JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Vrede op aarde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrede op aarde

Kerstfeest in vervolgingstijd verhaal

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Zeg jongens, moet je es horen, ik heb wat ontdekt!"
"Nou, zeg op! Wat dan?"
Pieter Florisz kijkt eerst goed in het rond vóór hij z'n geheim aan z'n vrienden vertelt en fluistert dan geheimzinnig: "Ja, wat het is kan ik nog niet precies zeggen, maar achter in onze kelder heb ik een opening ontdekt...... Of het nou een hol is, of een onderaardse gang....."
Nieuwsgierig turen Piets vrienden: Cornelis Huygensz en Hendrik Fransz over de onderdeur in de donkere kelderruimte van Piets vader, die een groot pakhuis heeft aan de Delftse Wijnhaven. Maar het valt niet mee, om van het licht in 't donker te kijken, en ze mompelen dan ook: "Mmmmm onderaardse gang.... niks te zien......"
"Nou, dan moet je daar niet blijven staan", zegt Piet, die zich weer wat teruggetrokken heeft in de kelder. "Kom maar hier, dan zul je het zélf zien!"
"Nee, hoor, dat doen we niét, we moeten vroeg thuis komen!" Maar dat is niet waar, en Hendrik weet ook wel beter! Cornelis verzint dat smoesje, omdat zijn vader hem streng verboden heeft, om met dat "Ketterjong uit de Wijnberg" om te gaan. Henks vader heeft zijn zoon dat ook verboden, maar Pieter Florisz schijnt zo iets helemaal niet te vermoeden.
"Waarom kom je nou niet es kijken?" vraagt hij dan ook en hij is echt wat geprikkeld door de laksheid van zijn kameraden, die niet eens dadelijk binnenkomen, als je hen van zo'n geheimzinnige ontdekking vertelt. Wat zijn dat nou voor jongens? Ze doen de laatste tijd toch zo vervelend tegen hem........ 't Is net, alsof ze hem ontwijken..... Hij heeft ze toch zeker niks gedaan!? Moet je ze daar stokstijf zien staan. "Nou, willen jullie 't hol nog zien, ja of nee?" dringt Pieter nog eenmaal aan.
De twee jongens bij de onderdeur kijken elkaar even aarzelend aan dan opeens stapt Cornelis de kelder binnen. "Een hol!? Een gang!? Ja, dat moet ik toch ook eens zien!" En als hij eenmaal een paar passen in de kelder heeft gedaan, volgt Hendrik hem vanzelf.
"Nou zeg, waar is dat hol dan?" vraagt Cornelis. Hij kan -nu hij pas van buiten komt- in de donkere kelderruimte niet veel onderscheiden.
"Hier joh..... achter die wijnvaten", zegt Pieter en hij voelt zich als gids nu heel gewichtig.
"Au", roept Cornelis opeens "'k Stoot m'n hoofd tegen die harde wijnvaten..... mooie boel hier!"
"Ja, hier liggen een berg vaten..... m'n vaders zaak heet niet voor niks "De Wijnberg", zegt Pieter. "Maar kom, geven jullie me maar een hand.....dan breng ik je wel, waar je wezen moet.....Maar gauw een beetje, nou niet meer treuzelen, want als m'n vader komt of Jan de knecht....."
"Je vader?.....Weet die dan niet, dat hier zo'n hol of gang is?"
Ja.....Nee.....Misschien wel.....er lagen wat losse stenen voor, merkte ik, toen ik een paar lege vaten op zij rolde.... Kijk, hier is het.....Ik heb die stenen weggehaald, toen ik merkte, dat ze los zaten, en op handen en voeten kon ik er in kruipen Een eindje verder vond ik nog een deurtje, ik duwde er eens tegen, maar het ging niet open.....Ik tastte eens goed in het rond en vond toen een knopje. Daar drukte ik eens op en daar ging de deur vanzelf open....... O kijk.... hier zijn we bij het gat......."
