JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 2b: Stefanus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 2b: Stefanus

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Het jaarthema gaat over personen in de Bijbel. In deze Kompas gaat het over Stefanus. Hij was de eerste in de geschiedenis die gedood werd omdat hij van de Heere Jezus getuigde.

Doel van de vertelling
Het doel van de vertelling is dat de kinderen zien dat vrijmoedig getuigen van de Heere niet goedkoop is. Het kan je moeilijkheden opleveren en in sommige gevallen zelfs je dood betekenen. Maar getuigen van de Heere Jezus blijft niet zonder vrucht! Het is niet goedkoop, het is kostbaar!

Introductie van het thema voor de kinderen
Laat een afbeelding zien van wat er gebeurt met een zaadje wat je zaait (zie bijvoorbeeld de afbeelding achterin deze handleiding, uit de werkboekjes of een afbeelding van internet). Of neem een zakje zaad mee en vraag wat er onder de grond gebeurt als je dit gaat zaaien. Het zaadje sterft, maar er groeit een mooie plant uit. Als het zaadje heel gebleven was, was de plant er niet geweest. En de plant is er een ‘getuige’ van dat er een zaadje is gezaaid.
Zo is het ook in het verhaal uit de Bijbel wat we nu gaan horen. Het gebeurde in de tijd nadat de Heere Jezus naar de hemel was gegaan en Zijn discipelen het Evangelie gingen verkondigen.

Zingen
Psalm 3
Psalm 17:4, 5 en 8
Psalm 23
Psalm 68:10
Psalm 108:1 en 2
Psalm 149:1 en 5
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: De Heer’ is mijn Herder

Lezen
Handelingen 6:1-8

Kerntekst
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft het alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort (Johannes 12:24).

