de Winter oogst voor
Een verkorte en bewerkte weergave van een preek over seizoenen van dominee J.C. Philpot.
Wie was ds. J.C. Philpot?
Johannes Charles Philpot (1802-1869) studeerde aan de universiteit in Oxford en werd in 1828 als predikant bevestigd in de Engelse staatskerk. Wij kennen die als de Anglicaanse kerk. Al snel raakte hij overtuigd van de dwalingen die deze kerk hadden aangetast. In 1835 onttrok hij zich aan haar gemeenschap. Hij sloot zich aan bij de Strict Baptists en werd leraar van de gemeente te Stamford en Oakham.
Wat ds. J.C. Philpot zei over deze preek in 1838:
“De tekst ging voor me open, toen ik in mijn slaapkamer het hoofdstuk zat te lezen. Zoals hij is, en ik ben me van de vele gebreken zeer bewust, werp ik hem uit op het water. Mocht de Heere er Zijn zegen aan willen verbinden en een hart geven om Hem de eer toe te schrijven.”
De preek
Want voor den oogst, als de botte volkomen is, en de onrijpe druif rijp wordt na den bloesem, zo zal Hij de ranken met snoeimessen afsnijden, en de takken wegdoen en afkappen. Zij zullen te zamen gelaten worden den roofvogelen der bergen, en den dieren der aarde; en de roofvogelen zullen op hen overzomeren, en alle dieren der aarde zullen daarop overwinteren. Jesaja 18:5-6
Niemand die Gods Woord leest kan ontkennen dat er groei in de genade is. Petrus zegt het nadrukkelijk: Wast op in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petr. 3:18). Van het geloof van de Thessalonicenzen werd gezegd dat het zeer wies (dat betekent groeide en kun je vinden in 2 Thess. 1:3). We lezen ook van graden of trappen in het geloof, van klein geloof (Matth. 6:30), van een zwak geloof (Rom. 14:1), van geloof als een mosterdzaad (Matth. 17:20), van een groot geloof (Matth. 15:28), van een sterk geloof (Rom. 4:20), van het vol zijn des geloofs (Hand. 6:8) en van de volle verzekerdheid des geloofs (Hebr. 10:22).
In de Bijbel wordt ook in beelden en vergelijkingen gewezen op groei. Denk aan de zon (Spr. 4:18), koren (Mark. 4:28) en de groei van het menselijk lichaam (1 Petr. 2:2, 1 Joh. 2:12-14). Het wordt met een loopbaan vergeleken (Fil. 3:14) en met leven. Het grote kenmerk is dat zij groeien. Daarom betekent afwezigheid van groei, afwezigheid van leven.
Wat is groei?
De tekst spreekt over drie verschillende tijden in het leven van de godzaligheid: de lente, de oogsttijd en een tussenliggende toestand die we de winter kunnen noemen. De lente is te verdelen in twee tijden, waarvan de laatste de zomer is. Zo is groei in de genade te vergelijken met de loop van de seizoenen in het jaar. Maar tussen de natuurlijke en geestelijke seizoenen is er een opvallend verschil. Het elkaar opvolgen van de seizoenen is niet hetzelfde.
De natuur begint met de lente, dan de zomer, daarna de oogst en als laatste de winter. De genade begint met de lente en wordt gevolgd door de zomer. Volgt dan niet meteen de oogst? Helaas niet! Voor de oogst komt nog een seizoen: de lange kleurloze winter.
Laten we nagaan of deze volgorde overeenkomt met de Bijbel en met het bevindelijk onderwijs van God in de ziel.
Het begin, de lente
Iemand die opnieuw geboren is, kan misschien niet zeggen waar de gevoelens vandaan komen; maar hij of zij is zich er toch bewust van. Een echt begin is een gevoeld begin. Ik wil niet zeggen dat wij het moment, het uur, de dag of de week moeten kunnen aanwijzen. Echter, hoe duidelijker we de tijd kunnen bepalen, des te duidelijker het bewijs is. De nieuwe gevoelens zijn onvergetelijk als ze echt door iemand zijn meegemaakt. De echte godsdienst begint met licht en leven dat van boven in de ziel komt. Hoe en waarom dit gebeurt, weet een pas opnieuw geboren mens niet; want: De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk die uit de Geest geboren is (Joh. 3:8). De wind zelf wordt niet gezien maar zijn uitwerkingen worden gevoeld. Het pasgeboren kind voelt leven in al zijn leden, hoewel het de aardse vader nog niet kent. Zo zijn pas wedergeboren mensen zich bewust van de gevoelens die ze vroeger nooit gehad hebben, hoewel je ze nog niet Abba Vader (Rom. 8:15) hoort zeggen.
Over welke nieuwe gevoelens hebben we het dan?
