Jeremia

Buiten de stad Jeruzalem, in het dal van Hinnom (ook wel Tofeth genoemd) staat de profeet Jeremia. Op bevel van de Heere heeft hij een pottebakkerskruik gekocht. Hij heeft de oudsten van het volk en de priesters bij zich geroepen. Hij zegt hen en de inwoners van Jeruzalem het oordeel des Heeren aan: "Alzo zegt de Heere der heirscharen, de God Israëls: Ziet Ik zal een kwaad brengen over deze plaats, van hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren klinken zullen. Omdat zij Mij verlaten hebben......." (Jer. 19: 3 en 4). Dan gooit hij de pottebakkerskruik voor hun ogen in stukken. Zoals deze kruik gebroken is, zó zal ook het volk van Juda en de stad Jeruzalem verbroken worden. Er zal een volk komen uit het noorden, Babel, dat Jeruzalem en geheel Juda zal veroveren en verwoesten.
Geloven de Israëlieten Jeremia en bekeren ze zich tot de Heere? Nee, ze geloven de valse profeten die spreken van: "Vrede, vrede, en geen gevaar" (Jer. 14: 13 - 15). Jeremia wordt gehaat, bespot. Één dag houden ze hem gevangen maar laten hem dan weer los. (Ze zullen hem later een lange tijd gevangen houden).
Jeremia krijgt bevel van de Heere om zijn profetieën op te schrijven (Jer. 36). Ze mogen niet vergeten worden. (Ook voor ons hebben ze nog betekenis). Baruch, zijn vriend en tevens zijn secretaris, schrijft alles op een boekrol.
Op een vastendag, als er veel volk uit geheel Juda in Jeruzalem is, verschijnt Baruch op het tempelplein. Jeremia houdt zich verborgen. Baruch leest in het openbaar voor uit de boekrol. Misschien zal het volk het woord horen en zich bekeren, opdat het oordeel afgewend zal worden (Jer. 36: 3).
De vorsten horen van dit voorval en laten Baruch roepen. Als zij de profetieën horen, schrikken zij en willen het de koning Jojakim laten weten. Ze geven Baruch en Jeremia de raad zich te verbergen.
De koning is in zijn winterverblijf. Eén van de vorsten leest hem de boekrol voor. Als hij enkele stukken gehoord heeft, o.a. over de verovering door Babel, snijdt hij de rol in stukken en gooit die in het haardvuur zodat hij verbrandt. Koning Jojakim probeert Jeremia en Baruch te vangen, maar de Heere heeft ze verborgen(Jer. 36: 26). De Heere doet zoals Hij Jeremia beloofd heeft toen Hij hem riep tot profeet: Hij zou hem uitredden (Jer. 1: 8 en 19).
Op Gods bevel neemt Jeremia een nieuwe boekrol en laat Baruch opnieuw de profetieën opschrijven. De koning krijgt een vreselijke straf aangezegd (Jer. 36: 30 en 31) en het volk wordt opnieuw het oordeel verkondigd. Ook nu volgt er geen bekering. Terwijl de Heere het oordeel nog enige tijd uitstelt, wordt er spottend gezegd: "Waar is het woord des Heeren? Laat het nu komen" (Jer. 17: 15).
Jeremia heeft de vervulling van zijn profetieën zelf meegemaakt. In verschillende fasen is het volk naar Babel weggevoerd en politiek afhankelijk gemaakt van Babel (een vasalstaat). Onder koning Zedekia wordt het land tenslotte geheel veroverd en verwoest. Als Jeruzalem ingenomen wordt zit Jeremia in de gevangenis. Het volk wordt gedood of gedeporteerd naar Babel, maar Jeremia wordt door Nebukadnezar vrijgelaten. Hij mag in zijn land blijven, waar hij onder de allerarmsten van zijn volk nog een tijd geleefd en geprofeteerd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen