JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De zin van het lijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zin van het lijden

47 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Een kind loopt met zijn vader door een winkelstraat. "Papa, waarom heeft die meneer een hoed op? Waarom gaan we hier naar binnen? Papa, waarom kopen we geen ijsje? Waarom gaan we nu naar huis? Papa?" Kinderen hebben periodes dat ze vol zitten met waarom-vragen. Tot vermoeiends toe. Sommige vragen zijn eenvoudig te beantwoorden, andere doen we af met "Daarom..." en er zijn ook vragen waar we geen antwoord op weten. Met de vragen naar de bedoeling van ons leven, de zin van ziekte en lijden is het niet anders gesteld. Wat leven er veel vragen; wat kunnen ze indringend zijn; hoe vaak hebben we er ook geen antwoord op!
Er is veel lijden in de wereld. Ver weg en in het groot - hongersnoden, oorlogen, ziekten, (natuur)rampen - maar ook dichtbij en in het 'klein' - een moeder die ernstig ziek is, ouders die een kind verliezen, iemand die psychisch ziek is.
De Bijbel zegt dat het belangrijkste deel van ons leven moeite en verdriet is (Ps. 90:10). Dat zal niet iedereen beamen, maar komt het lijden dichterbij dan zou deze psalm van Mozes wel eens realistischer kunnen zijn dan we vaak denken. In deze schets denken we vooral na over de vragen achter het lijden. Wat is nu de zin ervan? Hoe komt toch al die ellende in de wereld? Waarom treft het mij? Moeilijke vragen, die in een mivoschets alleen in algemene zin aan de orde kunnen komen. Veel jongeren worstelen ook met persoonlijke, zorgelijke omstandigheden. Misschien helpt deze schets - of een verenigingsavond naar aanleiding van deze schets - hen in de zoektocht naar antwoorden op levensvragen.

De schets begint in hoofdstuk 1 met het lijden in het algemeen en in de Bijbel, om vervolgens met de vraag 'Waar komt het lijden vandaan?' (hoofdstuk 2) dieper af te dalen. In hoofdstuk 3 staat het bijbelboek Job centraal, terwijl hoofdstuk 4 afsluit met de verschillende uitwerkingen die het lijden kan hebben.

1. Leven is lijden

Een vrouw wier enige zoon was gestorven, ging naar een heilige man en smeekte hem zijn toverkracht te gebruiken om haar zoon weer tot leven te brengen. De man antwoordde: "Haal voor mij een mosterdzaad uit een huis waar het verdriet nooit binnenkwam."
Een oud Chinees verhaal

Geen enkel huis, zo is de moraal, is zonder verdriet of pijn. Niemand kan zomaar zeggen dat zijn huis vrij is van verdriet. Ernstige en minder ernstige ziekten, sterfgevallen, ziekenhuisopnamen, doktersbezoeken, ongelukken, enzovoort komen overal voor. De één maakt wel veel meer lijden, pijn en verdriet mee dan de ander.

Verscheidenheid in lijden
Er is een grote verscheidenheid in lijden. Bovendien is er voor de ene mens al veel eerder sprake van lijden dan voor de andere. Dat heeft te maken met karakter, lichamelijke en geestelijke gesteldheid en onze hele levensgeschiedenis.
Er is lijden in hongersnoden, oorlogen, epidemieën, natuurrampen. Dat zijn vaak aangrijpende beelden die ons voor grote vragen stellen.
Er is veel lijden dat minder opvallend en opzienbarend is. In (psychiatrische) ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen staan ontelbare bedden en op elk bed ligt iemand die pijn heeft, lijdt, bang is, misschien wel stervende is. En ook in veel woonhuizen worden bedden niet alleen 's nachts gebruikt, maar ook overdag.
Mensen liggen soms in alle eenzaamheid ziek te zijn of te wachten op het einde. Dag in, dag uit wordt getobd met eenzaamheid, gestrande huwelijken, echtscheiding, lichamelijke of psychische beschadigingen, afgedwaalde kinderen, (familie)ruzies enzovoort.
Elk dorp, elke stad heeft één of meerdere begraafplaatsen. Het zijn stille getuigen van het leed en verdriet wat in alle hevigheid op mensen afkomt na het overlijden van geliefden. Iedereen maakt dat vroeg of laat mee. De dood brengt veel verdriet in mensenlevens.
Veel lijden is er ook vanwege politieke of godsdienstige overtuigingen. Gelovigen worden vervolgd, gefolterd, gedood. Vele martelaren hebben in de loop van de eeuwen zo geleden, om de Naam en de zaak van Christus.
Het beeld is niet compleet. Veel andere voorbeelden zouden te noemen zijn. Duidelijk is in ieder geval dat leven en lijden met elkaar verbonden zijn.

