JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5a: God dienen uit liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5a: God dienen uit liefde

De rijke jongeman

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zingen
Psalm 16:3 en 6
Psalm 49:4 en 7
Psalm 62:7
Psalm 73:13
Psalm 118:1 en 2

Lezen
Markus 10:17-27

Kerntekst
Een ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel, en kom herwaarts, neem het kruis op en volg Mij (Markus 10:21).

Toelichting op de vertelschets
In het achterliggende seizoen zijn de Tien Geboden behandeld. We zien in deze Kompas een jongeman die zijn hele leven naar de geboden van God heeft geleefd. Hij denkt dat hij hiermee het eeuwige leven kan verdienen. Maar het ontbreekt hem aan één ding: liefde. Zijn liefde voor alles wat hij had, stond boven zijn liefde tot God. Om Christus te volgen, moeten we alles prijsgeven.
Voor de +10 is er in plaats van de vertelling een Bijbelstudie. Zie verderop voor een bijpassende inleiding en toelichting bij het gebruik.

Suggestie(s) voor een inleiding op de vertelling
Bij de introductie over de Tien Geboden was een van de tips om een spiegel mee te nemen. De opdracht was: Wat zie je als je in deze spiegel kijkt? De Wet van God is ook een spiegel. Ben je tevreden met jezelf als je in de spiegel van de Wet kijkt?
Neem nu weer een spiegel mee naar de club. Laat deze aan de kinderen zien en schrijf dan de volgende stelling op: ‘De Tien Geboden zijn als een spiegel’
Praat kort over deze stelling. Wat hebben de kinderen gezien?
Gebruik eventueel de tekst uit Romeinen 3:20b erbij: Want door de wet is de kennis der zonde.

Vertelschets

Wat zijn ze onder de indruk. De inwoners van Perea praten er dagelijks over. Jezus’ woorden, Zijn wonderen… het heeft diepe indruk op hen gemaakt. Hij heeft zieken genezen en onderwijs gegeven. Hij heeft zelfs met tollenaren gesproken. Hij is liefdevol geweest voor iedereen, zelfs voor de allerkleinste kinderen. Ze mochten bij Hem komen. Hij heeft hen gezegend. De inwoners van Perea vinden het jammer dat Jezus alweer bij hen weggaat.
Als Jezus op weg gaat naar Judea, komt er een jongeman naar Hem toe. Het lijkt erop dat hij haast heeft. Ja, dat klopt. Hij móét Jezus nog spreken voordat Hij weg is. Lang heeft hij erover nagedacht. Maar vandaag gaat hij naar Hem toe. Hij heeft een brandende vraag voor Jezus. Het kan hem niets schelen dat iedereen hem ziet. Het maakt hem niet uit wat anderen van hem denken. Hij haalt Jezus in en valt voor Hem op zijn knieën. “Goede Meester,” vraagt hij, “wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen?”

Wie is die jongeman? Waarom komt hij met deze vraag bij Jezus?
Het is een rijke man. Hij heeft het goed in zijn leven. Toen hij nog jong was, is hij bestuurder en rechter geworden in zijn woonplaats. Dat is heel wat! De mensen kunnen op hem vertrouwen. Hij is er altijd voor iedereen. Altijd is hij beleefd en eerlijk en doet anderen geen kwaad. Dat komt omdat hij heel zijn leven naar de geboden van God geleefd heeft. Hij deed daar elke dag zijn uiterste best voor. Hij heeft heel serieus al die geboden onderhouden.

Maar toch voelt hij zich niet gelukkig. Hij is niet tevreden. Vanbinnen knaagt er iets. Iedere dag is hij ernstig bezig met de grote levensvraag hoe hij het Koninkrijk van God kan binnengaan.
Vaak denkt hij: zou ik nu echt het eeuwige leven mogen ontvangen? Als is sterf, mag ik dan echt het Koninkrijk van God ingaan? Dan twijfelt hij weer. Hij weet het niet zeker. En hij wil het zo graag wél zeker weten. Diep van binnen leeft er een verlangen naar vrede in zijn hart. Hoe hij ook zijn best doet, hij kan dat volmaakte leven maar niet bereiken. Hij voelt ten diepste dat hij iets mist.
En daarom is hij zijn huis uit gegaan. Hij gaat het Jézus vragen. Maar dan moet hij opschieten, want Jezus is al onderweg naar een andere streek.
Daar is Hij! Gelukkig, hij is nog op tijd. Hoor! Daar klinkt zijn vraag: “Goede Meester, wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve?”

Hoor je dat? Deze jongeman leefde iedere dag volgens de wet van God en toch voelde hij zich niet gerust. Herken je dat? Misschien probeer je ook wel heel serieus naar de Tien Geboden te leven en wil je graag doen wat God van je vraagt. Dat is goed, maar niet genoeg. Als de vraag van deze jongeman ook jouw vraag is, ga er dan mee naar de Heere. Want wie Hem vroeg, dat is ijverig, zoeken, zullen Hem vinden.

Wat noemt u Mij goed?” antwoordt Jezus. “Niemand is goed dan Eén, namelijk God.” Verbaasd kijkt de jongeman Jezus aan. Dit is niet het antwoord op zijn vraag. Dit antwoord verbaast hem. Wat bedoelt Jezus daarmee? Natuurlijk weet hij wel dat alleen God goed is. Maar is Jezus Zelf ook niet een goed Mens? En hijzelf, is zijn leven niet goed dan? Jezus heeft nog meer te zeggen. Hij gaat hem op de Tien Geboden wijzen. Hij gaat verder: “Maar als u in het eeuwige leven wilt ingaan, onderhoud de geboden.”
Nou, dat is het juist. Dat heeft hij gedaan. En alsof hij het antwoord van Jezus niet duidelijk genoeg vindt, vraagt hij: “Welke?” Hoor, daar klinken de voor hem overbekende woorden: “Gij zult niet doden, gij zult geen overspel doen, gij zult niet stelen, gij zult geen valse getuigenis geven, eer uw vader en moeder en; gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.”
Snel antwoordt hij: Meester, dat heb ik gedaan! Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af. Wat ontbreekt mij nog?” Open en eerlijk kijkt hij Jezus aan. En Jezus kijkt hem aan. Zijn ogen spreken van liefde. Liefde tot deze rijke jongeman. De Heere Jezus kent hem wel. Hij weet hoe hij leeft. Hij weet dat hij zoekt behouden te worden. De Heere Jezus heeft hem hierdoor lief. Maar Jezus weet ook precies waar het bij hem op vast zit. En dat gaat de Heere hem laten zien.

Wat had hij graag gehoord dat Jezus zou zeggen: Niets. Er ontbreekt helemaal niets meer. Maar het antwoord klinkt zo heel anders. Jezus zegt: ”Nog één ding ontbreekt u!” Hoor je dat, één ding mist de jongeman. Dat is liefde! Liefde tot God en zijn naaste. Dat is het allerbelangrijkste om op een goede manier de geboden te kunnen houden. Hij heeft God wel lief, maar hij houdt nog meer van zijn bezittingen. Hij probeert beide te dienen. Zijn rijkdom staat hem in de weg. Zijn geld en bezittingen zijn als een afgod voor hem. Die afgod moet hij kwijt, anders is hij verloren. Hoor, Jezus gaat hem beproeven. “Ga heen, verkoop alles wat gij hebt en geef het de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug, neem het kruis op en volg Mij.”
Wat? Kan hij alleen zó het eeuwige leven krijgen? Moet hij daarvoor al zijn spullen verkopen en het geld uitdelen? Nee, dat doet hij echt niet. Dat kan hij niet! Zijn dure kleren, zijn boekrollen, al zijn bezittingen zijn hem daarvoor te veel waard. Daar kan hij geen afstand van doen. En al zou hij het kunnen, dan nog… Dan moet hij terugkomen en Jezus volgen. Als een discipel achter Jezus aan? Dat betekent zijn mooie, eervolle baan opgeven. Dan is hij alles kwijt, echt alles.
Verdrietig draait hij zich om en loopt weg. Daar gaat hij. Weg van Jezus. Weg van de Zaligmaker. Hij heeft de beproeving niet doorstaan. Hij moet kiezen tussen God en zijn afgod, zijn rijkdom. Hij moet zijn afgod loslaten. Dat kan hij niet. Zijn rijkdom gaat boven alles. Zelfs boven God. Hij heeft naar al de geboden van God geprobeerd te leven, maar zonder ware liefde in zijn hart tot God en tot zijn naaste. Op zijn uiterlijke leven was niets aan te merken. Maar God keek in zijn hart. En dat was leeg…

Jezus ziet zijn droevige gezicht. Hij ziet dat hij zich omkeert. De jongeman gaat weg. Ook de discipelen kijken hem na. Ze begrijpen er niets van. Hoe kan iemand die zo keurig leeft, nu Jezus verlaten! Hoor, wat Jezus zegt: “Hoe moeilijk zullen degenen die veel geld hebben, het Koninkrijk van God binnengaan. Hoe kunnen mensen die hun vertrouwen op hun rijkdom zetten en niet op God, nu bij God in de hemel komen?” Stil en verbaasd luisteren de discipelen naar de woorden van hun Meester. Ze kijken elkaar aan. Ze denken allemaal hetzelfde: Als déze jongeman niet zalig kan worden, wie kan het dan wel?
Dan vervolgt Jezus: “Het is makkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen, dan dat een rijke in Gods Koninkrijk ingaat.” Verslagen horen ze deze woorden aan. Dan brandt hun vraag los: “Wie kan dán zalig worden?” Jezus ziet hun verschrikte gezichten. Hij weet dat er nu twijfel leeft in hun harten. Maar Hij weet ook dat er bij de meesten van hen wél liefde in hun hart is tot Hem. Zij hebben alles achtergelaten om Hem te volgen. En dat hebben ze gedaan uit liefde. Jezus antwoordt: “De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God!” Uit genade konden zij wel die keus maken om alles op te geven en als een discipel, met lege handen, achter Hem aan te gaan.
Het is of Hij zegt: “Zie, hier ben Ik. Ik kan jullie zalig maken. Mij staat niets in de weg. Zie op Mij!”

In de achterliggende twee jaar hebben we op de club nagedacht over de Tien Geboden. We kunnen heel erg ons best doen om naar al die geboden te leven. Als je net als die rijke jongeman dat probeert, zal je er achter komen dat dat iets onmogelijks is. Niemand van ons kan de Wet volmaakt, dat is helemaal zonder zonde, houden. En toch moeten we het doen. Denk aan de spiegel. Als je daarin kijkt, zie je jezelf. Zo laat de Wet aan ons zien, dat we Gods geboden nooit kunnen houden. De Tien Geboden laten onze onvolmaaktheid zien. Als je daar goed over nadenkt, kom je erachter dat je God nodig hebt. Alleen de Heere Jezus Zelf heeft naar de Wet geleefd. Alleen Hij kan oprecht in de spiegel kijken, omdat Hij uit liefde aan Zijns Vaders wil gehoorzaam is geweest. De Heere Jezus heeft naar ál de geboden van God geleefd. Heb jij de Heere lief? Is God de belangrijkste voor je? Dan ga je de Wet proberen te houden, uit liefde tot Hem en je naaste. Dan ben je rijk. Niet rijk in goederen, maar rijk in God. Dan mag je door de verdienste van de Heere Jezus ingaan in het Koninkrijk van God.

Aantekeningen bij het te lezen gedeelte (Markus 10:17-27)

Vers 17 Goede Meester: Hij erkent Jezus als Leidsman naar het eeuwige leven, zoals blijkt uit zijn vraag.
Vers 16 Wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve? Hij wil er alles voor doen om eeuwig gelukkig te worden.
Vers 18 Wat noemt gij Mij goed? Het is alsof Jezus zegt: Op welke grond baseer je dat Ik goed ben? De Heere Jezus wil hem hier leren dat hij een oppervlakkige opvatting over ‘goed’ heeft. Hij ziet Jezus wel als een Man Gods, maar niet als de algoede God, geopenbaard in het vlees.
Vers 18 Niemand is goed: Namelijk, goed van zichzelf. Ook geen profeet.
Gij weet de geboden: Hij krijgt precies een antwoord dat bij zijn vraag past. God belooft het eeuwige leven als iemand Zijn geboden volkomen houdt. Zie Leviticus 18:5 en Romeinen 10:5. De Heere Jezus noemt hier alleen de geboden van de tweede tafel van de Wet, omdat in het onderhouden hiervan blijkt of we God liefhebben boven alles.
Vers 20 van mijn jonkheid af: Van de tijd af dat ik de Wet ken.
Vers 21 en Jezus hem aanziende, beminde hem: Jezus wist dat hij zijn hele leven naar Zijn geboden heeft geleefd en had hem daarom lief.
Vers 21 volg Mij: De Heere Jezus nodigt hem uit Zijn discipel te worden. Daarom vraagt Hij hem alles op te geven.
Vers 22 ging bedroefd weg: Zijn goederen (aardse bezittingen) zijn hem meer waard dan Jezus.
Vers 23 degenen die goed hebben: mensen die veel aardse bezittingen hebben en daar vertrouwen op stellen. (Zie ook vers 24: degenen die op het goed hun betrouwen zetten).
Vers 24 Het Koninkrijk Gods: De eeuwige heerlijkheid in de hemel.
Vers 25 een kemel: een kameel; het grootste lastdier in Israël. Sommige uitleggers gaan niet uit van het grondwoord kamelos = kameel, maar van kamilos = dik kabeltouw.
Vers 25 Door het oog van een naald: Spreekwoord onder de Joden om uit te drukken dat iets onmogelijk is.
Vers 26 Wie kan dan zalig worden? Als zelfs deze jongeman, die onberispelijk naar Gods geboden geleefd heeft, niet zalig wordt, wie dan wel?
Vers 27 Bij de mensen is het onmogelijk: De Heere Jezus benadrukt hier dat het voor mensen niet meer mogelijk is om door gehoorzaamheid aan de Wet de zaligheid te verdienen.
Vers 26 Want alle dingen zijn mogelijk bij God: God Zelf opent in Christus de enige weg om uit genade door het geloof zalig te worden. Zie Romeinen 3:28.

Achtergrondinformatie

De geestelijkheid van de Wet
De rijke jongeman denkt serieus dat hij al de geboden van God heeft onderhouden en toch voelt hij zich niet verzekerd van het eeuwige leven. Hij heeft een verkeerd begrip van de zin van de Wet. Hij lijkt hier op de Farizeeërs en Schriftgeleerden die de Wet alleen toepasten op het uiterlijk leven. Maar de Heere Jezus zet dat recht. De Wet is ook van toepassing op ons hart, onze gezindheid, onze begeerten en al onze bedoelingen. De Wet van God moet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest gehouden worden.
Romeinen 7:14 Wij weten dat de Wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
Romeinen 8:7 Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der Wet Gods niet; want het kan ook niet.

De mogelijkheid van zalig worden
Dordtse Leerregels hoofdstuk 3, 4 artikel 6: “Hetgeen dan noch het licht der natuur, noch de Wet doen kan, dat doet God door de kracht van de Heilige Geest en door het Woord (…)” Galaten 2:16a Uit de werken der wet wordt geen vlees gerechtvaardigd voor God. Niet door de werken van de Wet, maar alleen door het geloof in Christus’ volbrachte werk beërven wij het eeuwige leven.
De mogelijkheid van zalig worden ligt in Christus, Die de heilige Wet volmaakt heeft onderhouden en de vloek van de Wet op Zich heeft genomen door te sterven aan het kruis. DL 2 artikel 3: “Deze dood van de Zoon van God is de enige en volmaakte offerande en genoegdoening voor de zonden (…)”

Belemmering
De Heere Jezus kende het hart van de rijke jongeman volmaakt. Hij wist dat zijn rijkdom hem in de weg stond. Hij is gierig. Zijn geld is zijn afgod. Die afgod moet hij kwijt, anders is hij verloren, hoe goed hij ook in zijn eigen ogen is. De Heere Jezus geeft hem daarom ook een radicaal advies om alles weg te geven. Mattheüs 6:24, Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal de ene haten en de ander liefhebben, of hij zal de ene aanhangen en de andere verachten. Gij kunt niet God dienen en de Mammon. Voor deze man is het zijn rijkdom die hem verhindert de Heere Jezus te volgen. Maar zo kunnen er meer belemmeringen zijn. We zullen moeten loslaten wat ons lief is en wat ons hart heeft. Dat kunnen we niet uit eigen kracht. God is het die ons door het geloof kracht geeft de goede keuze te doen.

Rijkdom
Rijkdom mag je zien als een zegen van God. De Bijbel laat zien dat ook rijken zalig kunnen worden. Maar rijkdom vormt een grote verzoeking. Rijkdom is snel een afgod, waar men meer op vertrouwt dan op God.
HC vraag 95: Wat is afgoderij? Afgoderij is in de plaats van de enige ware God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of benevens Hem iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen zet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2016

Kompas Handleiding | 22 Pagina's

Handleiding 5a: God dienen uit liefde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2016

Kompas Handleiding | 22 Pagina's