2 Bijbelse vertelling
De Tien Melaatsen
Lezen: Lukas 17:11- 19Zingen: Ps. 30:2-8Ps. 103:1 en 2Ps. 136Ps. 146Kerngedachte: "En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan" (Lukas 17:16)
Over een weg die tussen Saraaria en Galilea doorgaat komt een groepje mannen aangelopen. Het is de Heere Jezus met Zijn dis cipelen. Ze zijn op weg naar Jeruzalem om daar het loofhutten feest mee te maken.
Er zijn nog meer mensen op weg. Kijk, daar buiten de stadsmuren lopen tien mannen. Het zijn geen gezonde mannen. Hun huid is ontstoken, sommigen lopen met een kruk. Het zijn melaatsen. Toen ze ziek werden heeft de priester tegen hen gezegd: "Ik zie dat je een vreselijke ziekte hebt, je bent melaats. Nu moet je voor altijd buiten de stad gaan wonen. Je mag niet in de buurt van gezonde mensen komen, want anders worden zij ook melaats. Dan krijgen zij die vreselijke ziekte ook. En als er toch nog gezonde mensen bij je in de buurt komen dan moet je "onrein, onrein" roepen".
Dat is wat, om niet meer bij je familie en je vrienden te mogen blijven! Als jij zelf erg ziek zou zijn, moet je naar het ziekenhuis. Dan vind je het ook erg dat jeniet gewoon thuis mag zijn bij je familie, vooral als lang in het ziekenhuis moét bliven.
Bij ons in het ziekenhuis zijn veel knappe dokters. Die geven je medicijnen om weer beter te worden. Vroeger was er geen ziekenhuis, en goede medicijnen waren er ook niet. Iemand die melaats was, die hoorde nergens bij.
De melaatsen zoeken elkaar op. Dat groepje van tien heeft elkaar ook opgezocht. Het zijn rregen joodse mannen en één Samaritaan.
Wat_is_melaatsheid? (lev. 13)
Melaatsheid kan in twee vormen optreden:
* de andere tast de zenuwen aan, waarbij etterende blaasjes ontstaan, vreselijke zweren, waardoor delen van vingers en tenen wegrotten
Voor melaatsheid bestond een grote angst. Men schreef het aan demonische krachten toe.
Ziekte maakt onrein, d.w.z. de patiënt mag niet deelnemen aan het normale leven in Israël en wordt dus ook buiten het heiligdom gesloten. Zo iemand mocht dus niet meer in de synagoge en in de tempel komen.
Wie stelde de melaatsheid vast?
Iedere verdachte huiduitslag moest in die dagen aan de priester, de geneeskundige van die dagen, getoond worden. Hij moest vaststellen of de huidaandoening al of niet het begin van "de" ziekte was. Het onderzoek richtte zich zodoende op de verschijnselen die zich bij het begin van deze huidziekte voordoen:
- het wit worden van de haren op de aangetaste plek;
- het woekeren van wild vlees;
- de onderhuidse uitbreiding van de uitslag.
Als de priester niet zeker wist of het melaatsheid betrof, moest de patiënt zich een week lang afgezonderd houden. Als ook dan nog geen duidelijkheid gegeven kon worden, volgde nóg een week van afzondering. Bleek het "loos alarm" te zijn geweest, dan werd de patiënt weer rein verklaard en moest ten bewijze daarvan zijn kleren wassen, zodat iedereen kon zien dat hij ten onrechte verdacht was geweest.
Echter bij uitbreiding van de huiduitslag, werd de patiënt "onrein" verklaard en dus buiten het normale leven geplaatst.
Hoe leefde eem melaatse?
De gescheurde kleding en de haardracht moesten wijzen op rouw, want de melaatse was iemand, op wie de dood de hand heeft ge-legd. Hij kon dus geen deel meer hebben aan het leven van Israël. De melaatse moest zijn haar los laten hangen. Als iemand hem naderde moest hij "Onrein! Onrein!" roepen.
Later gebruikten de melaatsen ook een bel of klepper om anderen te waarschuwen.