Lijden in de Bijbel
Ook de Bijbel tekent de werkelijkheid wanneer Mozes zegt in Psalm 90: 'Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen'.
Direct na de zondeval waarschuwt de Heere Adam en Eva. Er zal een strijd komen tussen het slangenzaad en het vrouwenzaad. Eva en alle vrouwen na haar zullen met smart kinderen baren. Om Adam wordt de aarde vervloekt. Met veel moeite zal hij voor het dagelijks brood moeten gaan zorgen, totdat - en dat is het meest aangrijpende - Adam en Eva 'tot de aarde wederkeren'. Ze zullen sterven.
En dan volgt het ene na het andere lijden. Kaïn slaat Abel dood, de zondvloed verdelgt allen die niet in de ark zijn, Sodom en Gomorra worden verwoest, Nadat Ismaël Izak het leven heeft zuur gemaakt, lijden Hagar en Ismaël dorst in de woestijn, Abraham rouwt om de dood van Sara, het volk Israël wordt onderdrukt in Egypte, David wordt vervolgd door Saul, het tweeen het tienstammenrijk worden weggevoerd naar Babel. Zo gaat dat de hele Bijbel door, tot in de Openbaring van Johannes toe.
Het lijden in de Heilige Schrift bereikt z'n climax echter op Golgotha. Christus is de Man van smarten en verzocht in krankheden, lezen we in Jesaja 53. Jezus, de Zoon van God, kwam naar deze aarde om te lijden en te sterven voor zondaren. Zijn hele leven was een aaneenschakeling van lijden. Als een volmaakt mens leefde Hij op een totaal verdorven wereld. Hij werd ver- zocht door de satan in de woestijn en gehaat door de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Hij werd tot in het diepst van Zijn ziel geconfronteerd met de gevolgen van de zonden bij blinden, kreupelen, melaatsen, bezetenen en doven. Het ongeloof van de schare, maar zeker ook van zijn discipelen heeft Hem intens verdriet gegeven. Hij heeft gehuild bij het graf van Lazarus, geworsteld in de Hof van Gethsémané, en tenslotte is Hij gestorven aan het kruis, het 'vloekhout der schande'. In Zijn leven en sterven heeft Christus de volle toorn van God gedragen en de helse smarten doorleefd.

Als lijden dichterbij komt
Als het leven z'n gewone gang gaat, gaan we er vaak vanuit dat we de dingen redelijk onder controle hebben. Zelfs een gevoel van onkwetsbaarheid kan zich van ons meester maken. Ondanks alle ellende om ons heen, denken we dat wij veilig zijn. Dit is meer illusie of zelfs bijgeloof dan werkelijkheid. We weten immers dat rampen ons alleronverwachts kunnen treffen, maar we gaan ervan uit dat dit anderen en niet ons zal overkomen. Een ernstige tegenslag is dan als het ware de naald die deze mooie ballon lek prikt; het overzichtelijke beeld van onze leefwereld springt aan flarden.
Levensvragen kunnen ook geleidelijk ontstaan. Je voelt je niet goed en herstel blijft uit. Dan kan de vraag rijzen of je misschien ernstig ziek bent.

2. Waar komt het lijden vandaan?

Wanneer er lijden in je leven komt, dan kunnen de vragen zomaar opborrelen. Waar komt het lijden eigenlijk vandaan? Waarom juist ik? Hoe zit dat met Gods voorzienig handelen? En met Zijn almacht? God is toch liefde, heeft toch het beste met je voor? Wat heeft het leven voor mij nog voor zin? Waar leef ik eigenlijk voor?

Oude vragen
Die vragen zijn al heel oud, In de Bijbel komen die vragen ook voor. Denk bijvoorbeeld aan Job (zie hoofdstuk 3).
In de (kerk)geschiedenis is geprobeerd antwoorden te geven. Men heeft telkens geprobeerd het beleid van God over ons bestaan te doorgronden en te rechtvaardigen. Het voert te ver om daar in deze schets aandacht aan te besteden. In elk geval blijkt dat altijd weer gevraagd wordt naar de plaats van God in (de oorsprong van) het lijden.

God de oorsprong van het lijden?
Het lijden was er aanvankelijk niet. God heeft de wereld en de mens goed geschapen. De mens zelf en de duivel zijn de veroorzakers van het lijden. Verleid door de satan hebben wij als mensen voor het kwaad van de zonde gekozen door als God te willen zijn, kennende het goed en het kwaad. En zo is het lijden in de wereld gekomen. Zie daarvoor ook hoofdstuk 1. Dat het lijden er is, is door onze zonde. We mogen daarom Gods goedheid en Zijn liefde niet uitspelen tegen onze zonden en gebreken en nog minder tegen Zijn eigen almacht.
God is almachtig, maar het is onmogelijk dat Hij zonde doet. Hij kan alles wat tot de verheerlijking van Zijn Naam is, maar God kan geen dingen doen die tegen Hemzelf ingaan. Omdat God heilig is, haat Hij het kwade en kan Hij ook geen zonde doen. Laat dat ons uitgangspunt zijn. We mogen niet God de schuld geven van ons lijden of als de oorsprong van het lijden aanwijzen.

Loopt het God dan uit de hand?
De vraag blijft dan wel: als God de oorsprong van het lijden niet is en wij er zelf de oorzaak van zijn, loopt het Hem dan uit de hand? Kan Hij de zonde, het onheil en het lijden niet tegenhouden? Wat is eigenlijk de relatie tussen God en het lijden?
Het nadenken over deze dingen kan een hele worsteling zijn, zelfs een worsteling met God. Lees maar in Psalm 13 hoe David daar worstelt en in Habakuk 1 hoe moeilijk Habakuk het ermee heeft. Toch zie je bijvoorbeeld bij David dat hij dwars door die worsteling heen aari Gods voeten terecht komt. Die wending is duidelijk te zien in Psalm 13. Ook in Klaagliederen 3 zie je hoe Jeremia worstelt met God - 'Hij is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen'- maar van een klager een bidder wordt.
Alleen, met vragen als: "Als God liefde is, waarom is er dan zoveel leed in deze wereld?" en "Als God almachtig is, waarom gebeuren er dan zulke erge dingen?" roepen we eigenlijk als kleine, nietige zondaren de grote Schepper van hemel en aarde ter verantwoording. Terwijl we door Hem gemaakt zijn! 'Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot degene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?' (Rom. 9 : 20) '(..) gelijk leem in de hand des pottenbakkers, alzo zijt gijlieden in Mijn hand, o huis Israëls. In een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken en afbreken en verdoen; maar indien datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen.' (Jer. 18 : 6-8). Dat is dus geen begaanbare weg.
Er zijn al heel wat oplossingen voor gezocht. Er zijn mensen die denken dat God boven goed en kwaad verheven is en er onpartijdig tegenover staat. Anderen zeggen dat God het lijden inderdaad niet kan tegenhouden. Anders was God geen goede God en geen liefde. Hij is solidair (lijdt mee) in het lijden van de mens. In het lijden en sterven van Jezus heeft God laten zien dat Hij meelijdt en meestrijdt met de mens.
Er zijn ook mensen die leren dat God de oorzaak is van het goede, terwijl een tegenovergestelde, onafhankelijke macht het kwaad veroorzaakt (ook wel 'dualisme' genoemd). Dan is God hooguit een Macht die stukje bij beetje het kwade probeert te overwinnen.
De Bijbel leert ons andere dingen. We hebben al gezien dat de mens de veroorzaker van het lijden is, en niet God. Ook belijden we dat de Heere almachtig is, en alle dingen in Zijn Hand heeft. Op veel plaatsen in de Bijbel lezen we dat. Ook in relatie tot het lijden.
'Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen.'  (Jes. 45 : 7)
'(..) waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?'  (Ruth 1 : 21)
'Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet?'  (Amos 3 : 6)
'Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet, dat dit van de HEERE was, dat hij gelegenheid zocht van de Filistijnen. '(Richteren 14 : 4, n.a.v. het huwelijk van Simson) 'Doch de HEERE had het geboden om de goede raad van Achitófel te vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht.' (2 Sam. 17 : 14b)
Het onheil (kwaad) dat volgt op de zonde, wordt in de Bijbel niet zelden in verband gebracht met God. Bij deze en vele andere teksten zien we dat het onheil en het lijden niet uitsluitend en alleen uit de mens voortkomt, maar dat God Zelf mensen tegenkomt met onheil. Soms zit de satan daar duidelijk tussen, soms ook niet.
Jeremia zegt bijvoorbeeld dat al de wreedheden die de Chaldeeën in Juda begaan, Gods werk zijn. Daarom wordt Nebukadnezar Gods dienaar (instrument, werktuig) genoemd. Op verschillende plaatsen zegt de Heere dat door Zijn sissen (Jes. 5 : 26, 7 : 18), door de klank van Zijn bazuin en door Zijn gebod de goddelozen aangezet worden om tegen Israël oorlog te voeren. Ze zijn een net om Israël te verstrikken (Ez. 12 : 13, 17 : 20) en een hamer om hen te slaan (Jer. 50 : 23). Sanherib noemt Hij een bijl (Jes. 10 : 15) die door Zijn hand bestemd en gedreven wordt. Calvijn haalt in dit verband Augustinus aan (Institutie, boek 11,4,4) die zegt dat het van henzelf is dat ze zondigen, maar dat het uit Gods kracht is, dat ze zondigend dit of dat doen. De goddelozen kunnen dat dus niet allemaal ongestraft doen, alsof ze willoze werktuigen in de handen van God zouden zijn. Ze zijn zelf ten volle verantwoordelijk voor hun daden. Dat zegt de Heere ook duidelijk in Jesaja 10 : 5-19, waar Hij Assyrië verantwoordelijk stelt voor hun gruwelijkheden. Daarom: de Heere beschikt en zendt het onheil, zodat het gebeurt. Hij is er echter niet de Auteur, de Bewerker van. Dat zijn wij, mensen. Maar dat het onheil ons overkomt, dat leidt Hij. In die zin geldt Jesaja 45 vers 7: 'Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen.' De Kanttekenaren bij de Statenvertaling merken bij deze tekst op: "Ik (de HEERE) ben het Die de mensen geluk en voorspoed doe overkomen. Licht voor vreugde en welstand, duisternis voor jammer en ellende, kwaad voor straffen en plagen. Dat God het kwade doet, betekent dat Hij het onheil zendt. Dat hebben we met name gezien in het Oude Testament in de geschiedenissen van het volk Israël. De Heere zendt de Filistijnen, de Midianieten, enzovoort. Wanneer het volk de Heere verlaat, dan heeft het smart op smart te vrezen. De smart van oorlogen en rampen en tenlotte de ballingschap.
Maar ook in de persoonlijke levensgeschiedenis van bijvoorbeeld Job zien we dat de Heere het kwade zendt. Hij doet dat dan door middel van de satan (Job 1 : 12b en 2 : 6b).
En wat God nu precies doet, wat de satan doet en wat mensen doen, is niet altijd even duidelijk te maken.

Wel richting
De belijdenis op grond van de Bijbel dat we het goede zowel als het kwade van God ontvangen, geeft wel richting aan onze vragen rondom het lijden en de zin daarvan. Dat wordt ook beleden in Zondag 9 van de Heidelbergse Catechismus: "Dat de hemelse Vader van onze Heere Jezus Christus (..) om Zijns Zoons Christus' wil mijn God en Mijn Vader is, op welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal (..) ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren (..)" En in Zondag 10 belijdt de kerk dat God ons door Zijn Vaderlijke hand niet alleen loof en gras, regen, vruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en rijkdom geeft, maar ook droogte, onvruchtbare jaren, ziekte, en armoede. Kortom: lijden. Het is dat er steeds in geloof zo nadrukkelijk over God als Vader wordt gesproken, anders zou je misschien denken dat God, als zender van het onheil, geen oog heeft voor de gevolgen van het kwaad.
Dat we niet te maken hebben met een kille, onbewogen God blijkt wel uit de reactie van de Heere Jezus op het sterven van Lazarus (Joh. 11 : 33-38). Jezus weet en kan alle dingen, maar stond niet met een superieure glimlach op Zijn gezicht bij het graf. Jezus weende. Hij was zeer bewogen en ontroerd (verbolgen vanwege de macht van de dood). 'Want wij hebben geen Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.' (Hebr. 4:15) Toch blijkt ook uit deze geschiedenis dat het Hem niet uit de hand loopt. Zijn verdriet was niet hetzelfde als de machteloze droefheid van de nabestaanden. Hij, die de Opstanding en het Leven is, kan doden levend maken en heeft dat ook gedaan. Zo wordt dwars door het lijden heen Gods wil gerealiseerd.


"Hij had meer gedaan dan alleen maar 'toelaten' dat dit mij 'overkwam', ik kan het niet nauwkeuriger uitdrukken dan dat Hij mij iets gegeven had. Hij heeft mij een gave gegeven: het weduwschap. Hoe kan ik nu zoiets zeggen? Hij haalt ons niet even snel de heerlijkheid binnen. Wij blijven leven in een gebroken wereld. Wij blijven leven onder de gevolgen van de zonde, soms die van onszelf, soms die van anderen. Toch heb ik het lijden leren begrijpen als een gave, door de omvormende macht van het kruis. Want in deze gebroken wereld, in onze nood, geeft Hij ons Zichzelf. In onze eenzaamheid komt Hij ons opzoeken. In Zijn dood gaf Jezus Chistus ons het leven. De gewilligheid van de Zoon om Zichzelf in de handen van de misdadigers over te geven, werd de grootste gave die er ooit gegeven is: het Brood voor de wereld, in genade gebroken. Dus werd het ergste wat er ooit gebeurd, het beste wat ooit gebeurde. Dat kan ook met ons gebeuren. Bij het kruis van Jezus worden onze kruisen in gaven veranderd."
Uit: Eenzaamheid: wildernis of weg tot God? van Elizabeth Elliot

De eerste man van Elizabeth Elliot werd als zendeling door de Auca-indianen vermoord. Daarna ïs ze zelf naar deze indianen gegaan om hen het Evangelie te verkondigen. Haar tweede man stierf aan kanker. Vaak leefde ze onder moeilijke omstandigheden.


Gods openbaring genoeg?
Maar hier doemt nog wel een vraag op: 'Waarom schikt God het kwade op die manier, in die hoeveelheid, of juist precies bij mij?'.
Direct vragen naar het 'waartoe' in plaats van naar het 'waarom', is geen oplossing. Evenmin als de uitspraak 'niet klagen, maar dragen en bidden om kracht'. De vraag waarom de Heere nu juist deze weg met je gaat, mag gesteld worden. Ook in de Bijbel hoor je de bijbelheiligen vragen naar het waarom. Zelfs Jezus, de Zoon van God, vroeg aan het kruis: 'Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?' Het antwoord op die waarom-vraag is echter niet eenvoudig en vaak niet te geven. Denk in dit verband aan de vraag van de Joden aan de Heere Jezus of de Galileërs wiens bloed door Pilatus met hun offers was gemengd, grote zondaars waren (Luk. 13 : 1-5). De Heere Jezus geeft hen als antwoord: "Ik zeg u, neen zij;", maar roept hen vervolgens ook op tot bekering. Om Zijn boodschap te onderstrepen haalt hij het instorten van de toren van Siloam aan. Die bedolf achttien mensen onder het puin. Waren zij ergere zondaars dan de andere mensen in Jeruzalem? "Ik zeg u, neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan."
En dat is de spits die je in heel de Bijbel tegenkomt. Boven alles staat dat God het goede met de mens voorheeft. Het Woord van God is vol van teksten zoals Jer. 3 : 12b: 'Bekeer u, gij afgekeerde Israël, spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.' en Joh. 3 : 16: 'Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, eeuwige maar het leven hebbe. Alles wat ons overkomt, staat daarom in verband met onze zaligheid. De profeet Ezechiël moet dat zelfs heel duidelijk zeggen tegen Juda (Ez. 33 : 10, 11): 'Daarom, gij mensenkind! zeg tot het huis Israëls: Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden op ons zijn, en wij in dezelve versmachten, hoe zouden wij dan leven? Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozeni daarin heb Ik lust, dat de goddeloze maar zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?'. En tussen het klagen door zegt Jeremia; 'Want Hij plaagt of bedroeft des mensen kinderen niet van harte' (Klaagl. 3m : 33). Het lijden is Gods megafoon om een dove wereld wakker te roepen, aldus C.S. Lewis in zijn boek'Het probleem van het lijden'. Hoe en waarom precies? God is groot en wij begrijpen het niet. De volgende tekst is veelzeggend: 'Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE' (Jes. 55 : 8).

Alleen door het geloof
Dit is tegelijk één van de moeilijkste momenten in het spreken over lijden. Om op dat moment God God te laten en ons over te geven aan Zijn leiding met ons. We mogen dan God bidden om Zijn genade in Christus die hier beslist voor nodig is. Het is van het grootste belang dat we hier artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis bijvallen. Guido de Brés schrijft daar - in een tijd van hevige vervolging - over de Godsregering in ons leven: "Aangaande hetgeen Hij doet boven het begrip van het menselijke verstand, dat willen wij niet curieuselijk (te nieuwsgierig) onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen van God, die ons verborgen zijn; ons tevreden houdende, dat wij leerjongeren van Christus zijn, om alleen te leren hetgeen Hij ons in Zijn Woord aanwijst, zonder deze palen te overtreden."
Dit artikel is een geloofsbelijdenis van Guido de Brés geweest. Het vraagt geloof om Gods vaderlijke zorg in je eigen leven te zien en te bewonderen. Het vraagt een gerichtheid op Christus, die gezegd heeft: 'Zo iemand achter Mij wil komen, die verioochene zichzelven, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij.'
Guido de Brés wil, net als Calvijn en Augustinus, eerbiedig en ootmoedig luisteren naar het Woord van God. De geopenbaarde dingen zijn voor ons, maar de verborgen dingen - en dat zijn vaak dingen zoals lijden, moeite en verdriet - zijn voor de Heere. Hoe moeilijk dat in sommige situaties ook kan zijn, dit is de enige, heilzame weg. De weg die God Zelf ons in Zijn Woord wijst. Door de Bijbel heen komen we - naast de bekering van de zondaar - vele bedoelingen tegen die de Heere kan hebben wanneer Hij lijden zendt. De verheerlijking van Zichzelf (Joh. 9 : 3, Joh. 11 : 4), de loutering van de christen (2 Kor. 12 : 7, Hebr. 12 : 6-10), de bestraffing (Jer. 6 : 8), de opbouw in het geloof (2 Kor. 4 : 9, 10, Jak. 1 : 2-4), de verheerlijking van de christen met Christus (Rom. 8 : 17b, 1 Petr. 4 : 13). Een christen volgt Christus na. Op die weg ontmoet hij tegenspoed. Het kan niet anders: wij moeten door veel verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk van God (Hand. 14 : 22).

