De Koninklijke Bruiloft

Het is enkele dagen voor het lijden en sterven van de Heere Jezus. Hij is met Zijn discipelen in Jeruzalem. Maar ze zijn er niet alleen. Ook de godsdienstige gezaghebbers: de farizeeërs en schriftgeleerden, de sadduceeërs en de overpriesters zijn dikwijls in de buurt van de Heere Jezus te vinden. Ze zagen in Jezus het gevaar van aantasting van hun gezag. Ze wilden van Hem niets weten en zochten een gelegenheid om Hem te vangen en te doden. Ze hadden de Heere Jezus niet nodig, vonden ze. Ze hadden immers geen bekering nodig. Ze werden gerechtvaardigd door hun goede werken. Om hen nog eens nadrukkelijk te waarschuwen, vertelde de Heere Jezus de gelijkenis van de koninklijke bruiloft.

Er was een koning die voor zijn zoon een bruiloft gereed maakte, waarvoor veel mensen uitgenodigd waren. (Met de koning wordt God bedoeld, met de zoon de Heere Jezus en met de genodigden de Joden). Als alle voorbereidingen getroffen zijn, worden de dienstknechten uitgezonden om de genodigden te halen. Maar de genodigden weigeren te komen. (Hiermee wordt bedoeld dat de profeten in het Oude Testament de Israëlieten telkens tot bekering geroepen hebben, maar dat ze niet wilden luisteren). De koning zendt dan andere dienstknechten die de gasten nog eens en nog dringender moeten uitnodigen om te komen. Maar alle genodigden hebben argumenten om niet te komen, ze hebben het te druk. Er zijn er zelfs die de dienstknechten mishandelen en doden. (Dit duidt op het vervolgen van de profeten). Toen de koning dat hoorde, heeft hij zijn soldaten er op uitgestuurd om de genodigden te doden en hun stad te verbranden. (Zo zijn ook de Joden vanwege hun ongeloof gestraft. Later is Jeruzalem verwoest door de Romeinen). De bruiloft moet echter doorgang vinden. Daarom moeten de dienstknechten er op uitgaan om andere mensen te nodigen. (De evangelieverkondiging gaat zich nu ook op de heidenen richten). En zo komt de bruiloftszaal toch vol. De gasten waren mensen van allerlei soort: kwaden en goeden. Ze mogen hun eigen kleding niet aanhouden: die is niet goed. Voordat ze de feestzaal ingaan, krijgen ze eerst een nieuw kleed, een bruiloftskleed. Ze behoeven zich dan niet voor hun kleding te schamen. (Daarmee wordt de vergeving (reiniging) der zonde bedoeld). Als de koning binnenkomt in de feestzaal, ziet hij dat één van de gasten geen bruiloftskleed aan heeft. Op de vraag van de koning hoe hij binnengekomen is zonder bruiloftskleed, moet de man het antwoord schuldig blijven. (Degenen die denken door middel van hun eigen goede werken zalig te worden, zullen zich vergissen). De man wordt aan handen en voeten gebonden en in de buitenste duisternis geworpen. Hij die dacht dat zijn eigen kleding (goede werken) goed genoeg was, kwam daar waar wening is en knersing der tanden. Voor hem was het voor altijd te laat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen