Bijbelstudie

Drie keer vergeving schenken is genoeg. Dat zeiden de wetgeleerden in de tijd van de Heere Jezus. Maar de Heere Jezus zegt in Lukas 17: Als je naaste zeven keer per dag tegen je zondigt en er zeven keer spijt van heeft, dan moet je hem alle zeven keren vergeven. Als het in Mattheüs 18 over vergeving gaat, vraagt Petrus aan de Heere Jezus: moet ik mijn naaste maximaal zeven keer per dag vergeven? Maar dat bedoelde de Heere Jezus niet. Het antwoord van de Heere Jezus aan Petrus is: “niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zevenmaal” (Mattheüs 18 : 22). Dat betekent dat je altijd moet wíllen vergeven.
De Heere Jezus wil door middel van een gelijkenis aan tonen dat het nodig is het onrecht te vergeven.

OPDRACHT
Lees met elkaar Mattheüs 18 : 21-35

Deze gelijkenis kun je in drie stukken verdelen:
Geef van alle drie de stukken een samenvatting van de gebeurtenis:

Vers 23-27;

Vers 28-30;

Vers 31-34;

De dienstknecht wist van te voren dat hij schulden had. Toch was hij er niet bezorgd over totdat hij gevraagd werd om te betalen.

VRAGEN
Vers 23-27
1. De diensknecht was van te voren onbezorgd. Ben jij onbezorgd over je schuld tegenover anderen? En je schuld tegenover de Heere? Wat doe je daar mee?
2. Wat vind je van de reactie van de dienstknecht?
3. Ben je zelf nog iemand iets (bijvoorbeeld, tegen iemand sorry zeggen) schuldig? Hoe ga je dat aanpakken?

De koning heeft de dienstknecht uit liefde en uit genade álles kwijt gescholden. Alles! Héél die grote schuld was in één keer weg. Wát een opluchting voor die knecht! Wat zal hij blij geweest zijn. Misschien kon hij het amper geloven; je zou op z’n minst toch verwachten dat hij nog een deel moet betalen.
En zo ging de knecht weg van het paleis van de koning. Dat was nog eens een meevaller! Toen kwam hij een andere knecht tegen van de koning. Maar wacht eens…van die knecht had hij nog geld tegoed! Hij grijpt de knecht bij zijn keel, er staat in de oorspronkelijke tekst dat hij hem bijna wurgt. Lees maar verder in het tekstgedeelte wat er daarna gebeurt.

VRAGEN
Vers 28-30
4. Hoeveel was de eerste knecht schuldig aan de koning? En hoeveel was de mededienstknecht de eerste dienstknecht schuldig?
5. Is het eerlijk wat de diensknecht van zijn mededienstknecht vraagt?

Andere knechten zagen alles wat er gebeurde. Zij hebben alles eerlijk aan de koning verteld. Toen liet de koning die slechte dienstknecht opnieuw bij zich komen. En hij zei tegen hem: ‘Jij slechte dienstknecht! Nu heb ik jou van zó’n grote schuld verlost, en nu zet je een andere arme knecht in de gevangenis voor zo’n klein beetje geld. Hoorde je dat hem niet ook kwijt te schelden en te vergeven, zoals ik dat bij jou heb gedaan?!”
Deze knecht heeft alsnog een zware straf gekregen.

VRAGEN
Vers 31-35
6. Vers 35 geeft de betekenis van deze gelijkenis voor ons aan. Vertel in eigen woorden wat wij van deze gelijkenis kunnen leren. 
7. Wat is vergeving eigenlijk?
8. Ken je persoonlijk nog mensen die je eigenlijk moet vergeven? Hoe ga je dit oplossen?
9. Moet je anderen altijd vergeven als ze fout zijn geweest? Waarom wel of waarom niet?
10. Als je nadenkt over dit verhaal: wat is er verkeerd aan het veroordelen van mensen?
11. Wanneer kun je oprecht bidden om vergeving? Zie Psalm 32 : 5.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen