Handleiding 2a: Het dochtertje van Jaïrus
Kinderen in de Bijbel
Toelichting op het thema
Dit jaar behandelen we in de Kompasschetsen het thema ‘Kinderen in de Bijbel’. Aan de orde komen het dochtertje van Jaïrus, de kleine Mozes, de kinderen door Jezus gezegend, Jozef, gehoorzaam en gehaat, de kerstschets over hét Kind dat aanbeden wordt door de wijzen, Samuël naar de tabernakel, Joas gered, de kinderen in de tempel na de intocht van Jezus en Izak, de beloofde zoon.
De kinderen uit deze vertellingen kunnen voor onze kinderen een voorbeeld zijn. In deze schets zal het gaan over het dochtertje van Jaïrus.
Doel van de vertelling
Door middel van deze vertelling willen we de kinderen de almacht van de Heere Jezus laten zien, Die zelfs de doden opwekt en ze het leven geeft. Ook willen we de kinderen laten nadenken over de dood. Niet om ze bang te maken voor de dood, maar om ze op te roepen de Heere vroeg te zoeken. Want ook kinderen kunnen sterven. Je mag, net als Jaïrus, tot Hem vluchten. Ook als je (ernstig) ziek bent. Bij Hem is uitkomst. Zo is de Heere ook machtig om ons te verlossen van onze geestelijke dood. Alleen door het geloof in de Heere Jezus, Die dit opwekkingswonder doet, is de dood een doorgang tot het eeuwige leven.
Introductie van het thema voor de kinderen
Optie a
Teken twee kolommen op het bord of op een groot vel papier en schrijf er boven: dood - leven. Laat de kinderen kenmerken opschrijven van ‘dood’ en van ‘leven’. Stuur de antwoorden naar de volgende kenmerken: Als je leeft, kan je horen, zien, voelen, praten, eten, bewegen/dingen doen. Als je gestorven bent niet meer. Dan kan je niets meer.
Hierna de vertelling vertellen. Na het vertaal terugkomen op deze kenmerken van dood en levend, maar dan toepassen op ons hart: geestelijk dood en geestelijk levend gemaakt. (Zie toelichting aan het eind van het verhaal).
Optie b
Laat de kinderen verschillende verhalen uit de Bijbel noemen waarbij de Heere Jezus iemand uit de doden heeft opgewekt (het dochtertje van Jaïrus, de jongeling te Naïn, Lazarus). Vraag de kinderen of ze kunnen vertellen waarom God dat deed (om Zijn almacht te tonen, opdat mensen in Hem zouden gaan geloven. Hij is sterker dan de dood. Hij heeft de dood overwonnen. Maar Hij deed het ook uit liefde en barmhartigheid en tot een bewijs dat Hij ook de geestelijke dood kan overwinnen).
Zingen
Psalm 13:1, 3 en 5
Psalm 27:7
Psalm 48:6
Psalm 68:10
Psalm 89:19
Psalm 103:8 en 9
Lied uit ‘Tot Zijn eer’: Ontwaakt, gij die slaapt
Lezen
Markus 5:21-24 en 35-43
Deze geschiedenis staat ook in Mattheus 9:18 en 19 en 23-26 en in Lukas 9:40-42 en 49-56.
Kerntekst
En Hij vatte de hand van het kind en zeide tot haar: Talitha kûmi; hetwelk is, zijnde overgezet: Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op (Markus 5:41).
Vertelling
Snel! Hij moet opschieten! Bange gedachten gaan door zijn hoofd. Zal zijn dochtertje nog leven? Zal hij nog op tijd zijn? Hij moet haast maken. Zoekend gaan zijn ogen door de straten. Waar is Jezus? Hij is zijn enige redding! Als hij op tijd bij Hem is, dan is er nog hoop! Jezus, de Profeet uit het verachte Nazareth, is zijn enige hoop. Hij moet Hem vinden! Zo snel mogelijk!
