Memento mori
Het is stil geworden in de tenten van Abraham en Sara. Sara is al heel oud. Veel heeft zij meegemaakt in haar lange leven. Ze is meegetrokken met Abraham uit het Ur der Chaldeeën. Ze heeft het verdriet ervaren van het geen kinderen krijgen. Ze heeft eerst om de belofte van God gelachen, maar na een bestraffing die belofte door het geloof mogen aanvaarden. Ze heeft in haar ouderdom de kracht ontvangen om een kind te krijgen. Nu is ze oud geworden: al 127 jaar. Maar ook voor haar komt het einde.
Nadat Abraham enige tijd in Berseba gewoond heeft, is hij later weer naar het noorden getrokken. Nu woont hij in de buurt van Hebron. En dan staat er in de Bijbel: "En Sara stierf te Kiriath - Arba, dat is Hebron". Het staat er zo eenvoudig, maar het verdriet is groot: "En Abraham kwam om Sara te beklagen en haar te bewenen" En ook bij Izak is het verdriet groot. Maar Abraham kan daar niet bij het lichaam van zijn vrouw blijven zitten. Er moeten maatregelen genomen worden. Abraham staat op en verlaat het doodsbed waarop zijn vrouw ligt. Niet uit gebrek aan liefde, maar juist omdat hij in zijn liefde voor haar zo goed mogelijk voor haar lichaam wil zorgen. Abraham heeft geen meter grond in eigendom. Het lichaam van zijn geliefde vrouw mag niet in vreemde grond rusten, maar als het even kan in zijn eigen akker. Voor zichzelf had Abraham tot nu toe geen grond in eigendom nodig gehad, maar hij zal proberen voor zijn overleden vrouw aan een spelonk te komen voor een eigen graf dat niemand hen ooit zal kunnen ontnemen.
Abraham gaat naar een stad in de buurt: Hebron. In de stadspoort zitten de oudsten van de stad. Beleefd vraagt hij hen om een familiegraf om zijn dode te begraven. De oudsten bieden hem een grafplaats in hun eigen gravan aan, maar Abraham wil graag zelf een graf kopen, zodat het lichaam van zijn geliefde vrouw niet in vreemde bodem zal rusten. Hij heeft een dubbele spelonk op het oog: de spelonk van Machpela, die het eigendom is van één van hen, van Efron. Zodra Efron dat hoort, richt hij zich rechtstreeks tot Abraham en biedt hem die spelonk tot begraafplaats aan. Als Abraham merkt dat Efron er zelf bij is, richt hij zich tot hem en verklaart uitdrukkelijk de spelonk te willen kopen. Efron kent de gebruiken van de handel en terwijl hij doet alsof het hem niets waard is, noemt hij een veel te grote som voor het land. Abraham wil echter niet onderhandelen over de grafplaats van zijn vrouw en betaalt een hoge prijs, zodat iedereen nu weet dat hij eigenaar geworden is van de spelonk van Machpela om zijn dode te begraven.
Dan is het ogenblik gekomen dat Sara zal worden uitgedragen. Velen zijn gekomen om Abraham te vergezellen op zijn droeve tocht. Met het rouwbetoon, zoals dat toen de gewoonte was, wordt Sara op een baar gelegd en gaan ze begeleid door zangers en klaagvrouwen langzaam naar het graf. Hier wordt de dode voorzichtig opgenomen en in de grafspelonk gelegd. En Abraham ziet het alles zwijgend aan. Nu is zijn droeve taak vervuld. Sara is begraven in een eigen graf. Daar kan haar lichaam rusten tot de jongste dag.
Voorbeeld van een inleiding
De vereniging van Dirksland heeft het onderwerp "memento mori" reeds behandeld. Een van de leden Monica van de Ridder maakte een inleiding die erg aansprak. We nemen hem hieronder bijna ongewijzigd over. Een voorbeeld hoe het kan.
Esther van Dalen reed met een gangetje over de "Kromme Bergdijk". "Lekker", dacht ze, "over een kleine tien minuten thuis! Als ik "Het Laantje" en de begraafplaats heb gehad, ben ik er zo." Toen ze langs de begraafplaats reed, zag ze dat de mensen van de plantsoenendienst de ingang aan het opknappen waren. Het oude, statige, zwarte hek, met z'n mooie gouden punten en krullen werd weer in de verf gezet. En ook de twee massieve palen, waar de woorden "Memento mori" ingebeiteld stonden, kregen hun beurt. Nog twee smalle straatjes en ze was thuis. Met een vrolijk "Goede middag" stoof ze de kamer binnen en vertelde het een en ander over school. Omdat moeder haast niets terug zei op haar vragen, dacht Esther: "Moeder ziet zo wit en doet zo vreemd, wat zou er toch zijn?"
