Handleiding 2b: Naäman - gelovig gehoorzamen
Bij deze handleiding is een -10 en een +10 werkboekje beschikbaar. Klik op onderstaande link om deze in te zien.
Lezen
2 Koningen 5:1-14 (Of 2 Koningen 5:1-8)
Kerntekst
Toen traden zijn knechten toe, en spraken tot hem, en zeiden: Mijn vader, zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Hoeveel te meer, naardien hij tot u gezegd heeft: Was u, en gij zult rein zijn? Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal, naar het woord van den man Gods; en zijn vlees kwam weder, gelijk het vlees van een kleinen jongen; en hij werd rein (2 Koningen 5:13 en 14).
Zingen
Psalm 25:2 en 6
Psalm 86:5
Psalm 87:1-5
Psalm 99:2
Psalm 103:1 en 2
Psalm 105:1 en 3
Psalm 119:53
Psalm 138:1
Psalm 147:6
Toelichting op de vertelschets
Dit seizoen gaat Kompas over het thema ‘Het geloof’. In deze vertelling gaat het over Naäman. Hij kon niet geloven dat het woord van Elisa (die sprak in Gods Naam) waar was. Het leek te eenvoudig om waar te zijn. Hij voelde zich bijna niet serieus genomen. Naäman moest zijn eigen waarde leren verliezen, leren te buigen voor God en al zijn vertrouwen op Hem te stellen. Dan zou hij genezen worden. De Heere leert ons in Handelingen 16:31 Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.
Vertelschets
In het verre land Syrië staat een prachtig huis. Je kunt zo zien dat hier een heel belangrijke en rijke man woont. Zie je hoe groot het huis is? Dienstknechten en dienstmeisjes lopen af en aan om allerlei werk te doen.
Weet je wie de man is die in dat grote huis woont? Het is Naäman, een generaal in het leger van de koning van Syrië. Hij is al vaak op veldtocht geweest. In allerlei landen heeft hij gevochten. Een tijdje geleden waren ze op veldtocht in Israël. Allerlei steden en dorpjes heeft hij met zijn soldaten beroofd. Hij heeft mensen uit Israël meegenomen als gevangene naar zijn eigen land. Ze werden als slaven verkocht aan rijke mensen. Ook de familie van Naäman mocht natuurlijk delen in de buit. Zo is Naäman rijk geworden. Is hij ook gelukkig? Nee. Kijk maar eens goed naar hem. Want hij draagt wel dure kleren, maar kijk eens naar zijn gezicht en zijn handen! Zie je die witte vlekken? Naäman is melaats. Er is geen dokter die hem kan helpen. De ziekte zal steeds erger worden. En dan… dan moet hij sterven.
Stel je voor dat jij te horen zou krijgen dat je ernstig ziek bent. Je zult niet lang meer leven. Zou jij kunnen sterven? Als jij sterft, waar ga je dan heen? Naäman kan niet sterven. Hij gelooft niet in de Heere. Hij dient de afgoden. Maar nu hij ziek is, blijkt geen enkele god hem te kunnen helpen.
Als jij niet kunt sterven, ben je er net zo erg aan toe als Naäman. Je bent zondig en ongelovig. Weet je wie jou kan helpen? De Heere Jezus. Hij weet van jouw zondige hart. Hij weet het dat je bang bent voor de dood. De Heere Jezus wil jouw zonden vergeven. Hij wil je een nieuw hart geven. Met een nieuw hart kun je leven én sterven.
In het huis van Naäman loopt een meisje. Het is een meisje uit Israël. Naämans soldaten hebben haar meegenomen en nu werkt ze als slavin bij Naäman. Kijk, ze praat met Naämans vrouw. Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen. Hoor je dat? Als Naäman nu eens naar de profeet in Samaria in Israël zou gaan, dan zou hij beter worden!
Nee, dat meisje zegt niet: “Net goed voor Naäman. Want zijn soldaten hebben mij meegenomen.” Ze wil Naäman helpen. Zo staat het ook in de Bijbel. De Heere Jezus zegt: Als mensen je kwaad doen, moet je geen kwaad terugdoen, maar goed doen. Dit meisje doet wat de Heere wil.
