JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

David en Jonathan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

David en Jonathan

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertelling


LEZEN: 1 Samuel 20 : 1-3, 11-17

ZINGEN:
17 : 1, 3, 4     27 : 2, 7
25 ; 1, 7        4 : 1, 4
56 : 4           7 : 1
81 : 3, 4        26 : 1, 6
142 : 2          143 : 11, 12

KERNTEKST: 1 Samuel 18 : 3 "Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel."


In het paleis van koning Saul is het een drukte van belang. Overal wordt hard gewerkt. In de feestzaal zetten knechten de tafels en banken klaar. In de keukens wordt allerlei lekker eten klaargemaakt voor een feest. Want morgen is het nieuwe maan. Dan worden alle hovelingen van de koning verwacht op de maaltijd. Ook zal er een speciaal offer gebracht worden. Twee dagen zal het feest duren.

Niet iedereen is in een goede stemming vandaag. Vooral koning Saul is in een slechte bui. Hij is vreselijk jaloers op zijn knecht David. Hij heeft gemerkt dat de Heere met David is, en niet meer met hem, koning Saul. De vrouwen zongen na de laatste strijd meer tot eer van David dan tot eer van hem, koning Saul. Zijn eigen zoon Jonathan houdt meer van David dan van hem. Al een paar keer heeft Saul geprobeerd om David te doden terwijl hij op zijn harp voor de koning speelde, maar dat is niet gelukt. Ook heeft hij zijn knechten achter David aangestuurd. Maar die hebben David niet gevangen kunnen nemen. Morgen is het nieuwe maan. Dan komen alle knechten van de koning voor de maaltijd. Dan moet David ook komen. En dan zal hij hem doden. Hij zal niet toestaan dat David koning wordt in zijn plaats.
Koning Saul vergeet Wie hem koning gemaakt heeft. Hij vergeet dat niet hij over alle dingen regeert, maar God en dat God bepaalt wie er op de troon van Israël zit.
Ook Jonathan, de zoon van koning Saul, is niet blij. Hij heeft zorgen over David. Nee, hij wil hem niet doden, zoals zijn vader. Hij wil David juist helpen. Gelooft hij dan niet wat zijn vader zegt? Is hij dan niet bang dat David koning zal worden in zijn plaats? O ja, Jonathan weet het wel, maar hij haat David er niet om. Hij gelooft dat het de wil van de Heere is, en daarom vindt hij het goed. Jonathan houdt veel van de Heere. En daarom houdt hij ook veel van David.
Jonathan denkt terug aan enige jaren geleden. Er was oorlog met de Filistijnen. De legers van Israël en de Filistijnen lagen tegenover elkaar. Ertussen lag een dal. Elke dag kwam er uit het kamp van de Filistijnen een reus. Goliath. Deze Goliath spotte met de Israëlieten en, wat nog veel erger was, met de God van de Israëlieten. Hij daagde de soldaten van Saul uit om hem te verslaan, maar niemand durfde met hem te vechten. Totdat David Goliath hoorde spotten. David vond het vreselijk dat Gods Naam werd gevloekt. Zonder zwaard, zonder helm, zonder pantser is hij de reus tegemoet gegaan. Hij vertrouwde op de Heere, Die hem ook uit de klauw van de beer had verlost. In de Naam van de Heere heeft David Goliath verslagen. Jonathan hoorde hoe David getuigde van zijn vertrouwen op God. Dat geloof, dat vertrouwen, herkende Jonathan. Dat leefde ook in zijn eigen hart. Toen hij David daarover hoorde vertellen werd zijn ziel verbonden aan de ziel van David. Samen hebben ze een verbond gesloten. Voor Gods aangezicht hebben ze beloofd dat ze elkaar trouw zullen zijn en elkaar altijd zullen helpen.

"David!" "Jonathan!" De twee vrienden begroeten elkaar. Zonder dat Saul het weet is David naar het paleis gekomen om zijn vriend om hulp te vragen. Jonathan schrikt van het bange gezicht van David. "Jonathan,"vraagt David, "waarom heeft je vader zo'n hekel aan mij? Wat heb ik voor kwaad gedaan dat hij mij wil doden?"
Jonathan probeert hem gerust te stellen: "Nee David, daar moet je niet bang voor zijn. Mijn vader wil je heus niet echt doden, dat heeft hij mij gezworen. En hij heeft er ook niets van tegen mij gezegd. Mijn vader vertelt mij altijd wat hij doet, en hier heeft hij niets over gezegd. Het valt vast wel mee."
Maar David is er niet gerust op. "Natuurlijk heeft je vader daar niets over gezegd. Hij weet dat wij vrienden zijn en daarom mag jij zijn plan niet weten. Maar Jonathan, ik weet het zeker! Er is maar één schrede tussen mij en dp dood!" Jonathan hoort aan David hoe zeker hij van het gevaar is. David zweert het zelfs. Jonathan wil zijn vriend zo graag helpen. Daarom zegt hij: "Wat jij wilt, zal ik voor je doen"
En dan vertelt David zijn plan. "Morgen is het nieuwe maan. Dan komen alle knechten van de koning voor de maaltijd. Ik moet ook komen. Maar laat mij gaan, dan zal ik mij in het veld verbergen tot het feest voorbij is. Als de koning naar mij vraagt, zeg dan dat ik gevraagd heb of ik naar mijn familie in Bethlehem mocht gaan voor het jaarlijkse offer. Vindt Saul het goed, dan is er niets aan de hand. Dan wil Saul mij geen kwaad doen. Maar als hij boos wordt omdat ik er niet ben, dan is het duidelijk dat hij mij wel wil doden." Even wacht David. Dan gaat hij verder: "Wij hebben een verbond des Heeren met elkaar gesloten. Weet je nog hoe wij elkaar trouw hebben gezworen? We hebben toch beloofd dat we elkaar zouden helpen? Als jij denkt dat ik het verdiend heb, dood mij dan, maar geef mij niet in de handen van je vader over."
Maar Jonathan roept: "Dat zal ik zeker niet doen! Als ik echt merk dat mijn vader jou wil doden, dan zal ik je dat laten weten!"
"Maar hoe zal je mij dat kunnen laten weten? Je vader zal je wel goed in de gaten houden omdat hij weet dat je mijn vriend bent."
Daar heeft Jonathan een oplossing voor. "Kom maar mee naar het veld."

Als ze buiten de stad in het veld zijn gekomen, kijkt Jonathan zijn vriend ernstig aan. "David, ik zweer je in de naam van de HEERE, de God van Israël, ik zal je laten weten wat de wil van mijn vader is, of het nu goed voor jou is, of kwaad. En ik zal je in vrede laten gaan. De HEERE zij met je David, zoals hij met mijn vader geweest is. Als jij straks koning wordt, en als ik dan nog leef, zul je dan zorgen voor mij en mijn familie? Zul je ons niet doden?" Heel duidelijk laat Jonathan merken dat hij het eens is met Gods plan. Wat een troost voor David dat hij in zijn angst voor Saul nog een vriend heeft die hem niet in de steek laat. Een vriend die hem wil helpen, zelfs al betekent het dat hij zijn plaats op de troon kwijtraakt. Ben jij zo'n vriend? Gun jij jouw vriend het beste? Of ben je dan jaloers en doe je lelijk tegen je vriend? Wil jij helpen als je vriend in nood is? Ook al loop je dan zelf gevaar? Echte vriendschap kan alleen bestaan als ook de liefde tot God in je hart is. Pas dan leer je dat je je naaste moeten liefhebben als jezelf. Dan sta je niet meer zelf op de eerste plaats. Echte vriendschap is er als je allebei de Heere liefhebt en als je Hem allebei wilt dienen. David belooft in de naam van de HEERE, de God van Israël, zich te houden aan het verbond tussen Jonathan en hem.
Daarna spreken ze af dat David zich na het feest achter een grote steen zal verstoppen, de steen Ezel. Jonathan zal net doen of hij gaat oefenen met pijl en boog. Als hij zijn pijlen wegschiet moet zijn knechtje die ophalen. Als alles in orde is zal hij roepen: "Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts!' Dat betekent: 'Je kunt hier blijven, er is geen gevaar!' Maar als koning Saul David kwaad wil doen, zal hij roepen: "Zie de pijlen zijn van u af en verder!" Dat betekent Vlucht, je kunt hier niet blijven!'
Zo nemen de vrienden afscheid van elkaar.