Ja, daar is Hij! Snel dringt hij zich tussen de menigte mensen door. Al die mensen die gekomen zijn om Jezus’ woorden te horen en vooral om Zijn wonderen te zien! Vol verwondering luisteren ze naar de Heere Jezus. “Hoe is het mogelijk?” denken ze. Vol van nieuwsgierigheid willen ze bij Hem in de buurt zijn, willen ze Hem zien. Plotseling worden ze opzij geduwd. Een man dringt zich tussen hen door. Hij heeft haast, dat zien ze wel. Wie is die man? Waarom heeft hij zo’n haast?
Het is Jaïrus. Hij is de overste van de synagoge. Hij heeft de leiding in de synagoge. Hij zorgt ervoor dat het gebouw goed onderhouden wordt. Hij regelt veel belangrijke dingen bij de diensten. Maar vandaag heeft hij iets anders te regelen! Zijn dochtertje is ernstig ziek. Zó ziek, dat Jaïrus en zijn vrouw bang zijn dat ze ieder moment kan sterven. En het is ook nog eens zijn enige kind! Wat een verdriet hebben ze! Ze hebben al van alles geprobeerd, maar ze is alleen maar zieker geworden. Zijn enige redding is Jezus! Regelrecht gaat hij naar de plaats waar hij de Heere Jezus ziet. Jezus zit te praten, maar Jaïrus valt Hem zomaar in de rede. Hij valt op zijn knieën voor Jezus neer en zegt: “Mijn dochtertje sterft bijna. Ik bid U, kom in mijn huis en leg Uw handen op haar en zij zal leven!”
Hoor je dat? ‘En zij zal leven’, zegt Jaïrus. Hoe weet Jaïrus dat? Hij gelooft! Hij gelooft in de almacht van de Heere. Jaïrus is in grote nood. En wat doet hij? Hij vlucht naar Hem toe! Hij voelt en weet dat alleen Jezus nu nog kan helpen. Dat gelooft hij vast en zeker!
Misschien ben jij ook erg ziek geweest of is er iets in jouw leven gebeurd wat heel erg is. Vlucht je dan ook tot Hem? Bid tot de Heere of Hij je dat geloof wil geven. Hij is almachtig. Hij kan je helpen.
Jaïrus gaat. Hij weet het zeker. De Heere Jezus kan zijn dochtertje beter maken. Maar dan moet Hij wel snel meekomen naar zijn huis. O, wat is Jaïrus bang dat het al te laat is… Zou Jezus wel mee wíllen komen naar zijn huis? Ondanks zijn geloof dat Jezus het kan, is Jaïrus toch telkens bang dat het te laat is.
Gelukkig! Jezus staat op! Hij gaat mee! Als al die mensen dan nu snel aan de kant gaan! Met ontzag kijken de mensen naar Jaïrus. Ze kennen hem wel. Hij is de overste van de synagoge. Ze gaan voor hem aan de kant. Wacht, denkt Jaïrus, laat ik voorop gaan lopen, dan kan Jezus me goed volgen. Maar wat is het druk! Hij kijkt even achterom. Volgt Jezus hem nog? Jaïrus schrikt. Jezus is blijven staan. Wat is er aan de hand? De Heere Jezus heeft Zich omgekeerd en Jaïrus hoort Hem zeggen: “Wie heeft Mij aangeraakt?” O, nu gaat Jezus met die al die mensen praten. Hij staat stil. Om Jezus heen beginnen sommigen te lachen. Ja, het is ook zo druk. De mensen dringen om Jezus heen en dan vraagt Hij: “Wie heeft Mij aangeraakt?” Jaïrus ziet dat Jezus naar een vrouw kijkt. Jezus weet dat zij het was, die Hem aangeraakt heeft. Nu gaat Jezus ook nog met haar praten. “Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en zijt genezen van deze uw kwaal.” Jaïrus begrijpt het allemaal niet… Wanhopig staat hij daar. De Heere Jezus moet zo snel mogelijk met hém mee. Zijn dochter ligt op sterven! Dat is toch veel belangrijker dan praten met een vrouw! Heere, kom toch!