Samaritanen
Bij de wegvoering van het tien stammenrijk naar Assyrië, plaatsten de Assyriërs mensen van een ander volk naar Israël over. Deze vermengden zich met de achtergebleven Joden, waardoor een nieuwe bevolking, de Samaritanen, ontstond met een nieuwe religie, waarin veel van de joodse godsdienst was overgenomen. Voor de Samaritanen hadden de boeken van Mozes goddelijk gezag, zodat de offerdienst, de sabbatsviering, de besnijdenis etc. in ere werden gehouden.
Het grote geschilpunt met de later teruggekeerde Joden was de plaats van de eredienst. Op de berg Gerizim heeft lange tijd de tempel van de Samaritanen gestaan (met o.a. een samaritaanse hogepriester) tot in 129 voor Christus de tempel verwoest werd door een maccabese vorst. Ook nadien bleef de berg Gerizim voor de Samaritanen de heilige berg, waarop God gediend werd. De Joden hebben de Samaritanen nooit als echte afgodendienaars gezien, ondanks de zeer slechte verhouding tussen de beide volken. Deze slechte verhouding komt in verschillende geschiedenissen in het N.T. naar voren, o.a. bij de samaritaanse vrouw en de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.
De Joden wilden het liefst zo min mogelijk kontakt met de Samaritanen, alleen in uiterste noodzaak reisden ze door hun gebied. meestal ging men door het Over-jordaanse om Samaria te vermijden.
Allemaal melaats, allemaal wilden ze graag beter worden, allemaal weten ze dat ze niet meer beter kunnen worden. Niet meer beter worden? Met elkaar hebben ze veel over hun ziek-zijn gesproken. Sommigen praten over een man, Jezus is Zijn naam, Die in het hele land al veel wonderen heeft verricht. Ook zieken heeft Hij beter gemaakt. Als de Heere Jezus nu eens in de buurt komt, misschien kan Hij ook hén genezen.
Niet lang daarna gaat het gerucht rond dat de Heere Jezus in aantocht is. Ja, daar komt Hij! Zo vlug als ze kunnen naderen de tien melaatsen Hem. Op een afstand blijven ze staan. Dichtbij mogen ze niet komen, want ze zijn immers onrein. Kijk, daar staan ze en ze roepen: "Jezus, Meester, ontferm U onzer!" Omdat ze gehoord hebben dat de Heere Jezus zieken weer gezond kan maken, geloven ze dat ook. Alle tien roepen ze de Heere aan. Alle tien vertrouwen ze erop dat ze gezond kunnen worden.
De Heere Jezus ziet hen staan. Hij ziet de spanning op hun gezichten. Hij ziet hun verlangende ogen. Hij is met ontferming over hen bewogen. Wat spreekt Hij daar? "Gaat heen en vertoont uzelf aan de priiester". Dat is een bevel. Nee, de Heere Jezus zegt niet dat ze genezen zijn, maar Hij beveelt hun heen te gaan en zich aan de priester te tonen. Dat stond in de wetten van Mozes. Een melaatse moest, als hij genezen was, zich door de priester laten onderzoeken. Als bleek dat hij werkelijk genezen was, dan werd hij door de priester weer rein verklaard.
Leviticus 14
De priester liet dan twee reine vogels brengen en een bundel, bestaande uit hysop en cederhout, bij elkaar gehouden door een scharlaken draad.
De ene vogel werd boven een aarden pot met levend water =bronwater) geslacht, waardoor het bloed van de geslachte vogel vermengd werd met het bronwater.
De andere, nog levende, vogel werd samen met de hysopbundel in dat rode water gedompeld.
De priester besprengde de genezen verklaarde dan met de hysopbundel zevenmaal met dat water waarna hij de levende vogel weg liet vliegen. Zoals deze vogel nu weer vrij in het leven inging, mocht ook de man, die van zijn dodelijke ziekte verlost was, weer zijn plaats in het midden van zijn volk innemen.