Vertelling

“Stefanus, kunt u mij misschien helpen?” De vrouw pakt Stefanus bij de mouw van zijn mantel. Haar ogen staan smekend. “Kom maar even hier aan de kant staan, dan kunt u vertellen wat er is,” antwoordt Stefanus. Het is zo druk op de straten in Jeruzalem. Er lopen koopmannen uit verre landen; voorname Schriftgeleerden en Farizeeërs; arme bedelaars die proberen genoeg geld te krijgen voor hun dagelijks eten; vaders, moeders en kinderen. Veel mensen praten Aramees met elkaar, dat is de taal van de Joden in Israël. Maar er zijn ook Joden die Grieks met elkaar praten. Dat komt omdat zij jarenlang in het buitenland hebben gewoond. Nu zijn ze weer terug in Jeruzalem. En dan zijn er nog alle verschillende talen van de kooplieden. Jeruzalem is een belangrijke stad!
De vrouw die Stefanus aansprak, heeft met haar familie ook in het buitenland gewoond. Toen ze hier in Israël terugkwamen, gebeurde er iets wat ze niet verwacht hadden. Ze hoorden allerlei mensen praten over Jezus. Hij zou de Messias zijn Die ze verwachtten. Hij had zieken genezen en allerlei wonderen gedaan. Hij had de mensen verteld over het Koninkrijk van God. Maar Hij was door de Farizeeërs en Schriftgeleerden gevangengenomen en gekruisigd. Sommige mensen zeggen dat Hij daarna is opgestaan en dat Hij is opgenomen in de hemel. Die mensen worden ‘christenen’ genoemd. Sinds kort bezoekt de vrouw de samenkomsten van de gemeente in Jeruzalem. Ze wil nog veel meer horen over Jezus, de Messias. Ze heeft ook gezien dat de apostelen zieke mensen beter kunnen maken. En daarom spreekt ze nu Stefanus aan. Want haar zoontje is ziek. Hij wordt maar niet beter. En ze weet, dat Stefanus van de Heere kracht krijgt om zieke mensen beter te maken. Snel vertelt ze haar verhaal aan Stefanus. “Mijn zoontje heeft hoge koorts, kunt u alstublieft komen?” Stefanus belooft haar vandaag nog te zullen komen. Opgelucht gaat de vrouw weer weg. Ze weet het: Stefanus is geen wonderdoener. Maar God is dat wel!
De volgende dag loopt Stefanus naar het plein voor de tempel. Daar zijn altijd veel mensen. Daar zal hij vandaag weer gaan vertellen over de Heere Jezus, zijn Meester. Wie weet, misschien zijn er dan weer nieuwe mensen die de Heere Jezus willen gaan volgen. Het hart van Stefanus is vol blijdschap. De Heere zegent hun werk zo rijk! Zelfs priesters komen tot het geloof in de Heere Jezus! Stefanus is een diaken van de gemeente in Jeruzalem. Hun gemeente groeit hard. Steeds meer mensen komen in de samenkomsten. Joden die in Jeruzalem zijn geboren, maar ook Joden zoals Stefanus, die in het buitenland zijn geboren.
Een poosje geleden was er onrust in hun gemeente. De Joden uit het buitenland vonden dat hun weduwen vergeten werden als er voedsel of kleding werd uitgedeeld. Ze werden ook niet gevraagd om mee te helpen bij de maaltijden die klaargemaakt moesten worden. Alles werd gedaan door de Joden die in Jeruzalem waren geboren. “Het is net of wij er niet bij horen,” zeiden ze. Toen hadden de apostelen een plan bedacht. Er werden zeven mannen aangesteld om er op te letten dat de weduwen uit het buitenland niet meer werden overgeslagen. Stefanus was een van hen. Omdat hij Grieks praat, net als zij, durven ze sneller naar hem toe te komen. Zoals die vrouw die hem gisteren aansprak en hulp vroeg voor haar zieke zoontje. Wat een wonder: de Heere heeft het jongetje beter gemaakt! Wat was de moeder blij! Stefanus ook. ‘De Heere zegent ons zo rijk’, denkt hij. Hij zou wel willen dat alle mensen in Jeruzalem in de Heere Jezus gaan geloven! En daarom is hij nu op weg naar het plein voor de tempel. Als Stefanus daar aankomt, loopt hij naar een groepje mensen toe. Hij vraagt of ze wel eens van de Heere Jezus hebben gehoord. “Ja,” zeggen de mensen, “we hebben iets van Hem gehoord. Kunt u ons nog meer over Hem vertellen?” Stefanus begint te vertellen. Zijn gezicht staat blij. Iedereen kan zien hoeveel hij van zijn Meester houdt. Hij vertelt dat de Heere