Dan… ziet hij dat goed? Wie komt hem tegemoet? Jaïrus trekt wit weg. Daar… daar komen enkele knechten van hem aan. Hun gezichten staan ernstig. Jaïrus slaat zijn handen voor zijn gezicht. Hij begrijpt het al. Te laat! Te laat! Als in een droom hoort hij de woorden van zijn knecht: “Uw dochter is gestorven. Maak het de Meester niet langer moeilijk.” Val de Heere Jezus niet langer lastig, want het is niet meer nodig. Ze is gestorven, Jaïrus, dus nu heeft al je haast geen zin meer.
Maar dan hoort Jaïrus nog een andere stem: “Wees niet bang, geloof alleen.” De Heere Jezus staat weer bij hem. Hij moet niet bang zijn, maar geloven! Geeft Jezus hem nu nog hoop? Jaïrus gaat richting zijn huis. En… kijk eens, de Heere Jezus volgt. Hij gaat met hem mee naar zijn huis. Alsnog. Ze komen steeds dichterbij. Van een afstand hoort Jaïrus al het gehuil en geklaag van de klaagvrouwen bij hem thuis. Ze spelen op de fluit en huilen hard om duidelijk te maken dat er iemand gestorven is. Als Jaïrus dat hoort, ja dan is het zeker: zijn dochtertje is echt gestorven. Ze zijn te laat. Hoe kan Jezus nu zeggen dat hij moet geloven? Jaïrus kijkt naar Jezus. Wat zou Hij nu gaan doen? Jezus gaat zijn huis binnen en spreekt de klaagvrouwen en alle andere mensen aan. “Vertrek,” zegt Hij. “Waarom huilen jullie? Het dochtertje is niet dood, het slaapt!” Om Hem heen beginnen de mensen te lachen. Wat zegt Jezus nu? Ze hebben het toch zelf gezien. Het dochtertje heeft echt de laatste adem uitgeblazen. Ze is echt gestorven. Hoe kan Hij dan zeggen: “Ze slaapt?” Eigenlijk willen ze weleens zien wat Jezus nu gaat doen. Maar ze worden naar buiten gestuurd. De Heere Jezus neemt alleen Petrus, Johannes, Jakobus en de ouders mee naar binnen. De anderen stuurt Hij allemaal weg. Dan gaat de deur dicht.
Daar staat Jaïrus. Het is opeens stil om hem heen. Geen nieuwsgierige, lachende mensen meer. Geen klaagvrouwen. In de kamer heerst de stilte van de dood. Daar ligt zijn dochtertje. Nog maar twaalf jaar oud. Ligt ze te slapen? Nee, zijn dochtertje is echt gestorven.
Daar staat Jezus. Hij staat bij het bed van het gestorven meisje. Hij zal Zijn almacht laten zien. Ook al denkt Jaïrus dat het te laat is. Hij weet dat het niet te laat is. Het is voor de Heere Jezus alsof ze slaapt. Hij weet het: ze zal niet in de dood blijven, maar leven! De Heere Jezus kent haar hart. Dit meisje is een kind van Hem. Ze heeft een hart gekregen dat de Heere liefheeft. Hij, de Levensvorst zal Zijn leven geven, ook voor haar. En daarom is het voor Hem alsof ze slaapt. Ze zal hier op aarde nog verder mogen leven, maar ook straks; eeuwig in de hemel.
Als je de Heere liefhebt, als je Hem hebt leren kennen, dan mag ook jij eeuwig leven. Dan is sterven niet erg. Dan is de dood een poort, een doorgang naar het eeuwige leven. Dan mag je bij de Heere in de hemel zijn om Hem voor altijd te dienen. Daar is geen zonde, geen verdriet, geen pijn, geen ziekte meer. Daar ben je volmaakt gelukkig.
