De brief van Paulus aan Filémon
1. Opschrift en groet (vers 1-3)
Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en......
In dit particuliere briefje noemt Paulus zich niet, zoals in zijn andere brieven, apostel, maar een gevangene van Christus Jezus. Dit is een merkwaardige uitdrukking, want hij is volgens Hand. 28: 16 e.v. een gevangene van de Romeinen .
Over de haat en laster waaraan hij zijn gevangenschap te danken heeft, lezen we in Hand. 21-23, terwijl de karakterloosheid en politieke corruptie van zijn rechters voor zichzelf spreken in Hand. 24 en 25: 10 en 11.
Waarom noemt Paulus zich dan een gevangene van Christus Jezus? Het antwoord is o.a. te vinden in Rom. 14: 7 en 8 en Gal. 6: 17. Eén van de kerkvaders vond het heel verstandig van Paulus om zich tot Filémon te richten als "gevangene van Christus". Het appèl dat hij op Filémon doet, krijgt daardoor meer klem. Zou men niet luisteren naar een gevangen vriend?
Paulus schrijft graag mede namens anderen. Hier mede namens Timotheüs. Dan volgt de naam van de geadresseerde Filémon, dat geliefde of beminde betekent. Vandaar zijn woordspeling in hetgeen volgt: de geliefde. Deze man woont in Kolosse (Kol. 4: 9), waar door Epafras (Kol. 4: 12) enkele huisgemeenten zijn gesticht. "Onze medearbeider" duidt erop, dat Filemon in deze huisgemeente de leiding had.
Verder worden nog genoemd in de aanhef van zijn briefje Appia, waarschijnlijk de vrouw van Filémon en (hun zoon?) Archippus, van wie we ook in Kol. 4: 17 lezen.
Paulus wenst Filémon en de zijnen genade (charis) en vrede (sjaloom): een prachtige combinatie van de heidense groet (chaire = "verheug u" of "het goede") en de Hebreeuwse groet (sjaloom = vrede). Genade en vrede vloeien voort uit de verzoening met God door Christus .
2. Dankzegging en gebed (vers 4-7)
De apostel Paulus is steeds voorbidder voor de gemeenten geweest (zie Fil. 1: 3 en 4; Kol. 1: 3 en 4 enz.). De zaak waarvoor hij God dankt, (vers 5) is dezelfde als waarvoor hij bidt (zie vers 6), nl. het geloof in Christus, dat werkzaam is door de liefde "jegens al de heiligen" (= gelovigen, kinderen Gods). Geloof en liefde zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden in het leven der genade. Het is voor Paulus de graadmeter, die de stand van het geloofsleven van Filémon aangeeft: "Alzo ik hoor uw liefde en geloof" (vers 5).
De volgorde van deze twee woorden doet vreemd aan i.v.m. hetgeen volgt: liefde - aan de Heere Jezus, geloof - jegens al de heiligen .
Gewoonlijk gebruikt Paulus een andere volgorde (zie 1 Thess. 3: 16; 1 Tim. 1: 14; 2 Tim. 1: 13 enz.). In de orde des heils gaat het geloof voorop (zie Gal. 5: 6). Paulus gebruikt in vers 5 echter een stijlfiguur, chiasme of kruisstelling, die in de klassieke Griekse literatuur veel voorkomt. Elk van beide woorden "liefde en geloof" worden in de volgende zin nader aangeduid door een toevoeging "aan de Heere Jezus en jegens al de heiligen", maar dan in omgekeerde volgorde. Het is in vers 7 niet duidelijk welke bijzondere liefdedaad Filémon aan de heiligen of gelovigen van Kolosse bewezen heeft. Wel is duidelijk dat zijn bewijs van liefde de teerste zielesnaren geraakt heeft. Paulus spreekt nl. van de "ingewanden der heiligen", die door Filémon verkwikt zijn. Dit is een oudtestamentische spreekwijze (zie o.a. Ps. 22: 15; Jes. 63: 15).
3. Verzoek voor Onesimus (vers 8-12)
Daarom....
Na bovenstaande inleiding komt Paulus nu tot het eigenlijke onderwerp van zijn brief: de weggelopen slaaf Onesimus.
In het licht van vers 7 valt het Paulus gemakkelijker met zijn verzoek te komen. Daarop wijst het woordje "daarom".