Snel vertelt de vrouw het tegen Naäman. Zie je wat Naäman gaat doen? Hij gaat op reis. Hij neemt goud, zilver en dure kleren mee. Daarmee zal hij de profeet betalen als hij genezen is.
Na een lange reis komt Naäman met zijn knechten aan in Samaria, de hoofdstad van het tienstammenrijk van Israël. Naäman heeft van zijn koning een brief gekregen voor koning Joram. Hij laat de brief bij de koning brengen. Koning Joram schrikt als hij de brief leest. Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht Naäman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid.
Koning Joram schrikt! “Moet ik Naäman genezen? Maar dat kan ik helemaal niet! Ik ben toch geen God? Alleen God kan Naäman beter maken!” Joram weet het zeker: als hij Naäman niet geneest, dan zal de koning van Syrië heel boos zijn. Dan zal er oorlog komen met de Syriërs! Koning Joram scheurt zijn kleren, zo verdrietig en bang is hij.
Elisa de profeet hoort dat Naäman naar koning Joram gekomen is. Hij weet wel dat Joram de generaal niet kan genezen. Hij weet wel dat alleen de Heere, zijn God, dat kan. Hij stuurt zijn knecht naar koning Joram toe met een boodschap. “Laat Naäman maar bij mij komen, dan zal hij weten dat er een profeet in Israël is.”
Daar gaat Naäman, met zijn knechten, zijn paarden en zijn wagens door de straatjes van de stad Samaria. Voor het huis van Elisa staat hij stil. Nu zal het gaan gebeuren, denkt hij. De profeet zal naar buiten komen en een wonder doen. Maar nee… als de deur opengaat, komt Elisa’s knecht naar buiten. Hij heeft een opdracht van Elisa voor Naäman. Nee, het is geen opdracht van Elisa: het is een opdracht van de Heere! Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, en uw vlees zal u wederkomen, en gij zult rein zijn.
Dan wordt Naäman heel boos. “Ik had gedacht dat die profeet wel zelf naar buiten zou komen en dat hij tot zijn God zou bidden en dat hij over die zieke melaatse plekken zou strijken. En trouwens: in Syrië zijn veel schonere rivieren. Daar kan ik me ook wel wassen. Daarvoor heb ik die Jordaan niet nodig!” En boos geeft Naäman zijn knechten de opdracht om terug te keren naar huis.
Zie je het ongeloof van Naäman? Hij wil niet genezen worden op de manier zoals God het wil. Naämans knechten kijken verbaasd. Wat is hun heer boos! En hij heeft zo’n eenvoudige opdracht gekregen! Eén van de knechten spreekt hem aan. “Als de profeet iets moeilijks van u gevraagd had, dan had u het toch zeker gedaan? En nu moet u zo iets eenvoudigs doen. U hoeft zich alleen maar zeven keer te wassen in de Jordaan.”
Naäman wordt wat rustiger. Het is eigenlijk wel waar wat de knechten zeggen. Daarom laat hij de stoet stilhouden bij de Jordaan. Daar staat hij aan het water. Melaats. Iedereen kan het zien dat hij, de machtige generaal van Syrië, zo’n dodelijke ziekte heeft. Zou het waar zijn wat de profeet heeft gezegd? Als hij blijft staan, zal hij zeker sterven. Hij stapt in het water van de Jordaan. De knechten kijken toe. Daar staat Naäman dan. Van al zijn voornaamheid is nu niets meer over. Zijn boosheid is weg. Daar staat hij nu, een stervend mens, tot zijn knieën in het water. Maar dat is nog niet genoeg! Hij moet onder water. Zo diep moet hij buigen. Hij moet zich vernederen en hij moet erop vertrouwen dat het waar is wat de profeet heeft gezegd. Dat is nu geloven. Niets overhouden dan het Woord van de Heere. Alleen doen wat Hij ons zegt.
Naäman bukt. Eén keer gaat hij onder water… twee keer… drie keer… zeven keer. Precies zoals Elisa had laten zeggen. En als Naäman voor de zevende keer boven water komt, merkt hij het meteen. Zijn handen, die eerst zo vol lelijke zweren waren: ze zijn gezond. De zweren zijn weg. En op zijn benen zijn ook geen zweren meer te vinden. Heel zijn lichaam is schoon, gereinigd van de melaatsheid. Wat een wonder! De Heere, Elisa’s God, is een God van wonderen. Hij is machtiger dan alle dokters, Hij is machtiger dan de koningen van Syrië en van Israël. Hij is de Koning der Koningen.