In het paleis van koning Saul is alles klaar voor het feest. Eén voor één komen de knechten binnen en krijgen een plaats aan de tafels.
Koning Saul kijkt of hij David ziet komen. Telkens als iemand binnenkomt let hij even scherp op. Maar David komt niet. Als er niemand meer binnenkomt, is de plaats van David nog steeds leeg.
Ach, nou ja, denkt de koning, dat kan natuurlijk gebeuren. Misschien is David verhinderd om vandaag te komen. Maar morgen zal hij er zeker wel zijn.
Maar ook de volgende dag kijkt de koning te vergeefs uit naar David. Opnieuw blijft de plaats van David leeg.
"Jonathan, waarom is de zoon van Isaï noch gisteren noch heden tot de spijze gekomen?' De stem van de koning voorspelt weinig goeds. Ook noemt hij niet eens de naam van David, maar zegt de zoon van isaï. Jonathan hoort het wel. Zou David dan toch gelijk hebben? Is zijn vader echt zo boos op David? Hij antwoordt zijn vader "David heeft aan mij gevraagd of hij naar Bethlehem mocht gaan. Hij zei dat zijn familie een offermaaltijd zou houden. Zijn broer had hem gevraagd ook te komen. Hij vroeg of ik het goed vond dat hij dan niet naar deze maaltijd zou komen. En ik heb dat toegestaan. Daarom is David er nu niet."
Saul luistert, bevend van woede. En als Jonathan is uitgesproken schreeuwt hij hem toe:
"Ongehoorzame en verkeerde zoon! Ik weet wel dat jij de zoon van Isaï als vriend hebt uitgekozen en hem tegen mij helpt. Het is een schande voor jou en voor je hele familie! Zolang die zoon van Isaï op de aarde rondloopt zul jij geen koning kunnen worden! Nu dan, ga dadelijk heen om hem te halen en tot mij te brengen, want hij moet sterven, hij is een kind des doods!"
"Maar vader, waarom moet hij gedood worden? Wat heeft hij dan gedaan?" Jonathan wil nog proberen zijn vader tot andere gedachten te brengen, maar hij maakt zijn vader alleen nog maar bozer. Hij is nog maar amper uitgesproken of Saul grijpt naar zijn spies en werpt die naar zijn eigen zoon Jonathan!
Jonathan springt op en loopt weg van de tafel. Ook hij is nu boos, maar ook erg verdrietig. Hij heeft nu gezien en gemerkt dat Saul zeker van plan is om David te doden. Zelfs naar zijn zoon Jonathan wil hij niet meer luisteren. Waar moet David nu heen? Overal zal hij in gevaar zijn en Jonathan kan zijn vriend niet helpen. Eén troost heeft Jonathan, hij weet dat de Heere voor David zal zorgen. Hij is een Vriend Die helpt in het grootste gevaar.

Op de afgesproken morgen gaat Jonathan naar het veld. Hij heeft een jongen bij zich. Die zal de pijlen ophalen die Jonathan wegschiet.
"Loop maar vast vooruit en zoek de pijlen die ik schieten zal," zegt hij tegen de jongen. Als de jongen wegloopt legt Jonathan een pijl op zijn boog, trekt de pees aan en laat de pijl wegsnorren. De pijl vliegt over de jongen heen en komt een heel eind verder op de grond. De jongen loopt er heen, maar Jonathan roept "is de pijl niet van u af en verder? Haast u, spoed u, sta niet stil!"
Als de jongen de pijl bij Jonathan terugbrengt geeft Jonathan hem zijn boog en pijlkoker en zegt: "Ga maar vast terug, ik kom later wel."
De jongen weet niets van de afspraak van David en Jonathan. Hij weet ook niet dat de woorden van Jonathan eigenlijk iets anders betekenden. Maar achter de steen Ezel hoort David het ook. En hij begrijpt het heel goed. "Snel, haast je, sta niet stil!" heeft Jonathan geroepen. Dat betekent dat hij op de vlucht moet voor koning Saul. Als de jongen is verdwenen komt David tevoorschijn. Drie keer buigt hij diep voor Jonathan. Daarna vallen ze elkaar huilend om de hals. Zullen ze elkaar dan nooit meer zien? Ze weten het niet, maar elkaar ontmoeten zou levensgevaarlijk zijn. Saul weet dat Jonathan David helpt. Daarom zal Saul Jonathan goed in de gaten laten houden. Saul en Jonathan zijn ook meestal bij elkaar in de buurt. En als Saul merkt dat David en Jonathan elkaar ontmoeten zal hij zeker proberen David te doden. Het is daarom beter dat ze elkaar voorlopig niet meer zien.

Wat is het moeilijk om afscheid te nemen. Maar er is één troost: de Heere blijft. Bij allebei. En ook hun vriendschap blijft. Al zullen ze elkaar misschien nooit meer zien. "Ga in vrede," zegt Jonathan, "en wat wij in de Naam des HEEREN gezworen hebben, zij tot in eeuwigheid."
Zo nemen de vrienden afscheid van elkaar.
David moet op de vlucht. Zijn familie, zijn vrouw, zijn vriend moet hij achterlaten. Wat is het fijn om te weten dat hij een vriend heeft. Maar nog heerlijker is het dat hij mag weten dat God met hem zal zijn, hem zal beschermen in gevaar. Daarom kon David zingen: "Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven; niets maakt mijn ziel vervaard."

Aantekeningen bij de tekst 

vers 1: wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad en wat is mijn zonde. David heeft een goed geweten tegenover Saul.
vers 2: Hij daarentegen: Jonathan weet niet dat zijn vader geprobeerd heeft om David te doden. Hij gelooft nog in de belofte van zijn vader dat hij David niet zal doden. (1 Sam. 19 : 6).
vers 5: nieuwe maan: (zie achtergrondinformatie) Aan het hof van de koning wordt een grote maaltijd gehouden waarbij het feest de volgende dag wordt voortgezet,
dat ik zekerlijk met de koning zou aanzitten om te eten: ondanks dat Saul geprobeerd heeft hem te doden acht David het zijn plicht bij de maaltijd aanwezig te zijn. Hieruit blijkt een edele geest en een groot geloof. Hij onttrekt zich pas aan de koning als blijkt dat er niet alleen sprake is van aanvallen van razernij maar van koelbloedig overleg tot zijn dood.
vers 7: zo weet dat het kwaad bij hem ten volle besloten is: de zekerheid die verschaft moet worden is meer voor Jonathan dan voor David. David is al overtuigd van het gevaar,
vers 8: want gij hebt uw knecht In een verbond des HEEREN gebracht 'Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel.' (1Sam. 18 : 3)
vers 15: ook zult gij uw weldadigheid niet afsnijden van mijn huis tot in eeuwigheid e.v.: Jonathan geeft hier blijk van een zelfverloochenende onderwerping aan het goddelijke besluit en van een geheiligde vriendschap. Hij legt zijn kroon en scepter aan Davids voeten omdat hij weet dat dit de wil van God is.
vers 27: de zoon van Isaï: Saul spreekt hiermee zijn verachting voor David uit.
vers 30: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid: jij, ontaarde opstandeling dat gij de zoon van Isaï verkoren hebt tot uw schande. Saul voelt aan dat David hem zal opvolgen als koning en dat hijzelf als koning door God is verworpen. Daarom haat hij David met een dodelijke haat. Saul kan niet begrijpen dat Jonathan zo iemand tot vriend heeft uitgekozen. Tot schande van de naaktheid uwer moeder, je maakt je moeder tot schande en deze schande is net zo erg als wanneer ze naakt te kijk werd gezet,
vers 41: Hij boog zich driemaal: uit dankbaarheid. Totdat het David gans veel maakte, het wordt David teveel, omdat hij voortaan in ballingschap zal moeten leven, zonder zijn vriend, vrouw en familie, en zonder de dienst in Gods huis.