Kijk! De Heere Jezus neemt de hand van het meisje in Zijn hand. Dan wordt de stilte in de kamer verbroken. De stem van de Heere Jezus klinkt: “Meisje, sta op!” Jaïrus houdt zijn adem in. Alle ogen zijn op het dochtertje gericht. Zou ze echt opstaan? Dan horen ze een zucht en… het dochtertje doet haar ogen open! Ze kijkt rond en komt overeind! Ze gaat het bed af. Alsof er niets aan hand is, loopt ze door de kamer. Jaïrus kan zijn ogen niet geloven. Is dat zijn dochtertje dat zo ziek was? Wat ziet ze er gezond uit! Ze loopt gewoon door de kamer! “Geef haar iets te eten,” zegt Jezus, “dat zal haar goed doen. En zorg ervoor dat niemand dit te weten komt.” Wat zegt Jezus nu? Hoe kan Jaïrus nu zijn mond houden over zo’n groot wonder? Zijn dochtertje is niet dood, ze leeft! Dit moet iedereen weten! Hij, Jezus, heeft zijn dochtertje opgewekt uit de dood! Ze is zelfs niet ziek meer. Hij heeft macht over de levenden en de doden. Het maakt voor Hem niet uit of zijn dochtertje nog leefde of al gestorven was. Niemand kon haar opwekken uit de dood, maar de Heere Jezus wel.
Wij gaan ook allemaal een keer sterven. Ben je weleens bang om te sterven, omdat je de Heere niet kent? Of… verlang je juist naar de Heere en wil je Hem graag dienen?
Zoals de Heere het dochtertje heeft opgewekt uit de dood, zo kan Hij ons ook opwekken. Hij, de Levensvorst, wekt doden op en schenkt hen uit genade het eeuwige leven! Hij kan ons redden van de eeuwige dood.
Wat had Jaïrus een haast! Hij vluchtte naar Jezus. Zo moeten ook wij ons haasten. Haast je om een kind van Hem te worden. Bid tot Hem! Sla het nooit over, stel het niet uit. Want we weten wél dat we een keer moeten sterven, maar we weten níet wanneer. Je bent misschien helemaal niet ziek. Je denkt misschien nog een heel lang leven voor je te hebben. Maar de dood kan heel dichtbij zijn. Gelukkig is de Heere Jezus ook nu nog dichtbij. Nee, we kunnen niet naar Hem toe gaan zoals Jaïrus, maar we kunnen wel in zijn Woord lezen en tot Hem bidden. Dan ga je ook naar Hem toe.
Luister dan nu, vandaag nog, naar Jezus’ stem, die zegt: “Vrees niet, geloof alleen.” Wie sterft in dat geloof, zal eeuwig leven.
Gesprekje naar aanleiding van de introductie
Kom nu terug op de verschillen tussen dood en levend uit de introductie van het verhaal.
Bespreek met de kinderen dat we ook ‘dood’ (geestelijk dood) zijn als we de Heere niet kennen. Kijk terug naar de kenmerken en bespreek dat je Gods stem dan niet hoort, dat je je zonden niet ziet, Gods liefde niet voelt, niet spreekt en bidt zoals het zou moeten en dat je geen dingen doet die naar Gods wil zijn. Je hongert of verlangt niet naar Hem. Als ons hart dood is, hebben we God niet lief.
Bespreek daarna ook dat we van ‘dood’ weer ‘levend’ kunnen worden. Dan gaan we de Heere liefhebben. Dan horen we Gods stem als we uit de Bijbel lezen. Dan gaan we onze zonden zien (onze ogen gaan open). We gaan de liefde van God voelen. We hongeren en verlangen naar Hem en gaan bidden en spreken met God omdat we niet meer zonder Hem kunnen leven.
Voor de leidinggevende
Het kan voor sommige kinderen van de club heel moeilijk zijn om over dit onderwerp te praten. Zeker als ze kort geleden een opa of oma of iemand anders aan de dood verloren hebben. Geef daarom de kinderen de tijd en gelegenheid om hierover te vertellen. Wijs heen naar de Heere Jezus Die de dood heeft overwonnen en vertel ze dat ze altijd met hun verdriet bij Hem terecht kunnen. De Heere weet overal van. Ook van het verdriet als je iemand die je lief had, verloren bent.
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden
‘Ze slaapt’
Het dochtertje is niet dood, maar slaapt, zegt Jezus. Het meisje is wel dood, maar dat is voor de Heere alsof ze slaapt. Hij roept de doden net zo gemakkelijk weer tot leven als wij iemand wakker roepen uit de slaap. Het dochtertje van Jaïrus is in de Heere ontslapen. Het is ook Gods kind, dat een levend bewijs mag worden van Christus’ opstandingskracht.
De opwekking van de doden
In het Oude Testament lezen we dat Elia en Elisa beiden een kind opwekken uit de dood. Het verschil tussen de dodenopwekking van deze profeten (en ook van de apostelen) en die van de Heere Jezus is dat zij de Heere erom moesten bidden. Jezus hoeft dat niet. Jezus beschikt Zelf over deze macht. Hij spreekt als de Heere van leven en dood gezaghebbend: “Sta op!” Jezus spreekt als God, Die de doden levend maakt en roept de dingen die niet zijn, alsof ze waren. De Heere laat door Zijn dodenopwekking zien dat Hij Heere is van leven en dood. Deze macht over leven en dood komt vooral tot uiting in Zijn eigen opstanding uit de dood.
Betekenis van de wonderen
Al de wonderen van de Heere Jezus hebben hun specifieke betekenis. Voor elke zieke gelovige is er hoop, van welke aard zijn ziekte ook is. Wij mensen kunnen ons aangesproken voelen als we ons ziektebeeld of het verlies van een kind herkennen in een geschiedenis in de Bijbel. Daarvoor zijn de wonderen ook bedoeld. Ze zijn tot versterking van ons geloof dat Hij aan alle ellende en zelfs aan onze dood een einde zal maken. Door de wonderen laat de Heere Jezus zien dat het geloof nooit beschaamd zal uitkomen. Door de zonde horen ziekte, verdriet en pijn voor iedereen bij het aardse leven. De Heere heeft daar Zijn bedoelingen mee. Pas door de dood verlost Hij ons ervan. Ook wij leven in de tijd waarvoor geldt: Vrees niet, geloof alleen. Het geloof ziet nu nog niet de volledige uitkomst van wat Jezus vermag: Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet (Hebreeën 11:1). Wat zal het een wonder zijn als je dan mag horen: Uw geloof heeft u behouden (Mattheüs 9:22).
Betekenis van de dodenopwekking
We lezen van de Heere Jezus dat Hij drie doden heeft opgewekt: het dochtertje van Jaïrus, de jongen in Naïn en Lazarus. Verder lezen we dat bij Zijn sterven er ook doden zijn opgewekt. Hij laat hiermee zien dat Hij als de Zoon van God macht heeft over de dood. Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend die Hij wil (Johannes 5:21). De dodenopwekking is een voorbeeld en een verzekering van de opwekking van alle doden op de laatste dag van deze wereld. Ook houdt de dodenopwekking de belofte in dat er in Zijn Koninkrijk, op de nieuwe aarde, geen ellende, gebrek, nood en dood meer zal zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn… (Openbaring 21:4 en 5).
Geloofsleer
Heidelbergse Catechismus vraag 42
Zo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het dat wij ook moeten sterven?
Onze dood is geen betaling voor onze zonden, maar alleen een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven.
Heidelbergse catechismus vraag 45
Wat nut ons de opstanding van Christus?
Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood voor ons verworven had, kon deelachtig maken. Ten andere worden wij ook door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding.
Dordse leerregels H 1, artikel 17
Nademaal wij van de wil van God uit Zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de Godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, welke God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's