Naäman heeft gehoorzaamd aan de opdracht van de Heere. De Heere heeft gedaan zoals Hij beloofd heeft. Zou die God jouw hart dat ziek is van de zonde ook niet beter kunnen maken? Ja, dat kan Hij! Dat kan Hij omdat Zijn Zoon de Heere Jezus nog veel dieper heeft gebogen dan Naäman. Hij heeft gekropen als een worm in de tuin van Gethsemané. Hij droeg de loodzware last van de zonde. De zonden van Naäman. Droeg Hij ook jouw zonden? Naäman moest onder water. De Heere Jezus moest de dood in. Maar Hij stond weer op. Hij overwon de dood! Hij is machtig om jouw zonden weg te nemen, net als die melaatsheid. Buig je dan, net als Naäman. Verneder je voor de Heere Jezus en smeek om vergeving van je zonden. Hij is zo genadig. Hij is zo oneindig goed, Hij stuurt je niet weg. Hij stuurde die boze Naäman toch ook niet weg? Hij genas hem. Zo wil Hij jou ook genezen van je zonden.
Naäman geeft zijn knechten opdracht om snel naar de profeet te rijden. Daar komt de stoet weer de straat in waar Elisa woont. Nu komt de profeet wél naar buiten. Stralend staat Naäman voor de profeet. Nu weet ik, nu geloof ik vast en zeker dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël! Wat een heerlijke belijdenis! Naäman geeft de Heere de eer. Als je hart vol liefde voor de Heere is, wil je Hem loven en prijzen,
Naäman wil Elisa graag belonen. Maar Elisa schudt zijn hoofd. “Nee,” antwoordt hij, “ik neem geen beloning van u aan.” Elisa wil geen beloning. Hij wil dat de Heere de eer krijgt. Elisa’s God is een God van wonderen!
Geloof je dat? Geloof je dat de Heere uit genade je zonden-zieke hart wil genezen? Naäman was bijna nog melaats naar huis teruggegaan. Zijn knechten hebben hem overgehaald om zich toch in de Jordaan te wassen. En toen geloofde hij. Hij hield niets over dan het Woord van de Heere. Heb jij al gelovig de Heere gesmeekt om vergeving van al je zondeschuld? De Heere zegt het Zelf in Zijn Woord: die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
Aantekeningen bij de tekst
Vers 10: zevenmaal: Het water van de Jordaan en het getal zeven hadden beide niet de kracht om Naäman te genezen. Alleen door de kracht van God kon de genezing plaats vinden.
Achtergrondinformatie
Genezing van een melaatse
Dit is de enige keer in het Oude Testament dat er van de genezing van een melaatse sprake is. Jezus, Die gekomen is om melaatsen te reinigen, verwijst naar deze geschiedenis in Lukas 4:27. En er waren vele melaatsen in Israël, ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd, dan Naäman, de Syriër.
Koning Joram
Koning Joram was een zoon van koning Achab. Hij volgde zijn broer Ahazia op, die kinderloos stierf. Hij regeerde van 853-842 voor Christus. In 2 Koningen 3:1 en 2 lezen we dat hij het beeld van Baäl wegdeed, dat Achab had laten bouwen. Toch was hij geen Godvrezende koning: hij diende de gouden kalveren. Daarom staat er van hem geschreven: hij deed wat kwaad was in de ogen des Heeren.
Syrië
Na de dood van koning Salomo ontstond het koninkrijk van de Syriërs. De hoofdstad was Damascus. Tijdens Jorams regering zijn er regelmatig kleinschalige invallen van de Syriërs. Zij doen dit al sinds de regering van Achab. Ze nemen Israëlieten mee naar Syrië om als slaaf te dienen. Zo is ook het slavinnetje dat bij Achab diende, in Syrië terechtgekomen. Heel opmerkelijk is, dat zij ondanks haar slavernij en verdriet, toch het goede voor Naäman zocht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2013
Kompas Handleiding | 19 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2013
Kompas Handleiding | 19 Pagina's