Heel fijntjes laat Paulus doorschemeren, dat hij Filémon ook zou kunnen bevelen (zie de kanttekening bij vers 8 en vergelijk 1 Kor. 9: 1).
Paulus spreekt in deze vertrouwelijke brief liever als broeder onder de broeders en laat zijn verzoek beheerst worden door de liefde (vers 9). Deze liefde kan slaan op vers 7, de liefde van Filémon, die Paulus de vrijmoedigheid geeft, dat zijn verzoek zeker zal ingewilligd worden. Het kan ook een aanwijzing zijn voor de liefde van Paulus voor Filémon, die tegenover zijn autoriteit als apostel geplaatst wordt (vers 8).
Terwille van de liefde geeft Paulus de voorkeur aan een verzoek. Met het vervolg in vers 9 doet hij opnieuw een poging Filémon in het hart te treffen. Hij noemt zich "een oud man" echter niet om medelijden op te wekken, want de "ouden" (mannen boven de 50 jaar) waren de aanzienlijken, die geëerd werden. Het kan ook "gezant" betekenen en ziet dan op zijn lange en bewogen ambtelijke loopbaan als apostel van Jezus Christus. Tevens herinnert hij voor de tweede maal aan zijn gevangenschap.
Dan komt Paulus eindelijk met zijn verzoek, om zijn geestelijke zoon Onesimus, de weggelopen slaaf van Filémon, weer in genade aan te nemen. Paulus gebruikt tere bewoordingen om de innige band tussen hem en deze slaaf aan te geven: "Mijn zoon, die ik in mijn banden geteeld heb" (vers 10). Tijdens zijn gevangenschap heeft deze weggelopen slaaf, die in de grote wereldstad Rome ronddwaalde, in zijn radeloosheid zijn toevlucht tot hem genomen. Paulus heeft Onesimus het Woord Gods voorgehouden en dat is de vluchteling tot een eeuwige zegen geworden (zie Rom 10: 17). Daarom is er zo'n innige band, nl. de band des geloofs is tussen Paulus en deze slaaf gegroeid (zie vers 10).
Paulus gebruikt voor het "krijgen" van bekeerlingen vaak het beeld van het vader- of moederschap (zie 1 Kor. 4: 15; Gal. 4: 19) .
In vers 11 houdt de apostel d.m.v. een prachtige dubbele woordspeling een nieuw pleidooi voor Onesimus. Liefde maakt vindingrijk!
Onesimus, een gewone Griekse naam, betekent nuttig of bruikbaar. Filemon weet over die bruikbaarheid mee te praten! Voor het woord "nuttig" in vers 11 staat in het Grieks "chrestos", dat doet denken aan "christos" .
Er staat dus eigenlijk: Broeder Bruikbaar, die vroeger onbruikbaar (of a-chrestos = tegen Christus) was, is nu zeer bruikbaar (of chrestos = voor of van Christus).
In vers 12 doet Paulus een laatste poging om Filémons toorn te stillen: Neem hem, een weggelopen slaaf en dief, dat is "mijn ingewand", d.w.z. die ik hartelijk liefheb, weer aan.
4. Veranderde verhoudingen (vers 13-20)
In vers 13 beveelt Paulus Onesimus nog eens extra aan bij zijn meester door te wijzen op de goede diensten die Onesimus hem in zijn gevangenschap bewijst. Daarom zou de apostel hem graag bij zich houden. Maar Paulus heeft dat niet willen doen zonder de goedkeuring van Filemon (vers 14), omdat hij het recht van eigenaar van de slaaf ten volle erkent. Duidelijk komt hier naar voren dat Paulus de bestaande slavernij erkent én eerbiedigt, maar anderzijds aantast in de wortel! Niet een revolutionaire, maar een vrijwillige afschaffing van de slavernij.
Paulus verwacht stellig iets van de doorwerking van het evangelie in het leven van Filémon, nl. iets van de "nieuwe gehoorzaamheid des geloofs" t.o.v. zijn slaaf. Daarop wijst het woord "uw goeddadigheid" m.a.w. het goede dat ik van u verwacht. Het woordje "want" in vers 15 wijst er op dat Paulus een goede reden heeft voor zijn verwachting. De vlucht van Onesimus is in Gods voorzienigheid een middel geweest voor zijn bekering.
