JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Beroep en roeping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beroep en roeping

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Dit onderwerp is voor iedereen van direct belang. We oefenen immers allemaal een beroep uit, of we worden daarvoor op school voorbereid. Belangrijk is de keuze van het beroep. Naast de keuze van de huwelijkspartner is die van het beroep het meest bepalend voor onze verdere levensloop. Slechts zelden gebeurt het, dat iemand op oudere leeftijd nog van beroep verandert. Meestal is het zo, dat we blijven bij het beroep waarvoor we in onze jeugd opgeleid zijn, ook al komen we tot de overtuiging een verkeerde keuze gedaan te hebben.

Veel vragen doen zich aan ons voor. Hoe moeten we ons dagelijks beroep uitoefenen? Heeft onze arbeid zin? Mag een christen in elk beroep werkzaam zijn? Is het loon voor onze arbeid het belangrijkste? enz. enz.

De bijbelse visie op de arbeid

God gaf na de schepping de mens een opdracht. Lees Gen. 2:15. Het was de taak van de mens het paradijs te bebouwen en te bewaren. God heeft de mens tot deze arbeid geroepen en zo is hij op deze wereld werkzaam in de dienst van zijn Schepper. Arbeid behoort dus bij het mens zijn. Dieren kunnen slechts instinctief handelen, geen bewuste arbeid verrichten, zelfs de daarvoor afgerichte huisdieren niet. Arbeid op zichzelf was dus reeds opdracht vóór de zondeval en geen gevolg daarvan. In de Spreuken van Salomo wordt dan ook de lof van de arbeid gezongen. Lees Spreuken 28:19; 12:24; 27: 23-27. Door de zondeval echter is de arbeid moeitevol en zwaar geworden. Het ,,in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten" is een van de straffen die direct volgen op het eten van de verboden boom. Ook luiheid en arbeidsschuwheid zijn sindsdien mogelijk.

Salomo waarschuwt ernstig tegen het verzaken van onze roeping tot arbeid. Lees Spreuken 6:6-9. Ook Paulus wijst erop dat wij tot de arbeid geroepen worden en waarschuwt tegen ledigheid (2 Thess. 3:10). Ook werkeloosheid, trouwens alle wantoestanden in de arbeidsverhoudingen, is een gevolg van de zondeval. In tijden van overheersende werkeloosheid missen velen de mogelijkheid zinvolle arbeid te verrichten. Denk in dit verband aan het communisme, dat het recht van de mens op arbeid geëerbiedigd wil zien.

Door de zonde is ook het doel van de arbeid verworden. Het doel is niet langer meer het bezig zijn in opdracht van God. Ook de arbeid is na de zondeval gericht op het dienen van het ik. Hoe word IK er beter van. In de laatste tijd wordt zelfs het verantwoordelijkheidsgevoel voor ons werk aangestast. Tengevolge van de mechanisering in de fabrieken en het streven naar een zo groot mogelijke rentabiliteit is het lopende band-werk ontstaan. Het verband met het grote geheel gaat verloren en men gaat uitsluitend voor het geld werken, het enige dat nog een prikkel tot arbeid is.

Ook de Heere Jezus zelf heeft ons geleerd hoe we onze arbeid moeten verrichten. We moeten alle gaven en mogelijkheden die God ons gegeven heeft uitbuiten, ermee woekeren, ieder naardat hij talenten ontvangen heeft. Lees die gelijkenis van de talenten, Matt. 25:14- 28.

Heeft onze arbeid zin? Het is vaak zo dat onze arbeid ons doelloos voorkomt. Waarom sta ik dag in dag uit in de fabriek hetzelfde eentonige werk te doen ? Waar om studeer ik eigenlijk? Goed, ik verdien er de kost mee of ik wil dat later doen. Maar wat is de diepere zin van dit alles ?

Deze diepere betekenis van ons werk is er zeker. Paulus schrijft aan de slavengemeente van Corinthe dat hun „arbeid niet ijdel is in de Heere"; 1 Cor. 15:10 en 58. Als ons werk „in de Heere" gedaan wordt is het niet leeg, zinloos. Dan doen we het aller- eerst voor hem in zijn dienst, of we nu flessen spoelen of bankdirecteur zijn. Dan doen we op al ons werk onze uiterste best. Telkens maar weer worden we in de bijbel aangespoord om ons geheel voor ons werk in te zetten, om het zo goed en zo snel mogelijk te doen. Pred. 9:10. Wat wil dat „niet ij del'' dan zeggen? Het betekent dat wij door onze arbeid mee mogen helpen aan de komst van het Rijk van God. Ons werk past in Gods plan, ook al zien wij het niet zo duidelijk. Daarom moet het ook zo goed en zo snel mogelijk gebeuren. Hoe eerder ons werk af is, hoe eerder Gods rijk komt. Diegenen worden zalig gesproken die bezig zijn Gods opdracht te vervullen als hij onverwachts komt.