De beide jongens, nu nog nieuwsgieriger, volgen Piet, die hun hand heeft losgelaten en door het gat kruipt. Cornelis en Hendrik, nu wat gewend aan het driekwart duister, beginnen wat te onderscheiden. Ze tasten langs de muur......en ja.... ze vinden de opening......grijpen Piet bij zijn voeten..... Ah daar zijn ze nu met z'n drieën in het gangetje. "Hadden we nou maar een lantaarn", verzucht Hendrik, die nu wel verder op onderzoek uit wil in deze onderaardse verblijfplaats.
"Ja, joh, die was ik nou net aan 't zoeken vooraan in de kelder, toen jullie langs kwamen, maar ik kon er zo gauw geen vinden.....Maar wat zeg je nou van deze verblijfplaats?" Triomfantelijk klinkt Pieters stem, als hij al pratend met z'n vuist tegen het deurtje bonkt, dat nog een eindje open staat......"Hier begint het eigenlijke hol....."
Een vochtige en enigszins benauwde lucht waait de jongens tegemoet, als de deur verder opengaat.
"Hoe ver ben jij er in geweest?" vraagt Hendrik, die het toch een beetje griezelig vindt.
"Een klein eindje, toen trapte ik in een plas en ben ik teruggegaan, om een lantaarn te halen."
"Ja, we moeten een lantaarn hebben", zegt Cornelis resoluut. "Weet je wat, jongens? We komen hier terug, wanneer je vader en de knecht met de schuit weg zijn. Dan zijn we helemaal vrij. Wanneer zijn ze weg? Morgen?"
"Dan breng ik een lantaarn mee", fluistert Cornelis, die alle beloften, thuis gedaan, glad vergeten is.
"En jij zegt niks tegen je vader", gaat hij verder, "We maken het gat weer netjes dicht met losse stenen..... Misschien weet je vader al lang, dat hier een gang is, maar dat zal hij jou niet vertellen.....Onder heel de binnenstad lopen gangen, heeft m'n vader wel eens gezegd."
De andere dag, krijgen de drie jongens echter geen kans, om hun ontdekkingstocht voort te zetten. De wijnkelder blijft die dag gesloten en als Cornelis en Hendrik eens in de omgeving van "De Wijnberg" rondgluren, valt er van hun kameraad Pieter niets te bemerken.
"Mooie boel" -moppert Cornelis- "'k geloof dat er niemand thuis is."
Onverrichterzake slenteren ze door de Waagsteeg terug naar de Grote Markt.
En Cornelis heeft nog gelijk ook, want die middag is er niemand thuis in "De Wijnberg".
--------------------------------------------------------------------------------------
Stel je voor, daar moet hij -in plaats van te gaan spelen met vader en moeder mee. Waarheen, ja dat weet hij zelf niet.
"Dat zul je wel zien", heeft vader kortaf gezegd, toen hij vroeg, waar ze naar toe gingen.
Door de Oostpoort gaan ze langs een omweg naar de Bieslandse molen, een half uur ten oosten van Delft. Langs een smal paadje bereiken ze de oude watermolen met het rieten dak. Ah, Pieter kent dit plekje wel. Hij is hier wel meer geweest. De molenaar is een vriend van vader.
Maar wat vreemd.....vader en moeder gaan niet het gezellige molenhuis binnen.....ze gaan regelrecht naar een houten schuur, die daar dichtbij in het weiland staat.
Verbaasd kijkt Pieter, als hij binnenkomt.....Nee maar, daar zijn al vijftig mensen bijeen, meest mannen, maar ook enkele vrouwen en een paar jongens.
Blijkbaar wordt er op vader gewacht. Hendrik Fransz, de molenaar, staat aan de deur. Hij fluistert vader wat in het oor en dan gaan die twee naar voren.
Kijk nou'es!........Pieter weet niet, wat hij ziet......Vader klimt op een stoel en geeft een vers op om met elkaar te zingen.
Dan vouwt vader de handen en bidt. Hij vraagt, of allen bewaard mogen blijven, ook als de vijand rondspeurt. De vijanden......o dat begrijpt Pieter wel, dat zijn de ketterjagers, die niet dulden, dat er zulke samenkomsten gehouden worden.