Welk gevolg dat had ook voor Filémon zegt vers 11. De zaak gaat echter nog dieper: Filémon ontvangt zijn wettig eigendom nu anders terug: voor eeuwig - niet langer als slaaf, maar als een geliefde broeder (vers 15 en 16). Broeder zowel "in het vlees", d.w.z. in de verhouding heer-slaaf als "naar de geest" d.w.z. in de verhouding van de gemeenschap der heiligen nl. een broeder in de Heere. De conclusie uit het voorafgaande ligt nu voor de hand: Filémon, wanneer gij mij dus als vriend en broeder in Christus beschouwt, neem dan Onesimus gelijk als mij aan. Paulus schaamt zich niet zichzelf op voet van gelijkheid te plaatsen met een weggelopen slaaf! Is er echter nog iets dat de inwilliging van Paulus' verzoek in de weg staat, dan moet Filémon dat maar op rekening van de apostel schrijven. Onesimus heeft misschien geld van zijn meester gestolen of hem op andere wijze materiële schade berokkend: Ik, Paulus, onderteken de schuldbekentenis (vers 18 en 19).
Natuurlijk (zo herinnert Paulus Filémon eraan) wil dat niet zeggen, dat gij mij niet veel meer schuldig zijt dan Onesimus u: Naast God dankt Filémon zijn bekering aan Paulus, m.a.w. Filémon staat bij Paulus in de schuld! Wat Paulus nu schuldig is voor Onesimus wil hij afboeken op Filémons eigen schuldrekening bij Paulus. Op deze wijze herinnert Paulus met diepe ernst Filémon er aan hoe hijzelf Gods genade om niet ontvangen heeft. Moet hem dit niet bewegen zijn slaaf, nu door Gods genade zijn broeder in Christus geworden, alle schuld kwijt te schelden?
Paulus besluit zijn verzoek met een fijne woordspeling op de naam van Onesimus. Hij gebruikt in vers 20 het Griekse werkwoord onimèni = voordeel hebben van of genieten (zie kanttekening), dat duidelijk zinspeelt op Onesimus (= voordelig, nuttig, bruikbaar). De betekenis van deze woordspeling, die in het Nederlands niet kan worden weergegeven, is: Wees gij nu eens een echte Onesimus voor mij in de Heere; laat de gemeenschap in Christus mijn ingewand d.w.z. mijn hart verkwikken.
5. Persoonlijke bijzonderheden en afscheid (vers 21-25)
Paulus verwacht niet anders dan dat Filémon doen zal wat hij hem vraagt, ja zelfs meer dan dat (zie vers 21b). Hoewel hij zijn apostolisch gezag niet uitdrukkelijk laat gelden, laat hij deze "verpakt" in termen van vriendelijkheid en vertrouwen toch fijntjes doorschemeren, want hij rekent op gehoorzaamheid (zie vers 21a). Paulus blijkt goede moed te hebben spoedig uit de gevangenis te komen en wil dan graag bij Filémon logeren. Dat hij deze vrijlating niet zuiver menselijk ziet, bewijst het vervolg van vers 22.
Tot slot brengt Paulus nog verschillende groeten over van zijn medewerkers, die hem in zijn gevangenschap niet alleen gelaten hebben (zie ook Kol. 4: 10-18). De brief eindigt met een zegenbede, waarmee hij ook begint (vers 2 en 3); zie ook Gal. 6: 18 en Filip. 4: 23.
Het is de bedoeling dat Filémon deze brief, in de samenkomst van de gemeente te zijnen huize, voorleest. Daarop wijst het meervoud "ulieden" (vers 3 en 22). Er zijn echter nog meer brieven voor te lezen, want Tychicus, die op de derde zendingsreis van Paulus met hem meereisde van Korinthe naar Efeze (Hand. 20: 4), brengt de brieven van Paulus uit de gevangenis te Rome over aan de gemeenten van Efeze en Kolosse (zie Ef. 6: 21 en 22 en Kol. 4: 7 en 8). Onesimus, die het briefje voor Filémon bij zich heeft, reist met Tychicus mee (Kol. 4: 9).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1987
Mivo +12 | 24 Pagina's