De reformatorische visie op de arbeid

Luther ziet de gelovige altijd in rechtstreekse verhouding tot God, ook in zijn beroep; hij verbindt het woord „roeping" met arbeid in het algemeen en niet alleen met geestelijke arbeid. Zelfs de geringste arbeid is roeping, wat doorklinkt in het woord beroep. Luther zegt dat de mens in de uitoefening van zijn beroep Gods medewerker is. God geeft de mens gaven die door zijn beroep niet alleen hemzelf, maar ook anderen ten goede komen. De naaste die hij in zijn beroep in liefde dient, zal in de hemel blijken Christus te zijn geweest.

Calvijn heeft deze gedachten overgenomen en verder uitgebreid. Ook bij hem vallen arbeid en roeping samen. God heeft de mens tot arbeid geschapen en deze arbeid moet geschieden tot eer van zijn Schepper. Dat kan de mens doen door in zijn geroep niet zichzelf te zoeken, maar de gemeenschap en de naaste te dienen. De arbeid wordt hier losgemaakt van het menselijk egoïsme. Niet alleen arbeiden om loon of arbeiden om de arbeid zelf, maar bovenal arbeiden met het oog op de komst van het Rijk van Christus. Alles wat wij doen, moet gedaan zijn in het plan van God. Bij Luther en Calvijn vinden we dus een grote waar-

Bij Luther en Calvijn vinden we dus een grote waar- dering van het beroep. De geringschattende opmerking „het is maar voor de tijd" is hun ten enenmale vreemd. Ze staan positief tegenover het beroep. In deze geest spreekt ook ons huwelijksformulier over het goddelijk beroep en de catechismus leert ons bij de behandeling van de derde bede, dat wij ons beroep zo getrouw moeten uitoefenen als de engelen in de hemel (vraag en antwoord 124).

De keuze van het beroep

Afgaande op het bovenstaande moeten we er bij de keuze van ons beroep dus op letten of we overeenkomstig met onze aanleg God en onze naaste in ons beroep kunnen dienen. In beroepen waarin dit niet mogelijk is, mag een christen niet dienen. (Denk b.v. aan talrijke beroepen in de amusementswereld). Calvijn noemt bezigheden die tot deel hebben voordeel te trekken uit de lichtzinnigheid van anderen en slechts dienen om de mogelijkheid te scheppen tot ij dele genoegens, onverenigbaar met roeping. Wil het beroep als roeping mogen worden beschouwd, dan is het niet voldoende dat iemand zich tevreden stelt met vakkennis, neen, het moet beantwoorden aan Gods doel met de arbeid.

Calvijn gaat echter niet voorbij aan het raadsel waarvoor een mens soms geplaatst wordt, als hij zijn aanleg en verlangens niet bevredigd ziet. Die mens moet dan in zijn werk blijven tot hij met Gods hulp andere mogelijkheden ziet.

Bij de keuze van het beroep moeten we dus die kant uitgaan die ons gewezen wordt door de gaven die God ons schonk. Tegenwoordig is dat gemakkelijker als vroeger. Is dit om een of andere dwingende reden onmogelijk (Ik denk hierbij b.v. aan het boerenbedrijf) dan kunnen we een beroep kiezen dat dan toch zoveel mogelijk bij ons past. Een boerenzoon voor wie geen bedrijf beschikbaar is, zou landbouw consulent kunnen worden.

In geval van twijfel kunnen we ons laten adviseren door een goed bureau voor beroepskeuze. Enkele bekende zijn de Prof. Ph. J. Idenburgstichting te Amsterdam en het Bureau voor School- en Beroepskeuze van Prof. Waterink, eveneens gevestigd te Amsterdam. Dit laatste is een christelijk bureau.

Samenvatting

Onze arbeid moet gericht zijn op de komst van Het Koninkrijk van God. We moeten daarin getrouw bezig zijn, zolang het dag is. Luther zegt: Als ik wist dat morgen de wereld verging, zou ik vandaag nog een boom planten. Inderdaad, ook het laatste moet gedaan zijn. Zalig die dienstknecht, welke zijn Heer als hij komt, zal vinden ALZO DOENDE.

Enige literatuur

1. P. Kuyt, Het Beroep; bibliotheek Koop de waarheid en verkoop ze niet; jaargang?

2. Mr. L. J. M. Hage, Zicht op Calvijn blz. 143-183; Amsterdam 1965. In dit artikel gaat Mr. Hage in op „Calvijn en het maatschappelijk leven".

3. Dubbelnummer van januari 1966 van het tijdschrift Wapenveld. De titel van dit nummer is Ar beid en Rust.

4. Drs. H. Goedhart, Christendom en Cultuur, Woerden 1961.

5. F. J. H. M. van der Ven. Geschiedenis van de arbeid. (Aula-pocket).

6. Beroepen Almanak, uitgegeven door Elseviers Weekblad.

Discussievragen

1. Wat zou er bedoeld worden met de uitspraak: De arbeider is zijn loon waardig?

2. De vraag in hoeverre men zondagsarbeid mag verrichten wordt steeds aktueler. Denk b.v. maar eens aan het steeds toenemend aantal continubedrijven. Wat is jouw mening daarover?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's

Beroep en roeping

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Salvo | 236 Pagina's