De eerste lichtstraal die van boven komt, is niet enkelvoudig maar veelvoudig. Deze lichtstraal brengt twee overtuigingen met zich mee. Op hetzelfde ogenblik ziet de zondaar God en zichzelf. God schrijft in ons hart: “Er is een God en ik ben zondaar voor Hem”. De eerste pijnen en weeën van de nieuwe geboorte zijn uitroepen als: Wat moet ik doen opdat ik zalig zal worden? (Hand. 16:30).
Geloof, hoop en liefde
Na enige tijd, korter of langer, laat de Heere zo’n pasgeboren mens iets van Zijn vriendelijk aangezicht zien. De eerste stralen van deze Zon wekken de ongeopende knoppen op. De eerste knop is het geloof. In plaats van toorn verschijnt nu barmhartigheid. Zoals het geloof eerst het goddelijk getuigenis van de toorn aanvaard heeft, zo aanvaardt het nu het goddelijk getuigenis over de genade. Het geloof kan een getuigenis alleen voor waar houden als die wordt geopenbaard. De nacht is voorbij en het is morgen. De eigenschap die bij het geloof hoort is: vertrouwen.
De tweede knop is de hoop. Natuurlijk schuldbesef drijft een mens van God af (Ex. 20:19). Geestelijk schuldbesef drijft een mens naar God toe: Verwerp mij niet van Uw aangezicht (Ps. 51:13). De hoop kun je herkennen aan dat het naar zich toe haalt.
De derde knop is de liefde. De liefde had maar net genoeg kracht in de knop om het vol te houden. De vijanden zijn erg sterk. Een van die vijanden is het vlees. Wat kun je daar een last van hebben (Rom. 7:21). Maar de liefde in de bloem is sterk en krachtig.
Het gebed is ook een genadegave van de Heilige Geest, die in de lentetijd van de ziel opengaat en zijn knop doet zwellen. Tijdens de lente zijn alle dingen die met God en zijn dienst verbonden zijn, vol zoetheid. Het Woord van God is als honing. Bijna elke preek brengt zegen, bijna elk gebed brengt verkwikking mee.
De zomer
In de zomertijd breidt de ontluikende hoop zich uit tot een volgroeide hoop. Het geloof in de knop bloeit open tot geloof in de bloei. De hemel en de eeuwigheid lijken dichtbij. De dood is onder de voeten en de hel is buiten het gezichtsveld. De mens in de geestelijke zomertijd heeft de zin van Christus (1 Kor. 2:16) en ziet het licht in Gods licht (Ps. 36:10). De zonde wordt gehaat, het vleselijk denken een last en de aarde een ellendige verblijfplaats en de mens in de geestelijke zomer roept uit: O, dat ik vleugelen had ener duive! Ik zou henen vliegen waar ik mocht blijven (Ps. 55:7).
De winter
Wie zou niet denken dat deze gelukkige mens dichtbij de hemel was? Zij kan er wel dichtbij zijn, maar zij kan er toch niet binnengaan. Denk aan het volk van Israël dat veertig jaar moest zwerven in de woestijn (Num. 13:26) nadat het hun tenten in Kades had opgeslagen, dichtbij het beloofde land (Num. 20:16). Waarom is het winterseizoen nodig? Omdat er lessen te leren zijn. Er komt een lange en moeizame winter en met de winter komt het snoeimes van de hemelse Landman, Die de wijnstok zuivert, opdat hij meer vrucht drage (Joh. 15:2).
Er is ongemerkt eigengerechtigheid en geestelijke trots opgeschoten. En vooral heeft de hoogmoed misbruik gemaakt van de genade van God. Zij zat op de troon van Christus. Er moet een zekere bevinding in de ziel gewerkt worden, een bijzonder geheim geopenbaard. Dit alles moet gebeuren op een manier die niet te vervangen is. Het is ook niet mogelijk om het na te bootsen. Dit is de reden waarom de winter voor de oogst komt en waarom de ranken worden afgesneden met snoeimessen en de takken worden weggedaan en afgekapt. De tucht van de hemelse Landman bestaat uit twee verschillende delen. Het eerste is onmiddellijk en door Hemzelf gedaan: Hij zal de ranken met snoeimessen afsnijden, en de takken wegdoen en afkappen (Jes. 18:5). Het tweede is middelijk en laat hij over aan anderen: Zij zullen te zamen gelaten worden den roofvogelen der bergen, en den dieren der aarde; en de roofvogelen zullen op hen overzomeren, en alle dieren der aarde zullen daarop overwinteren (Jes. 18:6).
Wat werken de beproevingen uit? Als eerste ootmoed, ten tweede hulpeloosheid en ten derde leert een mens van zichzelf te walgen. En als dan de goddelijke Verlosser de Heere Jezus Christus verschijnt dan zie je iets heel bijzonders. Je ziet Zijn met bloed bevlekte klederen. En je gaat dat bloed nodig krijgen voor je schuldige hart.
