De belijdenis van Thomas
Kerntekst: Johannes 20:28: "...Mijn Heere en mijn God!"
Het is midden in de nacht. Wat is het stil in de anders zo drukke straten van Jeruzalem. Nergens zien we meer licht, overal is het donker. Alle mensen zijn een poosje geleden naar bed gegaan. Iedereen slaapt nu. Daarom is het zo stil en donker in de stad.
Toch slaapt niet iedereen. In een klein huisje, midden in de stad, brandt nog een klein olielampje. In de hoek van het kleine kamertje zit een man. Hij heeft zijn hoofd gebogen en als we nog eens goed door een van de raampjes naar binnen kijken zien we dat hij af en toe met zijn hoofd schudt. Soms mompelt hij iets onverstaanbaars. Het lijkt wel of deze man verdrietig is. Wat zit hij daar alleen. Wat mompelt hij toch steeds...? Wacht eens even...! Als we nog eens goed kijken zien we iets bekends aan die verdrietige man. Ja, we zien het nu duidelijk, we herkennen hem. Het is een van de mannen die altijd bij de Heere Jezus was. Het is een discipel van Jezus. Is het Petrus of Johannes? Nee hoor, het is dezelfde discipel die een paar weken terug tot zijn vrienden geroepen had: "Laten wij met onze Meester meegaan naar het gevaarlijke Jeruzalem om daar ook te sterven!" Ja, nu weten we het wel, dat is Thomas, de moedige discipel des Heeren die daar zo bedroefd en eenzaam zit. Ja, maar wat is er dan aan de hand, Thomas? Waarom ben je zo alleen en waarom ben je toch zo verdrietig?
Ach, Thomas kan het ons bijna niet vertellen, zo groot is zijn verdriet. Hij weet het niet meer. Hij begrijpt het niet. En weer schudt hij met zijn hoofd. Hij had het zo anders gedacht. Alles is zo heel anders gegaan dan hij zich had voorgesteld. Moest zijn Meester nu echt sterven aan een kruis? Waarom liet Hij zich ook gevangen nemen? Waarom liet Hij Zich kruisigen? Waarom?
Allemaal vragen waar Thomas geen antwoord op krijgt. O, hij had verwacht dat de Heere Jezus al Zijn vijanden zou verslaan, dat zijn Meester Koning zou worden...! En nu dit! Ja, en daar komt nog bij dat er vanmiddag vrouwen in de stad kwamen die opgewonden vertelden dat Jezus opgestaan was... Nee toen begreep Thomas het helemaal niet meer. Hij wil die onzin niet langer meer aanhoren. En daarom is hij van de andere discipelen weggelopen en zit hij nu alleen voor zich uit te staren. Slapen kan hij ook niet. O nee, daar denkt hij niet eens aan. En hij zucht maar weer eens...
Zo zit hij daar, urenlang. Maar opeens schrikt hij op uit zijn gepeins. Hij hoort voetstappen in de straat. Zouden het soldaten zijn die nadat ze zijn vrienden gevangen genomen hebben, nu hem zoeken ? Je kunt nooit weten! Thomas luistert. De voetstappen komen dichterbij en blijven voor zijn huis staan. Hè, wie zijn dat toch, zo vroeg in de morgen? Ah, hij herkent ze al. Het zijn geen soldaten maar zijn vrienden, de andere discipelen die hij gisteren in de steek had gelaten...! Wat komen die zo vroeg in de morgen bij hem doen?
Er is vast iets heel bijzonders gebeurd...! "Thomas, Thomas, we hebben heerlijk nieuws voor je". Alle discipelen roepen door elkaar heen. Ze willen het allemaal tegelijk vertellen. Het is ook zulk geweldig nieuws. Met stralende gezichten roepen ze het uit: "Wij hebben de Heere gezien".
Alles wat er die vorige avond gebeurd is, vertellen ze Thomas. Dat ze ook zo verdrietig waren en de vrouwen met hun praatjes niet wilden geloven. Dat ze er ook niets meer van begrepen. En toen... was daar opeens hun Meester in hun midden en Hij had hun gezegd: Vrede zij ulieden! Hij had hun Zijn handen en Zijn zijde laten zien...! O, de discipelen zijn zo blij, ze raken er niet over uitgepraat.
En nu zijn ze bij Thomas gekomen om hem ook zo blij te maken! Maar... wat gebeurt er? In plaats dat ook Thomas' gezicht straalt van blijdschap, schudt hij bedroefd zijn hoofd. Nee, hij gelooft hen niet. Hoe de tien discipelen ook praten, het helpt allemaal niets. Thomas zegt eigenlijk tegen zijn vrienden: "Jullie zijn alle tien leugenaars!"
Nee, Thomas kan het niet geloven. Hij wil wel, maar hij kan het niet. Luister maar eens naar wat hij zegt: "Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven". Drie dingen moeten er dus gebeuren, dan zal hij geloven. Thomas wil met zijn ogen de handen van de Heere Jezus zien, hij wil met zijn handen de littekenen van de spijkers van het kruis voelen en hij wil ook nog de zijde van de Heere Jezus betasten, anders zal hij beslist niet geloven. Thomas stelt dus drie voorwaarden om te geloven in de opstanding van de Heere Jezus. O Thomas, wat ben je ongelovig! Ja, misschien vind jij dat ook wel...! Misschien begrijp je Thomas niet en kijk je eigenlijk een beetje op hem neer...! Wellicht mompel je bij jezelf: "Ongelovige Thomas!" Toch moet je oppassen! Want als de Heere met Zijn Geest in jouw hart gaat werken, dan kijk je niet meer op Thomas neer, nee, dan ga je Thomas begrijpen. Want ook Gods kinderen zijn vaak nog zo ongelovig en iedere keer moeten ze de Heere smeken: "Heere, ik ben zo ongelovig, kom mijn ongelovigheid te hulp! Wilt U me leren geloven? Versterk U het geloof." Thomas is ook zo'n kind van God dat maar niet kan geloven. Begrijp jij Thomas?
Het is acht dagen later. In een van de huizen in Jerzualem zijn de elf discipelen bij elkaar gekomen. Thomas is er nu ook bij. We zien tien blijde gezichten en één bedroefd gezicht. Jij weet wel van wie dat bedroefde gezicht is. O, wat heeft Thomas verdrietige dagen achter de rug...! Hij hoorde zijn vrienden wel praten, de één nog drukker dan de ander...! Altijd maar over datzelfde onderwerp dat hij maar niet kan geloven. "De Heere is waarlijk opgestaan! De Heere is aan ons verschenen, nu precies een week geleden". Thomas is eigenlijk een beetje boos en zit met een stuurs en verdrietig gezicht voor zich uit te staren. Hij kan het niet hebben dat zijn vrienden zo blij zijn! Even heeft hij er aan gedacht om maar weer weg te gaan, om alleen te blijven piekeren maar nee, dat doet hij toch maar niet. Diep in zijn hart voelt hij wel dat hij daar niet goed aan doet. Hij weet goed dat hij de Heere verdriet doet als hij nu weer zijn vrienden alleen laat. Daarom blijft hij bij hen.
Dan breekt het moment aan dat de Heere Jezus Zich ook aan Thomas zal bekend maken. De Levensvorst doet dat als hij bij de andere discipelen is. We hebben het met elkaar gelezen: "en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: "Vrede zij ulieden!" Hoe kan dat nu, zul je misschien vragen, gesloten deuren en de Heere Jezus stond opeens in het midden van hen...? Ja, gesloten deuren zijn voor ons écht gesloten deuren. Daar is niets aan te veranderen. Als wij geen sleutel hebben, kunnen wij die deuren niet open doen. Maar voor de opgestane Levensvorst bestaan er geen gesloten deuren. Hij is immers almachtig?
Zoals de deur van een huis op slot kan zitten, zo kan ook de deur van je hart gesloten zijn. Gesloten voor de Heere en Zijn dienst. Zit de deur van jouw hart nog zó dicht? Als dat zo is, moet je dan niet zeggen dat je eigenlijk geen zin hebt om de Heere lief te hebben? En dat is heel erg. Maar nu is de Heere Jezus opgestaan om de deuren van gesloten jongens- en meisjesharten te openen.
En nu staat de Heere Jezus, een week na Zijn opstanding uit de doden, plotseling en overwacht weer in hun midden. Thomas is er nu ook bij. Thomas is een man die de Heere vreest maar nu is zijn hart nog gesloten voor de heerlijke paasboodschap dat Christus is opgestaan uit de doden! Totdat Zijn Meester, in Zijn onbegrijpelijke liefde Zijn ongelovige discipel komt opzoeken en zijn ongeloof verbreekt.
We lezen het samen: "Daarna zeide Hij (de Heere Jezus) tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig". Nee, geen verwijt komt uit Zijn mond. Hij is mild in het schuld vergeven. Hij geeft Thomas zelfs geen standje, nee, Hij staat het toe dat Thomas doet wij hij zo graag wil. Hij mag de littekens van Christus voelen en hij mag zijn hand in de zijde van zijn Meester steken. De Heere Jezus is alwetend. Hij weet ook wat Thomas in zijn ongeloof tot zijn vrienden had gezegd! En, wat denk je...? Doet Thomas het...? Nee hoor, hij ziet in één ogenblik de dwaasheid van de voorwaarden die hij gesteld heeft. Nee, hij heeft nu geen bewijzen meer nodig, geen sprake van. O, wat schaamt hij zich! Hij zou wel weg willen zinken van verdriet over zijn zonde, zijn ongeloof. En wat gebeurt er..?
Thomas' ongeloof wordt verbroken. Hij voelt zich opeens niet verdrietig en eenzaam meer maar hij gelooft! Hij ziet zijn Meester hier voor hem staan! Zijn hart is zo vol van liefde tot zijn Zaligmaker dat hij zegt: "Mijn Heere en mijn God!" O, wat is alles nu anders! Wat is hij blij, echt gelukkig, blij in de Heere! Wat daalt er een vrede in zijn hart, een vrede die de wereld niet kent en alle verstand te boven gaat. Thomas mag het zeggen: "Mijn Heere en mijn God". Gelukkige Thomas. Zou je niet jaloers op hem worden? Ja, de Heere is waarlijk opgestaan! Thomas moet het nu geloven!
Toch wil de Heere Jezus Thomas nog wat leren. Hij zegt: "Thomas, je hebt Mij gezien en daarom heb je geloofd maar zó is het niet! Ik wil op Mijn Woord geloofd worden. Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en tóch zullen geloofd hebben. Dat moet jij ook leren Thomas". Dat moeten al Gods kinderen leren. Weet je wat ze steeds maar weer bidden? Dat is dit gebed: "Heere, vermeerder mij het geloof!"
Dat bidden ze telkens weer. Totdat het ogenblik zal aanbreken dat ze hun Koning zullen zien in Zijn schoonheid. Dan zullen ze voor altijd bij hun opgestane Levensvorst zijn. Hij belooft het Zijn kinderen: als je hier geloven mag zonder zien, dan zul je straks de Koning zien in Zijn volle schoonheid". Zul jij daar ook bij zijn?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988
Mivo -12 | 20 Pagina's