleving van de zonde en genade in de weg van de waarachtige wedergeboorte en bekering benadrukken; die in het persoonlijke leven de krachtige bevordering van godzaligheid voorstaan en tevens de Bijbelse praktijk der godzaligheid najagen in het kerkelijke, maatschappelijke en staatkundige leven'.
Een werkelijk gereformeerd zijn in de leer en in het leven, betekent dat het leven in een onlosmakelijke samenhang moet blijven staan met de leer. De gereformeerde leer is gefundeerd op Gods Woord en beleden in de Drie Formulieren van Enigheid. Binnen de gereformeerde gezindte wordt de Bijbel van het begin tot het eind gezien als het boek waarin 'de wil van God volkomen is vervat, en al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt'. Wanneer men overeenkomstig deze belijdenis leeft en leer en leven toetst aan dit Woord, dan tekent zich ook binnen het geheel van de gereformeerde gezindte een scheidslijn af. Vandaar dat er ook wel eens gesproken wordt over 'de rechterflank binnen de gereformeerde gezindte'. De vraag kan gesteld worden of binnen de 'smalle' gereformeerde gezindte geen verschillen zijn. Die verschillen zijn er. Ze mogen er ook zijn, als ze maar niet over de fundamentele punten van het gereformeerd belijden gaan. Ds. Vergunst schrijft in het reeds genoemde artikel: 'Binnen de ruimte van de Drie Formulieren van Enigheid moet er op minder fundamentele punten van ons gereformeerde belijden een pluriformiteit worden getolereerd. Er moeten wel grenzen aan de tolerantie zijn, wil de kerk haar geloofwaardigheid als 'pilaar en vastigheid der waarheid' niet verliezen. De Gereformeerde Gemeenten hechten grote betekenis aan het woord gereformeerd. Het is echter niet genoeg om 'gereformeerd' te heten zonder 'gereformeerd' te zijn. Waarlijk gereformeerd zijn, kan alleen in de weg van waarachtige persoonlijke wedergeboorte en bekering en in een leven dat zich uit genade in Christus verbonden weet.

4. In kerkelijk Nederland vormt de gereformeerde gezindte een eigen herkenbare denominatie. De Gereformeerde Gemeenten hebben daarin een eigen plaats.

In stelling 2 is al gesproken over de onderstroom of subcultuur die wel eens aangeduid wordt met 'reformatorisch' of 'bevindelijk gereformeerd'. Ook is er in het voorgaande gesproken over de 'gereformeerde gezindte'. In het algemeen gangbare taalgebruik zien we steeds meer dat men met de 'bevindelijk gereformeerden' de zogenaamde 'rechterflank van de gereformeerde gezindte' bedoelt. Al met al blijkt uit de verschillende benamingen dat er in Nederland een grote verdeeldheid is op het kerkelijk erf. Een diep te betreuren verscheidenheid. Het is bovendien de vraag of we er blij mee moeten zijn dat alle verschillende groeperingen weer een eigen sociologische aanduiding ontvangen. Bepaalde termen zoals 'bevindelijk' en 'reformatorisch' worden daarmee uitgehold en verliezen hun oorspronkelijke betekenis.
Helaas is er in Nederland sprake van minstens tien keer gereformeerd. Sommigen hebben behalve de naam veel wat hen scheidt. Denk aan de Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten. Anderen hebben naast de naam veel gemeenschappelijk. Te denken valt aan degenen die samenwerken in politiek, school en andere maatschappelijke verbanden. Geestelijk herkent men elkaar als staande op het fundament van Schrift en belijdenis. De Bijbel wordt aanvaard als het geïnspireerde Woord van God. De Drie Formulieren van Enigheid gelden als regel voor leer en leven. Binnen al deze verschillende groeperingen heeft ieder kerkverband weer een eigen plaats. Ook de Gereformeerde Gemeenten hebben een eigen plaats in het geheel. Deze eigen plaats wordt mede bepaald door de kerkhistorische achtergond. Ds. M. Golverdingen schrijft in 'Denken over...': 'Zo bracht de Heere Zelf langs een volstrekt ongedachte weg de Gereformeerde Gemeenten bijeen. Via de Afscheiding, ds. Ledeboer en de Vereniging bleef, ondanks veel gebrek, de oude gereformeerde leer bewaard. Met de Reformatie en de Nadere Reformatie blijven we beklemtonen, dat de prediking niet alleen de gereformeerde leer zuiver moet vertolken, maar ook duidelijk moet laten uitkomen hoe de Heilige Geest het heil in Christus toepast. Hoe komen een rijke Christus en een arme zondaar bij elkaar? In deze schriftuurlijk-bevindelijke prediking staat Christus in het middelpunt en krijgt de persoonlijke verhouding tot Hem op Bijbelse wijze aandacht. De meesten van ons zijn in de Gereformeerde Gemeenten geboren. Anderen zijn er langs een andere weg gebracht. We ontvingen door Gods leiding in ons leven een plaats in dit deel van Zijn kerk op aarde. Die plaats mogen we zomaar niet prijs geven. De kenmerken van de Kerk van Christus worden immers in de gemeenten gevonden. Het zaligmakende werk van de Heilige Geest was en is er. God wil er wonen. Wat is dat een wonder. Daarom belijden wij met bescheidenheid en beslistheid, dat de Gereformeerde Gemeenten een openbaring zijn van het lichaam van Christus. Wij begeren te zijn en te blijven wat onze naam zegt: gereformeerd in belijdenis, prediking, kerkregering, eredienst en levenswandel.

5. De Gereformeerde Gemeenten zijn een openbaringsvorm van het lichaam van Christus. De gemeenten onderscheiden zich vanwege de eigen kerkelijke traditie en vanwege Bijbels theologische kenmerken.

De gemeente als lichaam van Christus bestaat uit mensen die uit de wereld zijn geroepen. Deze roeping gaat van God uit en krijgt haar gestalte in de 'vergadering van ware christgelovigen' (NGB art. 27).
Daar waar mensen rond de verkondiging van Gods Woord bijeen zijn, krijgt de gemeente haar openbaringsvorm. Zo zijn ook de Gereformeerde Gemeenten ontstaan. De ontstaansgeschiedenis en de ontwikkelingen binnen een kerk drukken een stempel op het karakter van het kerkverband. Dat houdt in dat ook binnen de Gereformeerde Gemeenten eigen kenmerken zijn. Vanaf het ontstaan van onze gemeenten in 1907 tot op de dag van vandaag worden de Bijbelse noties van wedergeboorte, bekering en het werk van de Heilige Geest in de Gereformeerde Gemeenten beklemtoond. In de prediking wordt de verlorenheid van de mens nadrukkelijk aangewezen, opdat tegen deze achtergrond de rijkdom van Gods genade in Christus voor verloren mensen destemeer schittert.
In 'Over de kerk gesproken' zet ds. M. Golverdingen kenmerkende trekken van de Gereformeerde Gemeente uiteen. Samengevat zegt hij:
* De naam van de gemeenten zegt duidelijk dat we een wettige voortzetting zijn van de kerk der hervorming in ons land.
* Er is een zeer nauwe verbondenheid met de Reformatie en de Nadere Reformatie.
* Vanouds valt er in de prediking binnen de gemeenten een accent op de noodzaak van de wedergeboorte en de bevindelijke kennis van de drie stukken, die nodig zijn om in de enige troost te leven en te sterven: ellende, verlossing en dankbaarheid.
* Met de Nadere Reformatie beklemtonen ook wij dat de prediking niet alleen de gereformeerde leer zuiver moet vertolken, maar ook duidelijk moet laten uitkomen hoe de Heilige Geest het heil in Christus toepast. In deze Schriftuurlijk-bevindelijke prediking staat Christus in het middelpunt en krijgt de persoonlijke verhouding tot de Heere op Bijbelse wijze aandacht.
* De theologische gestalte van de gemeenten wordt mede bepaald door een zeer nauwe aansluiting in de verbondsleer bij vertegenwoordigers van de Reformatie, bij praktisch alle Nederlandse 'oudvaders', bij Schotse theologen als Thomas Boston en de gebroeders Erskine en bij de opstellers van de Westminster Confessie (1647).
* We houden op grond van de Schrift vast aan het nauwe verband dat er is tussen Gods verkiezing en het verbond der genade. Daarom maken we onderscheid tussen de bediening en het wezen van het verbond.
* De gemeenten hebben zich steeds gekenmerkt door een eigen, sobere levenswandel.

6. Het anders-zijn moet zichtbaar worden in de levenstijl van jongeren en ouderen die tot de gereformeerde gezindte behoren. In je uiterlijk laat je iets van je innerlijk zien.