Jezus is gekomen om de wetten van Mozes te vervullen. Hij gaf Zijn leven aan het kruis, als een offer. Daarom hoeft er niet meer geofferd te worden in de tempel. Het offer dat God wilde, is nu gebracht! Er is vergeving voor iedereen die in de Heere Jezus gelooft! Aandachtig luisteren de mensen. Ze zien dat Stefanus gelukkig is. Hoe zou dat komen? Er komen steeds meer mensen meeluisteren. Plotseling roept een man: “U zegt dit allemaal wel, maar die Jezus, dat was toch een godslasteraar? Daarvoor is Hij toch veroordeeld? Dat zeggen de Farizeeërs en Schriftgeleerden. En zij zullen het wel weten!” Stefanus blijft rustig. Hij vertelt nog meer over Wie de Heere Jezus was en dat Hij nu in de hemel is. Hij is de Koning van de Joden, de beloofde Messias. Hebben de mensen Zijn woorden dan niet gehoord en Zijn tekenen dan niet gezien? De mannen kunnen Stefanus niet overtuigen. Boos lopen ze weg. Maar de Heere zegent de woorden van Stefanus. Want ook nu zijn er weer mensen die een volgeling van de Heere Jezus worden.
Het is ochtend, een paar weken later. Stefanus staat op het plein voor de tempel. Om hem heen staat een groepje mensen. Ze luisteren aandachtig. Maar dan… ineens klinkt er boos geschreeuw! “Hij is het! Mensen, luister niet naar hem!” Alle aandacht is ineens weg. De mensen kijken achterom. Stefanus ziet het gelijk: het zijn de mannen die zo boos tegen hem zijn geweest! En deze keer hebben ze nog meer mensen meegenomen. Stefanus ziet Farizeeërs en Schriftgeleerden en andere belangrijke Joodse mannen. Beschuldigend steken ze hun vinger naar hem uit. “Hij vertelt dingen die godslasterlijk zijn! Over Jezus, Die onze tempel af zal breken en die de wetten van Mozes ongedaan wil maken. Dat is vreselijk! De tempel, dat is de plaats waar wij God moeten dienen. Die plaats is heilig! En de wetten van Mozes zijn ontzettend belangrijk. De Farizeeërs en de Schriftgeleerden weten hoe je die moet houden. Er is geen andere waarheid. Wat u zegt, Stefanus, is een leugen! Erger nog: u lastert God!”
Woedend komen ze naar Stefanus toe en pakken hem vast. “Laten we naar de Joodse Raad gaan. Zij moeten rechtspreken over deze man,” roepen ze. Stefanus gaat mee. Hij weet het: hij hoeft niet bang te zijn. God is bij hem. De Heere Jezus heeft gezegd: Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen, die zich tegen u verzetten. Dat zal de Heere ook nu doen, dat weet Stefanus zeker.
Als ze bij de Raad komen, herhalen de mannen hun beschuldiging. “Hij heeft de tempel gelasterd en de wetten van Mozes. En daarom heeft Hij God Zelf gelasterd!” De mannen roepen en schreeuwen allemaal tegelijk. De Joodse Raad moet hen geloven. Deze man moet worden gestraft! Dan wordt het plotseling stil. De mannen van de Raad houden hun ogen op Stefanus gericht. De beschuldigers zwijgen nu ook. Ze kijken naar Stefanus. Rustig staat hij daar. Zijn gezicht glanst als het gezicht van een engel. Zijn ogen stralen! Iedereen in de zaal kan het zien: de Heere Zelf is met Zijn Geest in het hart van Stefanus. Hij geeft hem rust.
Dan verbreekt de hogepriester de stilte. “Kloppen deze dingen, die ze van u zeggen?” vraagt hij. Stefanus neemt het woord. “Broeders en vaders,” begint hij. Broeders, noemt hij hen. Ook al hebben ze zich niet als broeders gedragen, ze zijn het wel. Ze horen bij hetzelfde volk! Vaders, noemt Stefanus de mannen van de Raad. Hij laat zien dat hij veel respect voor hen heeft. Dan vertelt Stefanus de mannen een verhaal. Het is hun eigen geschiedenis, de geschiedenis van hun volk. Hij vertelt over Abraham, Jozef en Mozes en de profeten. Hij vertelt dat de Heere op heel veel plaatsen gediend kan worden en niet alleen in de tempel. Maar dan wordt zijn toon ernstig. Want wat deed het volk met de profeten die de Heere stuurde? Ze wilden niet naar hen luisteren! “En u,” zegt Stefanus, “u bent nog erger. Want u wees de grootste Profeet af Die de Heere stuurde. Hij stuurde de Profeet van Wie Mozes al had gezegd dat Hij zou komen: de Messias, de Heere Jezus. U wees Hem niet alleen af, u doodde Hem zelfs!” De ogen van Stefanus fonkelen van boosheid. Hij is niet langer de beschuldigde, maar hij beschuldigt zijn aanklagers. Niet híj is een godslasteraar, dat zijn zíj!