Pieter is echt trots op z'n vader, die zó durft en ook wel een beetje trots, dat hij al mee mag naar deze geheime samenkomst.
Want dat deze samenkomst geheim moet blijven, spreekt vanzelf. Oppassen is de boodschap, want er zijn heel wat verklikkers en spionnen in deze tijd. Dat zegt ook Boudewijn Adriaansz, de stoeldraaier, die nu op de stoel klimt en zegt, dat hij hier in deze vriendenkring wil belijden, dat hij de Heere en Heiland liefheeft......dat hij niets meer van de beeldendienst of Paapse Mis wil weten en dat hij zich niet schaamt in het vervolg een ketter genaamd te worden door hen, die er anders over denken.
Al pratende wint het kleine mannetje zich zó op, dat z'n hoofd steeds roder wordt en Pieter ziet heel duidelijk, hoe vader de stoelenmaker tot kalmte maant, wanneer hij verder in boze en scherpe bewoordingen de leer van de Roomse geestelijken afkeurt.
Dan klimt de molenaar op de stoel. Hij is een veel kalmer man, evenals vader. Hij dankt God voor deze samenkomst en laat nog een psalm zingen.......
-----------------------------------------------------------------------------------
Er gebeuren de volgende weken zulke vreemde dingen in Delft, dat de verdere ontdekking van de geheime gang bij de jongens op de achtergrond raakt.
Er worden 's nachts door de schoutendienaars zo maar mensen van hun bed gelicht! Die mensen verdwijnen dan in een of andere gevangenis - in welke gevangenis is niet bekend. Maar wel weet men, dat ze niet terugkeren........
"Niks erg hoor", zegt Cornelis Huygens op een keer tegen Pieter. "'t Zijn toch zeker allemaal ketters" en hij kijkt Pieter bij die opmerking zó eigenaardig aan!........Hij schrikt er werkelijk van. Zou Cornelis hem en zijn ouders........?
Hij begint maar gauw over iets anders te praten, doch als hij thuis komt, ontstelt hij nog meer, wanneer vader hem vertelt, dat Boudewijn Adriaansz, de stoeldraaier, ter dood veroordeeld is, omdat hij op die samenkomst in september tegen de leer van de Roomse kerk gesproken had. Geen wonder, dat vader zijn jongen nog eens met nadruk waarschuwt om met andere jongens niét over die samenkomsten te spreken. Natuurlijk belóóft Pieter dat, maar in stilte denkt hij: "Sinds die dag in september neemt vader me toch maar niet meer mee. Vader vindt het vast te gevaarlijk worden."
O, er is zoveel wat hij niet begrijpt. Vader gaat 's avonds soms nog zo laat weg, zonder dat hij Jan de knecht een lantaarn voor zich laat uitdragen. Moeder is al een poosje ziek en blijft dus thuis. Hij bemerkt wel, dat moeder dan vaak onrustig is, als vader weggaat. Hij mag dan wel iets later naar bed, maar tot vader thuiskomt mag hij toch niet opblijven......'t Is wel een verdrietige tijd voor de jongen. Moeder ziek dan is het in huis......zo vreemd stil en z'n vrienden......'t is net, alsof ze hem steeds meer mijden. Zelfs naar de keldergang vragen ze niet eens meer.
---------------------------------------------------------------------------------
Soms, als Pieter 's avonds wakker ligt, hoort hij gestommel beneden. Hij slaapt in een klein vertrekje bóven de wijnkelder. Zijn scherp gehoor vangt bijna ieder geluid op. Wat moeten die geluiden betekenen? Zo laat in de avond wordt er toch niet in de kelder gewerkt?