Het uiterlijk is de spiegel van het innerlijk. Binnen en buiten horen bij elkaar. Levenstijl is de stijl van leven, de wijze waarop je je leven inricht. Dat heeft alles te maken met de richting die ons leven inslaat: van God af of naar Hem toe. Wanneer over het uiterlijk, de buitenkant, gesproken wordt, kunnen we niet om de binnenkant heen. 'Wordt deze wereld niet gelijkvorming, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij'. Zowel het uiterlijk (niet gelijkvormig worden aan de wereld) als het innerlijk (wordt veranderd) komt in deze tekst naar voren. Bij de bespreking over levensstijl kan het gaan om kleding, verzorging van het lichaam, besteding van de vrije tijd, maar ook over zaken als het omgaan met elkaar, besteding van het geld.
Een predikant zei eens: 'Twee grote gevaren bedreigen onze gezinnen en onze gemeenten. Aan de ene zijde een toenemende verwereldlijking, waarbij van een afgezonderd, geheiligd leven steeds minder te bespeuren is. Maar aan de andere zijde ook een dood wetticisme; een koude, kille vorm, waar het leven van de Geest al lang uit geweken is'. Dit zijn twee valkuilen waarin helaas velen terecht komen. Er is echter een betere weg, die je vanuit Gods Woord zowel thuis als in de gemeente wordt aangewezen. Daarom is het ook van het hoogste belang in jouw persoonlijk leven dat de Bijbel een plaats heeft en met grote aandacht luistert naar de prediking in Gods huis. Vanuit dit Woord klinkt het je toe: 'Wordt deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwingen uws gemoeds' (Rom. 12 : 2).

7. 'Gij geheel anders' is een opgave maar ook een gave: het anders-zijn kan ten diepste alleen betekenis hebben als het voortkomt uit de liefde.

Jongeren staan in de moderne samenleving van de 20e eeuw. In een samenleving waarin de mens steeds meer het leven in eigen hand neemt. Er is sprake van een sterke relativering van gezag, waarden en normen. De individuele beleving wordt steeds meer maatgevend; zelfontplooiing krijgt steeds meer de nadruk. Hoe zul je 'anders-zijn' als je innerlijk bent aangetast door de geest van de tijd. Het totaal van ons denken en doen verandert. Alleen door de herscheppende kracht van de Heilige Geest kunnen we echt denken en handelen vanuit het 'gij geheel anders'. In elke cultuursituatie was dat nodig. Ook vandaag.
Het anders zijn komt al tot uiting in het feit dat je naar de kerk gaat. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Daar heb jij niet voor gekozen, maar de Heere. De kerkgang is van onschatbaar groot belang. Immers, de kerk is de werkplaats van de Heilige Geest. Het is de plaats waar God (jonge) mensen bekeert en door Zijn Geest harten verbreekt en overwint door de kracht van Zijn liefde en genade. Want Christus is een eeuwig Koning Die niet zonder onderdanen zijn kan (art. 27 NGB). Hoe heeft Petrus op de pinksterdag de belofte van het Oude Verbond herhaald: 'Uw zonen en uw dochters zullen profeteren'. En dat in een wereld van bloed en vuur en rookdamp. 'Profeteren', dat is, zeggen de kanttekeningen, 'God klaarlijk kennen en anderen van Hem onderrichten'. Dus meisjes en jongens zullen God kennen en van Hem gaan spreken en van het werk van God in hun hart. Ze zullen vermelden van het heil van Jakobs God. Dat ligt niet in de jongeren (want wie is er niet als Adamskind geboren?), maar dat ligt in God Die beloofd heeft dat Zijn welbehagen door de hand van Jezus Christus gelukkig zal voortgaan. Dat 'zullen' is goddelijke zekerheid. God doet het om de eer van Zijn Naam. 'Uw jongelingen zullen gezichten zien', Dat is anders jong-zijn. Want dat is de openbaring van God in ons. Wat is dat een wonder als je als jongere dat geschenk van de Heere ontvangt. Dan is jouw anders zijn niet meer een opgave vanuit jezelf, maar een gave van God. Dan wordt alles inderdaad anders. Als we dingen gaan zien die we nog nooit gezien hebben. Dan ga je als jongere zien dat je tegen God gezondigd hebt. Dan is het werkelijkheid dat je God nog nooit hebt liefgehad. Dan ga je zien dat je voor God niet kunt bestaan, want God is rechtvaardig. Dan ervaar je dat je God mist en Hem niet meer missen kunt. Wat wordt alles anders als de Heilige Geest uitzicht geeft op de heerlijkheid van de dienst van God en op de rijkdom van Gods genade en ontferming in Jezus Christus. Dan vergaat de schoonheid van de wereld. Dan ga je niet meer prat op alles wat je van de wereld gezien hebt. Maar als God 'gezichten' geeft, dan wordt het het grootste wonder als we mogen zeggen: ik heb Hem gezien Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Mozes achtte de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan de schatten in Egypte. Het geheim lag in de liefde. De liefde van Israëls God tot Mozes. En in de liefde van Mozes tot Israëls God. Ken jij dat geheim al? Dan ga je zeggen: 'Wij hebben hem lief omdat Hij ons eerst liefgehad heeft' (1 Joh. 4: 19).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Mivo +12 | 28 Pagina's

De rijke jongeling

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1989

Mivo +12 | 28 Pagina's