Het is avond en Esther ligt op bed na te denken over hetgeen die dag gebeurd is. Onder het eten was het haar ineens te binnen geschoten wat moeder gisteren gezegd had. En nu snapte ze ineens waarom moeder zo vreemd deed en vader zo wit zag. Het was vandaag zeven jaar geleden dat haar broertje van vier jaar overleden was. Ze was toen acht, maar ze weet zich alles nog als de dag van gisteren te herinneren. Hoe vader met tranen in z'n ogen gezegd had dat haar broertje Bob door een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Ze wist nog dat ze niet zo goed met Bob op kon schieten omdat hij de jongste was en daardoor zo'n grote plaats in 't gezin innam. En dat kon ze nooit meer goedmaken. Daarna de begrafenis, ze wist nog dat ze haar broer een hand had gegeven toen ze door die oude statige poort moesten. Ze was zo bang geweest! Ze had de woorden op de palen nooit goed kunnen lezen omdat er mos over gegroeid was. Later waren ze schoon gemaakt, maar ze had de woorden niet begrepen. Vandaag had ze die woorden weer gezien. Ze hadden het er pas met godsdienst over gehad: "Memento mori" - Gedenk te sterven! Wat vreemd eigenlijk, elke dag fietste ze langs de begraafplaats en nooit had ze de woorden "Memento mori" als een waarschuwing gezien. Nee, meestal was ze er gedachteloos voorbij gefietst. Het was allemaal zo vertrouwd voor haar. Het hoorde er allemaal bij. Of niet? Ja, Bob lag er wel begraven, maar ach, dit was allemaal zo'n tijd geleden.... Die dagen van de begrafenis en toen er niemand meer op Bobs kamertje sliep, toen dacht ze er nog wel eens aan. Maar nu, nu is het allemaal zo gewoon dat Bob er niet meer is. Ze wil er eigenlijk niet aan denken, ze is toch nog maar vijftien! Oude mensen kunnen beter aan de dood denken. Maar Bob was maar net vier toen hij stierf, en jonge mensen kunnen ook sterven? Dat had ze zelf gezien! En als zij nu eens moest sterven, wat dan? In de krant staan het meest oude mensen die overleden zijn, maar er staat ook wel eens een advertentie in van een jongen van veertien, of van een meisje van negentien. En nu was het nog steeds de naam van een ander, maar haar naam zal daar ook eens komen te staan! En dan is het voor altijd te Iaat om aan "Memento mori" te denken! Ja, iedereen moet sterven, niet één uitgezonderd! Hoe die anderen over "Memento mori" denken, daar heeft zij niks aan. Het gaat erom hoe zij eraan denkt. Dit is voor haar persoonlijk. En dat is voor iedereen persoonlijk! Esther die altijd goed haar best deed, begon eens uit te rekenen hoeveel tijd ze gemiddeld aan haar huiswerk besteedde, en hoe lang ze per dag aan de Heere en Zijn Woord dacht. Ze kwam tot de slotsom dat ze alles bij elkaar nog geen tien minuten per dag aan de Heere dacht of aan het sterven of de eeuwigheid. De rest van de tijd besteedde ze aan haar leerwerk of de dingen van de wereld. Dit hoeven dan heus niet altijd slechte dingen te zijn, zoals bijvoorbeeld haar hobby's postzegels verzamelen en tuinieren. Ze besteedde dus haast geen tijd aan de dingen van de eeuwigheid. Want wat is nu tien minuten op de vierentwintig uur! Haar hobby's en wat ze geleerd had, kon ze toch niet meenemen in het graf. En toch besteedde ze er zoveel tijd aan. Nu wordt er niet bedoeld dat je niet hard mag leren of dat je niet hard mag werken voor een onzekere toekomst. Integendeel, we hebben allemaal talenten gehad van de Heere en deze moeten we gebruiken. Maar ons werk, onze studie mogen niet op de eerste plaats komen te staan. De Heere hoort in het middelpunt van ons leven. En als de Heere in het middelpunt van ons leven staat, dan komt "Memento mori" ook op de eerste plaats. Esther wist al de dingen wel, maar van nature zet niemand de Heere in 't middelpunt van zijn leven. Wij willen dat de eer voor ons is. Ons eigen ik staat op de eerste plaats! En dan mag je niet denken dat dat niet zo erg is omdat iedereen dit doet. Het moet juist een aanmaning zijn om de Heere te zoeken en Hem te vragen of Hij dit uit ons hart wil bannen, of Hij ons het betrekkelijke van het leven wil laten zien, of Hij ons het