Als Stefanus dit zegt, breekt er een tumult los. Kokend van woede en tandenknarsend staan de mannen voor Stefanus. Maar Stefanus kijkt niet naar hen. Hij kijkt naar boven, naar de hemel. Zijn gezicht straalt weer. “Ik zie de hemel geopend en ik zie de Zoon des mensen staan, aan de rechterhand van God!” roept hij uit. Wat een heerlijk ogenblik voor Stefanus. De Heere weet hoe Zijn knecht straks zal lijden. Daarom bemoedigt Hij hem. Daar, waar de Heere Jezus is, zal Stefanus straks ook zijn. Nog even…!
Maar de Joodse mannen luisteren niet naar hem. Ze stoppen hun vingers in hun oren. Ze willen het niet horen en niet zien! Ze pakken hem vast en sleuren hem mee. Ze weten precies waar ze hem heen gaan brengen: naar buiten de stad. Daar zullen ze hem stenigen! Dat is de straf voor een godslasteraar. Dat ze dat eigenlijk niet zelf mogen beslissen, daar willen ze niet aan denken. Dat ze eerst nog langs de Romeinse stadhouder moeten gaan om toestemming te vragen, dat schuiven ze opzij. Deze man moet gedood worden en wel nu!
De woedende groep gaat door de straten van Jeruzalem. Als ze buiten de poort komen, trekken de mannen die getuigenissen hebben afgelegd, hun overkleding uit. Dan kunnen ze straks nog beter mikken met de zware stenen. Ze leggen hun kleren aan de voeten van een jonge man. Saulus, heet hij. Saulus staat met een tevreden gezicht toe te kijken. Hij is een jonge Schriftgeleerde en wil heel graag de wetten van Mozes houden. Wat goed, denkt hij, dat deze Stefanus wordt gestenigd!
Daar gooit de eerste getuige een steen. Een andere getuige gooit er nog een. Ze zullen doorgaan, tot Stefanus niet meer leeft. Hoor, Stefanus roept iets! “Heere Jezus, ontvang mijn geest!” Horen de mannen dit? Het lijkt op wat de Heere Jezus Zelf riep aan het kruis. “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.” Steeds meer stenen dalen op Stefanus neer. Temidden van die stenenregen knielt Stefanus. Luid, zodat iedereen het kan horen, roept hij: “Heere, reken hun deze zonde niet toe!” Net als de Heere Jezus bidt hij voor zijn vijanden. Als hij dit gezegd heeft, sterft Stefanus. In de Bijbel staat: en toen ontsliep hij. Zoals iemand die rustig kan gaan slapen, omdat hij weet dat er Iemand is die over hem waakt. Stefanus hoort niet meer wat de mensen zeggen. Hij ziet niet meer wat ze doen. Hij voelt de pijn van de zware stenen niet meer. Hij is bij zijn Meester in de hemel. Bij de Heere Jezus, Die hij zojuist nog heeft gezien. Nu is hij zelf op die heerlijke plaats. Geen steen kan hem meer treffen, geen boze woorden kunnen hem nog raken. Daar heeft hij het gehoord uit de mond van de Heere Jezus: “Kom in, gezegende Mijns Vaders, en beërf het Koninkrijk dat voor u is weggelegd.”
De dag is bijna voorbij. De zon staat al laag. Stil komen een paar mannen naar de plaats waar Stefanus ligt. Voorzichtig tillen ze zijn lichaam op en begraven het. Ze laten aan iedereen hun verdriet zien. Voor de christenen is het vanaf die dag niet meer veilig. Ze worden hun huizen uit gesleurd en in de gevangenis gestopt. Saulus, de jonge man die op de kleren paste, helpt fanatiek mee. Veel christenen vluchten naar een ander deel van het land, waar ze veilig zijn. En wat staat er dan in de Bijbel? Zij dan nu die verstrooid waren, gingen het land door en verkondigden het Woord. Ze zijn niet bang geworden om van de Heere Jezus te getuigen. Hij is hen alles waard! Zo wordt door de vervolging het Woord van God alleen maar verder verspreid. De Heere zegent Zijn Woord. Hij heeft ook het gebed van Stefanus verhoord. In elk geval voor één man: voor Saulus. Nu is hij nog een vervolger van Gods gemeente. Maar hij zal straks een zendeling worden. De Heere bouwt Zelf Zijn kerk!