Achtergrondinformatie

DE VRIENDSCHAP VAN DAVID EN JONATHAN:
Deze vriendschap was heel bijzonder. Het is eigenlijk niet voor te stellen dat Jonathan van David kon houden. Dat hij hem zelfs liefhad als zijn eigen ziel. Je zou eerder diepe haat en jaloezie, verwachten zoals bij Saul.
Het was dan ook niet zomaar vriendschap dat deze jonge mannen aan elkaar verbond. Hun vriendschap wortelde in een geestelijke verbintenis. Jonathan hoorde hoe David na het gevecht met Goliath vertelde over zijn vertrouwen op God. Jonathan herkende dit. Ook hij was in vertrouwen op God al zo vaak de strijd ingegaan. Bekend is de geschiedenis uit 1 Sam. 14: Jonathan verslaat met zijn wapendrager de Filistijnen: "Want bij de Heere is geen verhindering om te verlossen door velen of door weinigen." Deze keer stond hij beschaamd. Niet hij, maar David had met Gods hulp de spottende reus verslagen. Door Gods genade is er toen die diepe liefde in het hart van Jonathan en David ontstaan. In deze vriendschap wordt het gebod je naaste lief te hebben als jezelf in de praktijk gebracht. Deze vriendschap toont ons de diepe geestelijke band, die er kan zijn tussen twee mensen, die de Heere liefhebben.

NIEUWE MAAN:
Iedere maand begon met het feest van de nieuwe maan. Dan moest een extra offer gebracht worden en werd een gezamenlijke maaltijd gehouden. De priesters bliezen op zilveren trompetten. Het volk moest bij iedere voorkomende gelegenheid herinnerd worden aan het feit dat God uitsluitend door het offer verzoend en gediend kan worden.
Het was geen feestdag met sabbatsrust.

MISLEIDING:
Het is niet helemaal duidelijk in hoeverre David en Jonathan Saul misleiden. De verklaarders verschillen hierover van mening.
Aan de ene kant wordt het handelen van de vrienden gezien als noodweer: zij deden dit om het leven van de onschuldige David te beschermen.
Aan de andere kant wordt het gezien als zwakheid en zonde, hoewel er niemand door wordt geschaad of bedrogen. God is waarheid en moet alles wat met Zijn Majesteit in strijd is wel veroordelen.
We kunnen hieruit leren dat Gods kinderen wel tot een goed einde komen maar in hun leven kunnen afdwalen en in zonden vallen.
Er zijn ook verklaarders die er van uitgaan dat David werkelijk naar Bethlehem is gegaan voor een offerfeest met zijn familie. Dan is er van misleiding geen sprake.

GODSDIENST
Saul is verworpen door de Heere en de Geest van God heeft hem verlaten. Toch blijft hij de heilige feesten waarnemen. Er kunnen nog overblijfselen zijn van een uitwendige godsdienst terwijl men in het hart al afscheid heeft genomen van de ware godsdienst.
Saul handelt hier wel heel dubbel door zelfs twee dagen te wijden aan het offerfeest, terwijl hij in zijn hart moordplannen tegen David heeft gemaakt.