Eens op een avond, als hij weer wakker ligt en een eigenaardig dof geluid beneden hoort, stapt hij resoluut uit de bedstede en gaat languit op de vloer liggen......Hij weet zeker: beneden in de kelder zijn mensen! Met één oor op de eikenhouten planken vloer luistert hij gespannen. Hoor!......daar is het weer......Net, als iemand tegen een leeg vat stoot...... dan.... even later lijkt het wel of er een paar stenen vallen. Plotseling denkt Pieter aan de gang. Dat is waar ook! Zou daar iemand?......Zouden daar mensen?......Hoort hij praten?.....Hij gelooft het nu zeker. Hè, was er maar een gaatje in die dikke vloer. Hij luistert nog eens goed.....drukt z'n oor nóg vaster op de grond en houdt met een vinger zijn andere oor dicht, zodat geen andere geluiden tot hem kunnen doordringen.
Ja, nu wéét hij het zékerI Er wordt gepraat, dus er zijn mensen in de kelder......Vader ook misschien??.....Maar waarom dan toch? Er komt nu toch niemand wijn kopen!.......Dan flitst het plotseling door hem heen: "Dieven"......Zouden die door de onderaardse gang........? Maar dat moet hij gaan vertellen! Hij denkt niet langer na en maakt dat hij bij moeder komt. In 't donker stoot hij zijn hoofd nog tegen de deurpost, maar hij gunt zich geen tijd, om er op te letten of om "au" te roepen.
"Jongen......", schrikt moeder, wanneer ze vanuit de bedstee bij het zwakke licht van een tuitlampje hem de kamer ziet binnenstruikelen. "Wat doe je?"
"Moeder, hoor 'es", valt Pieter haar in de rede....."er zijn vast dieven in de kelder....'k Hoor praten..... Waar is vader? Komt hij gauw?"
Maar wat is moeder rustig, daar kijkt hij verbaasd van op. Ze zit nu rechtop in de bedstee en kijkt helemaal niet bang! Hoe bestaat het?
"Hoor eens, jongen", zegt moeder bedaard,'"t kan bést,dat jij iets hoort beneden in de kelder. Hiér kan ik het niet horen.....Maar bang behoef je heus niet te zijn....."
"Bang....", zegt hij dan een beetje verontwaardigd. "Waarom zou ik bang zijn.....? 'k Ben toch zeker geen kind meer....." "Nee", gaat moeder rustig verder......"dat begrijp ik wel, maar 'k bedoel: je hoeft niet bezorgd te zijn,......dat er dieven zouden zijn.......'k Zal aan vader vragen, of die je nu eens vertelt wat dat gestommel beneden kan zijn. Neem nu een kaars, anders struikel je weer in 't donker en ga rustig slapen, 't Is méér dan tijd.......Dag, jongen......", zegt ze dan vriendelijk.
"Wel te rusten, moeder......"
Pieter gaat weer terug; maar lang niet zo vlug als hij gekomen is........en eenmaal weer onder de vol, ligt hij nog lang na te denken.
----------------------------------------------------------------------------------
"Hoor eens Pieter", zegt vader de volgende avond, als hij vóór Pieter naar bed gaat uit het verboden Grote Boek heeft gelezen: "Moeder heeft me 't een en ander van gisteravond verteld, dat begrijp je wel." Vader kijkt heel ernstig, als hij verder gaat: "Je bent nog jong om je alles te vertellen... Wèl moet ik je dringend waarschuwen nooit met iemand te praten over wat je hoort of meent te horen. Ook niet in het geheim met iemand die je denkt te kunnen vertrouwen. Goed begrepen?" Dat "goed begrepen" zegt vader met zoveel nadruk dat Pieter zich even afvraagt of vader boos is.
Maar dan gaat vader gemoedelijk verder: "Je kunt toch zwijgen? "Natuurlijk;" zegt hij dan spontaan.
"Je hebt toch ook nooit gesproken over die samenkomst in september?.......'k Had je beter nog maar thuis kunnen laten....." mompelt vader dan meer binnensmonds.
"Daar heb ik toch zeker nooit over gepraat; 'k Zal wel wijzer wezen!"