Na de vertelling:
• Denk nog eens terug aan het beeldverhaal van het zaadje dat werd gezaaid en waar een plant uit kwam. Zie je in dit verhaal ook zoiets gebeuren?
• Laat de tekst zien uit Johannes 12:24-26. Dit zijn woorden van de Heere Jezus. Wat bedoelde Hij daarmee?
• Heeft die tekst alleen iets over Stefanus te zeggen, of betekent het ook iets voor jou? Wat kun jij ervan leren?

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte

Wie was Stefanus?
Stefanus was een Grieks sprekende Jood in de gemeente van Jeruzalem. Hij stierf omstreeks 35 na Christus. Stefanus betekent in het Grieks: erekrans of kroon.

De situatie van de Griekstalige weduwen
In de gemeente in Jeruzalem waren geboren Joden, die Hebreeuws of Aramees spraken en Joden die vanuit de diaspora terug waren gekomen naar Jeruzalem. De laatste groep sprak meestal Grieks, vandaar dat zij met ‘Grieksen’ worden aangeduid. (De diaspora – verstrooiing van de Joden over de omliggende landen en het Middellandse zeegebied – begon na de eerste wegvoering naar Babel in 586 v. Chr. In de tijd van Stefanus leefden er zelfs meer Joden buiten dan in Israël).
In Handelingen 6 vers 1 gaat het over onenigheid in de gemeente, omdat de Griekstalige gemeenteleden klagen dat hun weduwen in de dagelijkse bediening verzuimd werden. Volgens de kanttekeningen en andere verklaarders kan dit twee dingen betekenen: de Griekstalige weduwen waren arm en werden overgeslagen bij het uitdelen van middelen; of deze weduwen werden niet betrokken bij de bediening. Voor beide mogelijkheden zijn argumenten aan te voeren. Duidelijk is in elk geval dat zij zich niet gezien hebben gevoeld.

De zeven nieuwe ambtsbroeders
Om te zorgen voor een betere verdeling van de aandacht en middelen, worden zeven mannen aangesteld die hiervoor verantwoordelijk zullen worden. De mannen die worden gekozen voor dit ambt, moeten aan verschillende voorwaarden voldoen. Ze moeten goed bekend staan in de gemeente. Verder moeten ze vol zijn van de Heilige Geest. Ze moeten ook wijs zijn. Het is duidelijk dat het hier niet zomaar om praktische vaardigheden gaat. Het moeten mannen zijn in wie de Heere werkt en die levende getuigen zijn van Zijn Naam. Verschillende verklaarders gaan ervan uit dat deze mannen allen Griekssprekende Joden zijn geweest, om zo het evenwicht in de gemeente te herstellen.

Oplegging van de handen
Bij hun bevestiging krijgen de zeven mannen de handen opgelegd door de apostelen. Dit doen ze niet omdat zij daardoor de Heilige Geest zouden ontvangen; ze waren immers al ‘vol van de Heilige Geest’. De handoplegging heeft als doel hun genade en kracht van God toe te bidden voor de taak die ze gaan verrichten. De handoplegging werd voorafgegaan door een gebed. De inhoud daarvan wordt niet vermeld, maar zal waarschijnlijk dezelfde strekking hebben gehad.

Groei van de gemeente
Na deze gebeurtenissen keert de vrede terug in de gemeente. Het Woord van God wordt rijk gezegend. Er komen veel nieuwe mensen tot geloof, de groei van de gemeente is niet te stuiten. Zelfs een groot aantal priesters gelooft het Evangelie van Jezus Christus. Dit moet heel bemoedigend zijn geweest voor de apostelen en de gelovigen.

De bediening van Stefanus
Uit Handelingen 6:8 blijkt, dat Stefanus zich niet alleen bezighield met het verdelen van middelen in de gemeente. Stefanus doet grote wonderen en tekenen onder het volk, dus onder de mensen in Jeruzalem. Hierbij moeten we denken aan genezingen die buiten de gewone orde vallen. Ze gebeuren door Gods kracht en ze zijn bedoeld om het Woord te onderstrepen. Stefanus doet, net als de apostelen, het werk van een evangelist. Hij was ‘vol van geloof en kracht’. Zo wordt zichtbaar wat er al eerder van hem werd gezegd: dat hij vol was van de Heilige Geest. Het geloof verwacht en verkrijgt wonderen en tekenen van de Heere.
Dat blijft niet onopgemerkt. Het zijn met name Joden van bepaalde groeperingen die teruggekeerd zijn uit het buitenland, die gaan twisten met Stefanus. De synagogen die worden genoemd, hebben waarschijnlijk daarmee verband als de plaatsen waar zij samenkwamen. Wat precies het karakter en de samenstelling is geweest van deze groeperingen, is niet meer goed te achterhalen. Het is wel aannemelijk dat het Griekssprekende Joden waren, net als Stefanus zelf. Zeer waarschijnlijk heeft hij in de eerste plaats onder zijn eigen taalgenoten gewerkt.
Hoewel ze hem strikvragen stellen, kunnen ze Stefanus niet tegenspreken. Stefanus spreekt met wijsheid en is vervuld van de Heilige Geest, Die hem leert wat hij zeggen moet. Dit had de Heere Jezus ook beloofd, toen Hij Zijn discipelen vertelde over de tijd die komen zou. Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen, die zich tegen u verzetten (Lukas 21:15).