AFSPRAAK
De afspraak met betrekking tot de woorden die Jonathan spreekt tot zijn knechtje bij het schieten van de pijlen, wordt gemaakt voor het geval ze geen gelegenheid meer hebben om elkaar te spreken.

DE STEEN EZEL
Hier wordt gedacht aan een natuurlijke grote steenmassa, waarin zich een hol bevond. De steen wordt ook wel 'afscheidssteen' genoemd om het afscheid tussen David en Jonathan dat hier plaatsvond. 

Antwoorden bij het ledenblad 

Weet je het nog?
1: c; 2: b; 3: b; 4: c; 5: b; 6: a; 7: c.

Om over te praten
1a. Saul wist dat de Heere met David was en niet meer met hem. Hij was in wezen jaloers op David. Hier zie je dat ook jaloezie de wortel van doodslag is.
1b. Saul vierde een feest van de Heere en bracht de Heere offers terwijl er haat en boosheid in zijn hart was.
1c. Als wij bidden, bijbellezen of een preek beluisteren zonder dat ons hart erbij betrokken is zijn wij net als Saul. Ook wanneer wij jaloers zijn op wat een ander heeft.

2. In feite was dit een scheldnaam. De Farizeeën konden niet begrijpen dat de Heere Jezus met zondaren wilde eten. Samen eten is een teken van vriendschap, van gemeenschap.
De Heere Jezus is juist voor zondaren naar de aarde gekomen om hen te behouden in de weg van geloof en bekering. Mensen die vinden dat zij beter zijn dan zondaren en tollenaren hebben de Heere Jezus niet nodig. Zij kunnen geen aanspraak maken op deze reddende vriendschap.

3a. Echte vriendschap is zelfverloochenend. Je zoekt in de eerste plaats het welzijn van je vriend en bent bereid tot helpen. Een echte vriend laatje in tegenslagen niet in de steek maar zal naast je staan en trouw blijven. Met een echte vriend wil je graag droeve en blijde dingen delen. Wederzijds vertrouwen is onmisbaar.
3b. Wat nodig is om het bovenstaande enigszins waar te kunnen maken wordt verwoord in de hoofdsom van de wet: God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Als de liefde tot God niet in ons hart is zijn we niet in staat onze naaste lief te hebben als onszelf. Dan nemen we zelf de eerste plaats in en komt de naaste op een lagere plaats, in het licht van vraag 2 is al onze vriendschap maar pover. De Heere Jezus, de Vriend van tollenaren en zondaren, gaf Zijn leven voor zijn 'vrienden' toen zij nog vijanden waren. Hij droeg de Godsverlating zodat Zijn kinderen nooit meer door God verlaten zullen worden.

4a. God eist dat ik mijn naaste op geen enkele manier onteer, haat, kwets (pijn doe) of hem van het leven beroof. Zelfs wraakgierige gedachten moet ik verre van me houden.
4b. Niet alleen de zonde van doodslag wordt hier verboden, maar ook de aanleiding ertoe. Aanleiding tot doodslag kunnen zijn: jaloezie, haat, nijd en onbezonnen toorn. Voor God staan deze dingen gelijk aan doodslag.
4c. Zoals in alle geboden van de wet, wordt ook in dit gebod de zaak waar het om gaat slechts gedeeltelijk aangeduid. Waar een zonde wordt verboden, wordt een gebod daartegenover gesteld. Hier wordt ons verboden onze naaste onrecht aan te doen. Daartegenover staat het gebod dat wij onze naaste zoveel als ons mogelijk is goed doen, zijn goede naam bevorderen en in zijn noden voorzien.

Antwoord puzzel 1
Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel. (Sam, 18 : 3)

Antwoord puzzel 2
1. verbond
2. offermaaltijd
3. boosheid
4. ezel
5. pijlen
6. vriendschap
Het woord: vriend

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Mivo -12 | 24 Pagina's

David en Jonathan

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Mivo -12 | 24 Pagina's