ware geloof wil geven en of Hij in ons hart wil werken. Want voor Hem is geen zondaar te groot! Degenen die 's Heeren barmhartigheid en genade kennen, hebben tijden in hun leven dat ze met blijdschap aan het "memento mori", aan de dood, denken. Want dan zullen ze binnengehaald worden in die gouden stad, waar knechtjes en meisjes spelen op de straten. O, zij kunnen toch zo verlangen naar dat ogenblik! Maar dat hoeft niet altijd zo te zijn, want de satan is zo machtig en kan een mens zo bestrijden, dat hij niets geen hoop meer heeft, en denkt dat het alleen maar huichelarij is. En dan voelt hij zijn zondelast nog zwaarder drukken. Hij ziet dan dat hij die eeuwige dood zo verdiend heeft, hij is dan zo bang dat het alleen zijn verstand maar is dat dit weet, en dat zijn hart hier niets van kent. Dat "memento mori", die onrust voor de dood, komt niet van de mens vandaan, maar die moet de Heere geven. Esther had het haar opa en de dominee zo vaak horen zeggen, en ze was er altijd weer kwaad om geworden als opa over zijn bekering sprak en haar waarschuwde. Ze wilde nog niet sterven, ze wilde niet aan deze dingen of aan de dood denken. Deze gedachten zouden alleen maar een schaduw over haar leven werpen. Dat wilde ze niet, ze wilde vrolijk van het leven genieten. Ze was toch zeker nog maar vijftien!! Bob was vier....! Maar aan de andere kant; opa wist dat hij sterven kon. Voor opa zou de dood niet onverwachts komen. Voor haar wel. Zij had er nog nooit over nagedacht, niet over na willen denken. Want die schaduw! En als haar gedachten op dit punt kwamen, probeerde ze die zo snel mogelijk van zich af te zetten. Ze had wel eens aan de Heere gevraagd of Hij haar bekeren wilde, maar ze meende er niet veel van. Het was meer om die welverdiende straf, de eeuwige dood, te ontgaan. Opa kon sterven en hij had zekerheid in zijn leven. Ook niet altijd, want als opa weer over al die bestrijdingen en over de listen van de satan sprak, dan zou ze toch niet willen ruilen. Maar aan de andere kant toch weer wel. Had zij die zekerheid ook maar. Maar misschien was deze gedachte alleen maar verstandelijk en kende haar hart wel niets van die jaloersheid. Op die dag dat de Heere wederkomt op de wolken des hemels zal zij ook rekenschap af moeten leggen van al haar daden, ook van haar gedachten! Al de preken die ze gehoord had, wat had ze ermee gedaan?! De begraafplaats, de woorden "memento mori", al de rouwadvertenties in de krant hadden haar gewaarschuwd en waarschuwden iedereen! Ook ons! Had ze er naar geluisterd, had ze er wat mee gedaan? Doen wij er wat mee? Of willen we hier liever niet over praten en denken we hier liever niet aan? Door onze eigen schuld, door onze zonden zijn de waarschuwingen tot stand gekomen! En dan de Bijbel, hoeveel waarschuwingen staan daar niet in geschreven! En zullen deze dan allemaal tegen ons moeten getuigen? "Eigen schuld dat je voor eeuwig verloren gaat; de weg wel geweten en niet bewandeld. Eigen schuld!" Wat vreselijk! Esther moet er niet aan denken. Wat was die genadetijd waarin ze leefde dan toch verschrikkelijk kostbaar. Want wat is er onzekerder dan het leven en zekerder dan de dood?
Het was al elf uur en haar ouders gingen al naar bed, en nog sliep Esther niet. Ze lag maar te denken. Ze vond het toch wel vreemd dat ze aan al die advertenties zo gewend was. Want het is toch heel onnatuurlijk dat er een begraafplaats was. Als de mens niet gevallen was in 't paradijs, zouden er ook geen begraafplaatsen en rouwadvertenties zijn geweest. Het schoot haar ineens te binnen wat er in Zondag 1, vraag en antwoord 1 van de Heidelbergse Catechismus stond: "Wat is uw enige troost beide in het leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt." Wat zou het een wonder zijn als dit antwoord haar en ook ons antwoord op deze vraag mocht zijn! Ook zij kon nog bekeerd worden. Het is nog niet te laat! De Heere is een God van wonderen, en voor Hem is geen zondaar te groot. En met die gedachte viel ze in slaap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1989
Mivo +12 | 28 Pagina's