Hij is blij, dat hij dat eerlijk kan zeggen en vader ziet ook wel, dat hij waarheid spreekt. "Goed dan", zegt vader. "In ieder geval ben je nog eens gewaarschuwd en nu naar bed en niet liggen piekeren over alles en nog wat."
"Rustig slapen....." makkelijk gezegd! Doch dat kan Pieter zó maar niet. Wel blijft het die avond stil beneden. Maar dit staat nu toch voor hem vast: Er gebeurt soms 's avonds iets in de kelder, dat heel geheim moet blijven en dat misschien ook wel verband houdt met die onderaardse gang......
"Je kunt toch zwijgen?" hoort hij weer vaders stem.
"Natuurlijk", zegt hij tegen zichzelf. Hij heeft z'n kameraden toch ook niet verteld van die samenkomst in de schuur bij de molen?
Maar -denkt hij verder- van die onderaardse gang weten ze wel. Zou dat erg zijn?.....Nu ja, ze zijn er niet in geweest en daar is hij nu maar blij om. Want als dit verband houdt met de samenkomsten, waar de verboden leer wordt besproken..... Hij begint dit steeds meer te vermoeden. Eigenlijk maar gelukkig, dat hij Hendrik en Cornelis haast nooit meer ziet.....
Zo peinzend valt hij toch eindelijk in slaap.

Moeder wordt weer beter. Fijn! Ze zit weer in haar stoel bij het haardvuur. Ze vertelt ook van het naderend kerstfeest. Pieter hoort daar graag van vertellen. Wel vindt hij het jammer, dat vader zelfs in deze tijd niet eens met hem naar de St. Ursulakerk op de Markt gaat. Daar is het nu immers weer zo mooi, evenals andere jaren tegen het kerstfeest. Hij heeft er de jongens al over horen vertellen. Het stalletje is er met de herders en Maria en Jozef.....In het kribje ligt het Kindje Jezus..... Moeder vertelt ook van de Heere Jezus, maar ze zegt, dat om de Heere Jezus lief te hebben en kerstfeest te vieren, je geen stalletje nodig hebt...... De Heiland moet in ons hart geboren worden, heeft ze verteld......
Zo wordt het kerstfeest, zonder dat Pieter naar de kerk gaat. Vader grendelt de luiken al wat vroeger dan gewoonlijk en haalt het Verboden Boek tevoorschijn. Waar dat verborgen zit is voor Pieter nog steeds een raadsel. Vader leest het kerstverhaal en bidt dan. Hij vraagt om bewaring voor de komende avond en nacht.....
"We gaan nou toch zeker nog niet naar bed?" denkt Pieter hardop.
"Nu mag jij eens mee", zegt vader alleen en tot zijn verbazing gaan ze net elkaar de trap naar........de kelder.
In één van de hoeken hangt een lantaarn en verder wordt de kelder schaars verlicht door een paar kaarsen.
Langs de wanden tekenen zich grote grillige schaduwen af.....niet alleen van de wijnvaten, maar ook...... mensen......
Nee maar, één, twee..... wel twaalf mannen en ook een paar vrouwen telt hij en ook nog enkele grote jongens.
Hoe zijn die allemaal hier gekomen?...... Ha, hij begint het te begrijpen. Niet éénmaal heeft hij de klopper op de buitendeur horen vallen, en door de buitendeur van de kelder zullen ze ook niet zijn binnengekomen, want wie zou ze dan hier hebben binnengelaten?
Zouden ze door de gang zijn gekomen? Hij kijkt in de richting van de muur met de losse stenen. Er staan vaten voor, maar néé......toch niet precies er tégen.....
En juist als hij aandachtig in die richting kijkt, ziet hij daar een paar mannen te voorschijn komen.
Nu weet Pieter het zeker: die mannen komen uit de gang, die hij laatst ontdekt heeft.
Hé.......een van die mannen draagt een lange donkere mantel....deftig staat dat.