De beschuldiging van Stefanus
Als ze door openlijk redetwisten Stefanus de mond niet kunnen snoeren, gaan de Joden andere middelen gebruiken. Ze gaan hem beschuldigen van Godslastering. Welke mannen ze hiervoor precies hebben ingezet, is niet duidelijk. Het waren mensen die bereid waren een vals getuigenis te geven. De beschuldiging luidt, dat Stefanus lasterlijke dingen tegen Mozes en God heeft gezegd. De wet van Mozes, dat was de levenswijze van de Joden. Die wilde Stefanus volgens zijn beschuldigers aantasten. Lasterlijke woorden tegen God, dat gaat nog verder. Erg concreet wordt hun beschuldiging niet. Maar niettemin heeft die het gewenste effect: het volk, dat eerst naar Stefanus luisterde, keert zich nu tegen hem. Ook de oudsten en de Schriftgeleerden keren zich tegen Stefanus, wat – gezien hun eerdere vijandschap tegen de Heere Jezus – ook niet verwonderlijk was. Hier wordt duidelijk wat stemmingmakerij teweeg kan brengen. Alle redelijkheid ontbreekt.
Er volgt geen ordelijke arrestatie. Stefanus wordt als een misdadiger gegrepen en naar de Raad van oudsten gebracht. Daar worden de valse getuigen weer opgevoerd. Ze maken hun beschuldiging iets concreter. Opvallend is, dat het precies dezelfde beschuldiging is die destijds tegen de Heere Jezus werd gebruikt. Namelijk dat Hij de tempel zal verwoesten en de wetten van Mozes zal veranderen. Zoals ze destijds de woorden van de Heere Jezus verdraaiden, zo doen ze dat nu met de woorden van Stefanus. Wat ook vreemd is, is dat zij zich hier zo over opwinden. De Heere Jezus was al lang niet meer op aarde. Hoe kon Hij de tempel nog verwoesten of de wetten van Mozes veranderen? Niettemin zijn het zware beschuldigingen aan het adres van Stefanus, omdat ze Godslasterlijk zijn in de ogen van de Joden. Na de beschuldiging houden de leden van de Raad ogen op Stefanus gericht. Hoe zal hij reageren? Ze zien het gezicht van Stefanus als ‘het gezicht van een engel’. Het glanst met een hemelse glans. Zoals eens het gezicht van Mozes glansde toen hij in de nabijheid van God was geweest. Opvallend, dat juist nu Stefanus zo’n gelijkenis met Mozes vertoont. Het duidt erop dat Stefanus in deze situatie de bijzondere nabijheid van de Heere heeft ervaren.