Na de handeling moest de genezene zijn kleren wassen, al zijn haar afscheren en zich baden. Na nog zeven dagen van afzondering moest hij op de zevende dag weer al zijn kleren wassen, zijn haar afscheren en zich baden. Dan was hij pas echt rein. Op de achtste dag moest hij twee schapen, een éénjarig ooilam, meel met olie vermengd voor een spijsoffer en een maatje olie nemen. De priester offerde eerst een schuldoffer, dan een zondoffer en op het laatst een brandoffer. Dit werd vergezeld van verschillende symbolische handelingen, o.a. het bestrijken met bloed en olie. "Zo bewerkt hij voor des Heeren aangezicht verzoening over dengene, die rein zal worden verklaard".
Niet door aanraking, maar door één zin spreekt de Heere Jezus tot de tien melaatsen. "Gaat heen en vertoon uzelf aan de priester". Op die ene zin moeten ze vertrouwen.
Nu worden alle tien de melaatsen beproefd. Wat doen ze, waar gaan ze heen? Kijk maar! Ze keren zich allen om en gaan heen, in de richting van de stad, om zich aan de priester te vertonen. Ze twijfelen dus niet aan Jezus' woorden. En hun geloof wordt niet beschaamd.
Terwijl ze zich omkeren en weggaan, wijkt de melaatsheid van hen. Ze voelen het aan hun lichaam. Ze zijn genezen. Alle tien genezen van hun melaatsheid, en toch een groot verschil. Wie blijft daar plotseling staan en loopt terug naar de Heere Jezus? Het is die ene Samaritaan.
In zijn hart is dankbaarheid. Niet alleen omdat hij van zijn ziekte genezen is, maar vooral omdat het de Heere Jezus is, door Wiens kracht hij genezing heeft ontvangen. Blijdschap vervult zijn hart. Hem wil hij de dank nu ook gaan brengen.
Daar nadert de Samaritaan de Heere Jezus. Nu blijft hij niet van verre staan! Hij is toch genezen! Nu mag hij dicht bij Hem komen. Hij valt voor de voeten van de Heere Jezus neer. Met een bewogen stem, die beeft van ontroering dankt hij de Heere voor de grote weldaad aan hem geschied. Dan spreekt de Heere Jezus: "Zijn er niet tien door Mij gereinigd? Waar zijn dan die negen?" Ja, waar zijn die negen? Hoe komt het dat maar één man, en dan nog wel een Samaritaan, een vreemdeling, God de eer geeft?
Luister maar, dan hoor je het: "Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden", zegt de Zaligmaker. Deze Samaritaan is niet alleen van zijn melaatsheid genezen, hij is ook geestelijk gezond geworden. Hij heeft uit genade geloof ontvangen. Wat een groot wonder! Zijn hart is vervuld met echte blijdschap als hij naar de priester gaat om ook zijn lichaam rein te laten verklaren.
Het allerbelangrijkste heeft hij al: de Heere Zelf heeft zijn ziel rein verklaard. Zou je daar niet jaloers op worden?
Ook jij bent weieens ziek. Je bidt om genezing en als je weer beter mag worden, ja wat dan? Dank je de Heere dan ook voor je genezing? Wat vergeten wij dat vaak hè. Daaraan merk je dat ook wij, jij en ik, van nature melaats zijn.
"Wat", zeg je, "ik melaats? Ik ben gezond!" Nee, toch niet. Door de zondeval zijn wij onrein, melaats geworden. Dat is erg. Nog veel erger is het als het je niet kan schelen om melaats te zijn. De Heere Jezus heeft de macht en de kracht om ook jou van je melaatsheid te verlossen, om je zonden te vergeven.
Dat is de boodschap van deze geschiedenis voor alle mensen, groot èn klein!
Deze vertelschets is zowel voor -12 als voor + 12 te gebruiken.
-12: U volgt het verhaal op de voet. De gedeelten met een streep ervoor leest u voor uzelf als achtergrondinformatie, maar het is niet noodzakelijk deze in de vertelling op te nemen.
+12 Voor de jongeren bieden de gedeelten waar een streep voor staat een goed inzicht in het beleven en de gevolgen van melaats zijn en ook van Samaritaan zijn. Laat in uw inleiding flink wat feiten naar voren komen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985
Mivo -16 | 69 Pagina's