Moeder trekt hem intussen zachtjes naast zich op de bank. De man met de lange mantel komt nu naar voren. Enkele ogenblikken kijkt hij alle aanwezigen aan en knikt hen vriendelijk toe. Dan vouwt hij de handen en vraagt of ze nu samen zullen bidden. Pieter denkt weer aan de samenkomst in de schuur op die mooie zomermiddag in september...... Nu zijn ze midden in de stad......in vaders kelder en hij begrijpt wel, dat dit niet de eerste keer is, dat hier een dergelijke bijeenkomst wordt gehouden.....Wat hij de laatste tijd al stellig vermoedde, na die geheimzinnige geluiden vanuit de kelder als hij 's avonds op bed lag, staat nu voor hem vast: Hier zijn al meermalen geheime godsdienstoefeningen gehouden. Even dwalen z'n gedachten af, maar dan wordt zijn aandacht weer getrokken door het vurig gebed van de spreker of God hen hier in deze kelder beschermen wil, maar bovenal, of zij samen écht kerstfeest, dat is Christusfeest, mogen vieren..... En wanneer na het gebed die spreker gaat vertellen van licht en blijdschap in een heel donkere tijd, dan moet men wel luisteren. In gedachten ziet hij de herders naar de stal van Bethlehem gaan om de Heiland te aanbidden. "Die stal was helemaal niet mooi - zegt de spreker- net zo min als deze kelder, en tóch werd het er écht kerstfeest voor die herders, omdat ze er de Heere Jezus vonden. Die kan ook ons gelukkig maken, zélfs in deze gevaarlijke tijd...... en als wij om het geloof in Hem vervolgd worden en moeten lijden, laten we dan nooit vergeten, hoe Hij geleden heeft.......ja, hoe Hij aan het kruis is gestorven om onze zonden weg te nemen..... De kribbe in de stal van Bethlehem herinnert ons immers meteen aan het kruis op Golgotha."
Dan opeens! ......Wat is dat??
Pieter schrikt hevig. "Boem-boem-boem" gaat het op de buitendeur van de kelder en ruwe stemmen bevelen open te doen. Alle mensen zijn opgesprongen. Maar niemand zegt een woord. Twee, drie kaarsen worden gedoofd. Dan klinkt het zacht: "Blijft allen kalm.....We zijn in Gods hand." Dit woord van de spreker werkt geruststellend. Dan ziet Pieter, hoe 1 vader wenkt...... Hij gaat naar de muur achter de vaten. Allen volgen......
't Lawaai aan de buitendeur neemt toe. O, 't is alsof die deur met vuurroeren gerammeld wordt. Woester klinkt het geschreeuw.... Dan bemerkt hij, dat moeder naar boven kijkt....
"Ze zijn al in huis.'" hoort hij moeder fluisteren. Op 't zelfde ogenblik hoort hij heftige slagen tegen de binnendeur van de keldertrap. Wel is die deur op de grendel, maar als hij iemand "bijlslagen" hoort fluisteren, begint zijn hart toch wel wat angstig te kloppen. Wat gaat er gebeuren? Van teruggaan is geen sprake meer.
Veel tijd om na te denken heeft hij niet..... Moeder heeft hem al voor zich uitgeduwd de onderaardse gang in. Snel en toch ordelijk volgen allen. Vader gaat met een lantaarn voorop. Achter hem volgt de man met de lange mantel..... Achteraan loopt ook iemand, die licht draagt. De deur met de veerknop heeft blijkbaar open gestaan, want vader staat geen ogenblik stil.
"O, moeder, ze zijn vast al in de kelder..... hoor toch 'es!" "Denk er om, wat je zo even gehoord hebt, jongen: "We zijn allen in Gods hand."
"Ja, moeder."
Iemand achter hen zegt geruststellend: "Wat we nu horen, zijn onze eigen mensen, die de opening zo goed mogelijk proberen af te sluiten."
Pieter kijkt eens om, maar hij kan niets onderscheiden. Dan kijkt hij weer vlug vóór zich en dat is wel nodig ook, want over de grootste plassen die in de gang staan, liggen planken. Daar kun je licht over vallen en een paar natte voeten heb je ook gauw te pakken. Oppassen is de boodschap.
Even wachten ze. Waarom? Pieter wil maar liever voortmaken... Maar nadat hij achter zich heeft horen zeggen: "Alles is gesloten..... Ze zullen nog wel even nodig hebben, eer ze hier zijn......" geeft vader het sein om weer door te lopen. Waar gaan ze heen?.......Pieter weet het niet. Als in een vreemde droom gaat hij verder. Ja, nu is hij in de geheime gang. Wat heeft hij er naar verlangd, om die verder te ontdekken. Maar dan natuurlijk met z'n kameraden. Opeens moet hij aan Cornelis Huygensz en Hendrik Fransz denken. Zouden die thuis toch iets gezegd hebben van hun geheime afspraak? Zouden ze misschien daarom vanavond overvallen zijn?
Maar dan zouden die jongens verraders zijn......Néé, die gedachte wil hij toch zo gauw mogelijk loslaten.... En tóch.... telkens weer móet hij aan de mogelijkheid denken.
Plotseling blijft vader staan: "We zijn hier onder de stadsmuur, nog éven moeten we verder tot we bij een trap komen. Die trap moeten we op en dan zijn we buiten de stad." "Voorzichtig" -waarschuwt vader, wanneer ze bij een punt gekomen zijn- "deze trap is in 'n slechte staat...... We blijven een deel van de nacht in de kloosterkelder, waarin deze trap uitkomt."
"Maar dreigt daar dan geen gevaar?" klinkt een stem. "U brengt ons toch niet in het hol van de leeuw?"
"Maak je geen zorgen, dit klooster is bijna geheel verlaten", zegt vader. "Bovendien is de abt een goed vriend van me." Enkele minuten later staan allen in een van de kelders van het oude klooster.
"'k Zal mijn vriend in kennis stellen van onze komst en wat zakken en dekens vragen. Doch houdt u zo stil mogelijk, want niet iedere kloosterbewoner behoeft te weten, dat we hier zijn."
Op de harde stenen vloer slaapt Pieter die nacht enkele uren, maar lang zo rustig niet als thuis in de bedstee......
---------------------------------------------------------------------------------
In de vroege morgen verspreiden de vluchtelingen -onder wie nu ook de abt- zich in kleine groepen in allerlei richtingen. Velen hebben het plan opgevat, naar Oost-Friesland uit te wijken. Ook vader Florisz wil met zijn gezin trachten Emden te bereiken.
De dappere prediker, die, zoals Pieter nu uit de gesprekken duidelijk is geworden, al meermalen in vaders kelder heeft gesproken, besluit om voorlopig nog in Holland te blijven. Wel tracht vader, terwijl hij nog een eind met hen meegaat, hem tot andere gedachten te brengen, doch tevergeefs...... Een eindweegs buiten de stad neemt hij afscheid van hen met de woorden: "Breng uw gezin in veiligheid.... Ik blijf voorlopig hier.... Het is een onvergetelijk kerstfeest geworden. Maar wie de Heere liefhebben kunnen ook nu zeggen: Het is mij goed nabij God te wezen. Hij geve, dat we elkaar nog eens mogen weerzien in een vrij land, waar ook het kerstevangelie onverhinderd mag gepredikt worden....... God zij u nabij." Diep onder de indruk van die eenvoudige en hartelijke woorden nemen moeder, vader en Pieter dan afscheid.......
En al gaan ze als ballingen een onbekende toekomst tegemoet, dit weten vader en moeder: het licht van de Heiland zal hen geleiden ook dwars door een donkere wereld naar het Grote Licht van het eeuwige kerstfeest van Gods kinderen hierboven. En in hun hart is een stil gebed, of God Zijn licht ook in Pieters hart wil doen schijnen.

J.W. Grisnigt

Met toestemming overgenomen uit "En nu.....de kerstvertelling onder redactie van J.W. Ooms. Uitg. J.N. Voorhoeve, Den Haag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1980

Mivo -16 | 43 Pagina's

Vrede op aarde

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1980

Mivo -16 | 43 Pagina's