De oogst
Met oogst versta ik niet de oogst van de wereld (Matth. 13:39). Ik versta hieronder een bijzondere oogst, een oogst in het hart in de tijd. Er is een oogsttijd in de bevinding. Het bijzondere bewijs van de oogsttijd is, dat het het seizoen van de vruchten is. De tak zal echter geen vrucht dragen zonder gesnoeid te zijn. De Heilige Geest werkt in het binnenste, in de meest verborgen diepten van de ziel. De uitwendige daden zijn de bewijzen van Zijn inwendige werkingen. En het grote geheim van een levend geloof is niets te zijn, opdat Christus alles in allen mag zijn (Kol. 3:11).
Vruchten
Dit zijn enkele vruchten die de oogst van de ziel uitma-ken: een gebroken hart, een verslagen geest, een teer geweten, een kinderlijke vreze, het verlangen God te behagen, bang zijn om Hem te beledigen, een besef van het kwaad van de zonde, en een verlangen om van de heerschappij ervan verlost te worden, verdriet over onze herhaalde afwijkingen, droefheid omdat we zo vaak verstrikt raken in onze lusten en hartstochten, kennis van onze hulpeloosheid en zwakheid, het afhankelijk zijn van genade voor onze dagelijkse verzorging, het zien op de hand van de Voorzienigheid en het alleen de eer van God op het oog hebben.
Waarom was het nodig dat de winter eraan vooraf ging? Omdat Hij een korenoogst wil uit het zaad dat Hij Zelf zaait. Zo wordt een mens ertoe gebracht om in alles van Christus afhankelijk te zijn.
Dit is een verkorte en bewerkte weergave door Gerben van der Wulp van De winter voor de oogst of opwas in de genade.
Dominee Van Boven vertelt over wat hem het meest aanspreekt in de preek van Philpot en waarom hij over deze preek een aantal gemeenteavonden hield:
“Ten eerste zijn hartelijke liefde voor het zuivere Woord Gods. Toen aan Philpot gevraagd werd of de King Jamesvertaling herzien moest worden, antwoordde hij: ‘We erkennen volmondig dat onze vertaling hier en daar passages bevat die voor verbetering vatbaar zijn. (…) We keuren echter iedere wijziging af, omdat het kleinste sprankje goed een stroom van kwaad over ons zou brengen’. Ten tweede zijn diepe doorleving van eigen verdorvenheid, waarvan hij getuigt in zijn brieven. Ten derde zijn persoonlijke en ambtelijke strijd, waardoor hij zijn onwaardigheid moest beleven: ‘Zonde en satan staan altijd op de uitkijk om ons te verstrikken’. Ten vierde zijn oprechtheid: ‘Een droog hart is de oorzaak van zoveel droge pennen en droge tongen in het land’. Ten vijfde (vooral!) zijn tere bewoordingen waarmee hij Christus mocht uitstallen voor een arm en ellendig volk. Tenslotte zijn heldere weergave van de standen in de genade en de leidingen die God met Zijn kinderen houdt. En dat laatste komt nu zo duidelijk uit in zijn preek over Jesaja 18:5-6. Helder legt Philpot uit hoe het leven van Gods kind in de wedergeboorte begint zoals een kleine knop (lentetijd). Vervolgens hoe Gods kind komt tot de kennis van Christus zoals een knop zich ontwikkelt tot een bloem (zomertijd). Hoe daarna Gods kind met alles in de dood terecht moet komen, zoals de strenge winter alles lijkt af te snijden (wintertijd). En dat is nodig opdat de rijke vrucht van Christus’ bloed, gerechtigheid en heiligheid hun leven zou sieren, zoals in de oogst de gerijpte vruchten worden gevonden (oogsttijd). En juist daarom, jonge vrienden, hebben we deze preek in onze gemeente met elkaar overdacht, tot onderwijzing: zo werkt Gods Geest in de harten van Zijn kinderen! Lees en overdenk deze waardevolle preek, op deze pagina’s te vinden. Philpot schreef er zelf over: ‘Zoals hij (deze preek, BJvB) is, en ik ben me van de vele, vele gebreken zeer bewust, werp ik hem uit op de wateren.’ Voor velen tot zegen geweest, hopelijk ook voor jou!”
Verder praten
Op JV, thuis of met je vrienden:
Philpot stelt dat er “een bijzondere ervaring doorgemaakt moet worden om vrucht te kunnen dragen”. Hoe verhoudt zich dat tot Dordtse Leerregels, hoofdstuk 5, paragraaf 10 (zekerheid niet door bijzondere ervaring)?
Mag jij door genade één of meerdere seizoenen in je eigen geestelijk leven herkennen? Zo ja, welke? Zo nee, bid je om de lente?
Aan het einde van de preek geeft dominee Philpot een heel aantal voorbeelden van vruchten. Herken je één of meerdere van deze vruchten in je eigen leven? Waarom is dat belangrijk (H.C. Zondag 32, antwoord 86)?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 april 2020
Daniel | 32 Pagina's