De rede van Stefanus
Na dit bijzondere moment krijgt Stefanus de gelegenheid zichzelf te verdedigen. Handelingen 7 begint hiermee. “Zijn dan deze dingen alzo?” vraagt de hogepriester hem. Dan steekt Stefanus van wal. Hij begint zijn betoog respectvol. ‘Mannenbroeders’ noemt hij hen om aan te geven dat hij zich als Jood met hen verbonden weet; en ‘vaders’ duidt op eerbied voor hun ambt en positie.
Dan volgt een navertelling van de geschiedenis van het volk Israël. Door deze vertelling wil Stefanus de Joden laten zien dat het volk altijd de profeten van God heeft vervolgd. Hij begint verbindend en schaart zich als Jood bij de andere Joden. In het begin van zijn rede klinken nog geen beschuldigingen. Wel laat hij doorklinken dat God niet aan een bepaalde plaats is gebonden om te werken. Dit doet hij om duidelijk te maken dat de tempel in Jeruzalem niet de enige plaats is waar God gediend kan worden, zoals de Joden geloven. Hij noemt Abraham; Jozef (hier klinkt een eerste beschuldiging aan het adres van de broers). Uitgebreid gaat hij in op de geschiedenis van Mozes (hier laat Stefanus merken dat het volk hem niet wilde erkennen als van God gezonden leider. Hoewel hij het niet letterlijk zegt, laat hij duidelijke overeenkomsten zien tussen Mozes en Jezus). Dan citeert Stefanus in vers 37 de uitspraak van Mozes dat ‘de Heere een Profeet uit uw broeders zal laten opstaan, naar Hem moet u luisteren’). Hoewel Stefanus ook hier nog niet de naam van Jezus noemt, weten de Joden dat hij Hem bedoelt. Hij laat zien dat het volk voortdurend rebelleerde tegen de wetten van Mozes; de aanklacht die tegen hem zelf gericht was, speelt hij nu terug naar de Joodse leiders.
Stefanus gaat verder met aan te tonen dat God niet aan één plaats is gebonden. Dat doet hij onder andere door het beeld van de tabernakel, die telkens weer afgebroken en opgebouwd werd. In vers 48 en 49 komt dit tot een climax.
Dan komt in vers 51 de rechtstreekse beschuldiging aan de Joden. Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij weerstaat altijd de Heilige Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij. Als beschuldigde beschuldigt Stefanus nu zijn aanklagers. ‘Onbesnedenen van hart en oren’ betekent dat zij niet wilden luisteren naar Gods boodschap. Ook in het Oude Testament wordt deze uitdrukking soms gebruikt, bijvoorbeeld door Jeremia. Deze Joden zijn zelfs nog erger dan hun voorvaders. Die vervolgden de profeten weliswaar, maar doodden hen (meestal) niet. Maar deze Joden hebben de Rechtvaardige (Jezus) gedood.

De woede van de Joden en de blijdschap van Stefanus
In vers 54 komt het tot een climax. Als de Joden de beschuldigingen van Stefanus horen, barsten hun harten van woede. Tandenknarsend staan ze tegenover hem. Stefanus heeft waarschijnlijk voorvoeld hoe hun reactie zou zijn. Maar hij weet zich geleid door de Heilige Geest en kijkt daarom omhoog, naar de hemel. Dan laat God hem op een indrukwekkende manier Zijn nabijheid zien. Hij opent de hemel voor de ogen van Stefanus, zodat die de Heere Jezus ziet staan aan de rechterhand van God de Vader. Door dit heerlijke gezicht wordt Stefanus gesterkt in de voorbereiding op zijn dood – hij hoeft niet te vrezen, hier zal hij straks zijn. Ook wordt Stefanus zo tot een getuige gemaakt. Want hij zegt wat hij ziet: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods. Opmerkelijk is het dat de Heere Jezus vlak voor Zijn veroordeling uitspreekt wat Stefanus nu ziet (Matth. 26:64; Lukas 22:69). De benaming ‘Zoon des mensen’ ontleent Stefanus aan Daniël 7:13, waar staat dat ‘iemand gelijk een mensenzoon’ komt met de wolken om de heerschappij over de aarde te ontvangen. Wanneer Stefanus deze woorden uitspreekt, zijn ze geladen met de verwachting dat de Heere Jezus zal wederkomen om de aarde te regeren.

De steniging van Stefanus
Voor de Joden is het genoeg. Ze vallen woedend op hem aan en grijpen hem vast. Officieel moest een doodsvonnis door de Romeinse overheid bekrachtigd worden. Die stap slaan de Joden over. Ze besluiten Stefanus zonder toestemming te stenigen. Dat gebeurt – nu wel volgens de richtlijnen – buiten de stad. De getuigen die belastende verklaringen hadden afgelegd, hadden hierbij een belangrijke functie. Bij een steniging werd een veroordeelde eerst van een steilte geworpen door de eerste getuige. Een tweede getuige wierp daarop een zware steen op hem. Als de veroordeelde dan niet was gestorven, mochten de omstanders deelnemen aan de steniging. De getuigen deden hun overkleding uit (waarschijnlijk om zich vrijer te kunnen bewegen) en legden die aan de voeten van Saulus, de latere apostel. In de regel werd het dode lichaam van de veroordeelde aan een paal te kijk gehangen, als waarschuwing. Daarna werd het – diezelfde dag nog – begraven op een begraafplaats voor misdadigers. Niemand mocht in het openbaar rouw over hem bedrijven.
Lukas is sober in het beschrijven van de steniging. Hij legt de nadruk op het getuigenis dat Stefanus geeft. Terwijl de stenen op hem neerdalen, roept Stefanus de Heere Jezus aan: Heere Jezus, ontvang mijn geest. Hier is een overeenkomst te zien met een van de laatste kruiswoorden van de Heere Jezus: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.
Terwijl hij op zijn knieën valt, roept hij zijn laatste woorden uit, zodat iedereen die kan horen: Heere, reken hun deze zonde niet toe! Ook in deze woorden volgt hij de Heere Jezus na, Die riep: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. In elk geval is dit gebed in het leven van Saulus verhoord. ‘Toen ontsliep hij’ staat er in de Bijbel. Een troostvolle benaming voor het sterven van Stefanus. Hij mag nu bij de Heere Jezus zijn, die hij net tevoren nog heeft gezien.

Wat er daarna gebeurde
Door enkele ‘godvruchtige’ mannen wordt het lichaam van Stefanus begraven. Omdat diezelfde dag de vervolging tegen de christenen losbrak, kan het ook zijn dat dit vrome Joodse mannen waren, die nog niet openlijk tot het christendom waren overgegaan en die het niet eens waren met de gang van zaken. Tegen de regels in leggen ze het lichaam in een graf en bedrijven ze openlijk rouw over hem.
De steniging van Stefanus was het begin van een heftige vervolging van de christenen. Ze werden uit Jeruzalem verjaagd naar het platteland van Judea en Samaria. Het is waarschijnlijk dat zij (of een deel van hen) later weer zijn teruggekeerd. De vervolging had als positief effect dat het Evangelie nu over een groter gebied werd verspreid; over Judea en Samaria, zoals de Heere Jezus het bevolen had. Alleen de apostelen werden gespaard. Blijkbaar hadden zij toch zoveel achting, dat de Joden de hand (nog) niet aan hen durfden te slaan. Zij bleven in Jeruzalem.
Ook Saulus wordt hier weer met name genoemd. Hij had een ‘welbehagen’ aan de dood van Stefanus en is fanatiek in het vervolgen van de christelijke gemeente. Het gaat er hard aan toe. Mannen en vrouwen worden uit hun huizen gesleurd en gevangengezet. Het maakte diepe indruk, niet alleen op de christenen, maar – tot zijn latere verdriet – ook op Saulus zelf. In Handelingen 22: 20 komt hij terug op wat hier gebeurde, als hij op de trappen van de tempel de Joden toespreekt: En toen het bloed van Stefanus, Uw getuige, vergoten werd, dat ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde van hen, die hem doodden.
De geschiedenis eindigt in Handelingen 8:4 met de opmerking dat de vervolgde christenen het land doorgingen en overal het Woord verkondigden. Wat door de vervolgers was bedoeld om de voortgang van het Woord te stoppen, resulteerde juist in de verspreiding daarvan.

Belijdenisgeschriften
Christus in de hemel – H.C. vraag 49
Vraag: Wat nut ons de hemelvaart van Christus?
Antwoord: Ten eerste, dat Hij in den hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is. Ten andere, dat wij ons vlees in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, Zijn lidmaten, ook tot Zich zal nemen. Ten derde, dat Hij ons Zijn Geest tot een tegenpand zendt, door Wiens kracht wij zoeken wat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet wat op de aarde is.

De troost van het eeuwige leven - H.C. vraag 57
Vraag: Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven?
Antwoord: Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, en in geens mensen hart opgeklommen is, en dat om God daarin eeuwiglijk te prijzen.

De volharding der heiligen – Dordtse Leerregels hoofdstuk 5
Zie de tekst van de Dordtse Leerregels achterin de Bijbel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Kompas Handleiding | 24 Pagina's

Handleiding 2b: Stefanus

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Kompas Handleiding | 24 Pagina's