3. Het waarom van Job

In dit hoofdstuk komt de geschiedenis van Job aan de orde. Het is verrassend om in het bijbelboek Job te ontdekken hoeveel richting er wordt gegeven aan vragen rondom het lijden.
Zijn naam is in de Bijbel verbonden met het lijden. Er is geen bijbelboek waarin de waaromvraag zo vaak gesteld wordt als in het boek Job.
Job had tien kinderen verloren en al zijn bezittingen. Daarbij keerde zijn huisvrouw zich tegen hem en had hij vrienden die als rechters aan zijn ziekbed zaten. Dieper rouw, smart en eenzaamheid is haast niet denkbaar. Daarbij moeten we ook niet vergeten dat het hele boek Job één lange worsteling is van Job met God. Ten diepste gaat het erom dat God in dit boek laat zien hoe krachtig en sterk Zijn eigen werk is.

God beproeft Job
Job is zeer rijk gezegend met aardse voorspoed, maar van veel grotere waarde is het getuigenis dat de HEERE geeft van Job inJob 1 : 8b: 'Want niemand is op aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad'. De Heere pronkt als het ware tegenover de satan met de vroomheid van Job.
Maar dan gaat de satan een vraag stellen: 'Is het om niet, dat Job God vreest?'. Het ligt voor de hand dat Job de Heere dient en vreest. Het gaat hem tenslotte allemaal voor de wind! Dan is het, volgens de satan, heel gemakkelijk om God te dienen. Satan stelt hier de oprechtheid van Jobs geloof ter discussie.
Om Jobs Godsvrucht nog meer te doen uitkomen, staat de Heere aan satan toe om Job te beproeven.
Dat de Heere satan toestaat om Job zwaar en diep te beproeven, daar heeft Job geen weet van. Het enige dat Job weet, is dat hij op één en dezelfde dag al zijn bezittingen verliest en al zijn tien kinderen. Van steenrijk is hij ineens straatarm. Een onbeschrijfelijk verdriet.
Het wonderlijke is dat Job buigt onder het lijden wat hem overkomt. We lezen in Job 1 : 22: 'In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe'.
Alsof het nog niet genoeg is, gaat de beproeving nog verder. Satan mag ook Jobs lichaam aantasten. Vol boze zweren, zichzelf met een potscherf stuk krabbend, vinden we Job op de ashoop. En dan komt er nóg een beproeving bij, zijn eigen huisvrouw. Zij kan het niet meer uithouden. Haar moederhart is verscheurd onder het verlies van haar tien kinderen. En nu ze haar man ook nog zo ziet lijden... Als Job dan zo'n God dient, Die hen dit allemaal aandoet, dan hoeft het voor haar niet meer. Ze zegt tegen Job in 2 : 9: 'Houdt gij nog vast aan uw oprechtheid? Zegen God en sterf'. Zegenen heeft hier de betekenis van vloeken.
Deze woorden moeten voor Job vurige pijlen zijn geweest. Ze hebben zijn smart verzwaard.
Hij wijst zijn vrouw terecht en wijst haar raad af; 'In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet' (2 : 10). Job zwijgt. Ook in zijn hart zullen de vragen zich opgestapeld hebben, maar het komt gelukkig (nog) niet naar buiten.

Jobs vrienden zwijgen
Vervolgens krijgt Job bezoek van zijn vier vrienden, drie oudere en een jongere (Elihu).
Wat kan bezoek en meeleven in rouw en smart goed doen. Zeven dagen zitten ze bij Job zonder een woord uit te brengen. Ze zwijgen omdat ze zien dat er voor Jobs verdriet geen woorden zijn. Dit zwijgen is het beste wat zijn vrienden hebben gedaan. Bij groot verdriet is er niets beter dan zwijgen, maar er is ook niets moeilijker.
Na zeven dagen verbreekt Job zelf de stilte. Zijn verdriet is zo groot dat hij nu zijn hart openlegt tegenover zijn vrienden en tegenover de Heere. Job vervloekt zijn geboortedag.
Ook neemt hij de waaromvraag op de lippen : 'Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder aan, en heb den geest gegeven, als ik uit de buik voortkwam?' (3 : 11) 'Waarom geeft Hij den ellendige het licht, en het leven den bitterlijk bedroefden van gemoed?' (3 : 20).
In deze omstandigheden verkiest Job de dood boven het leven: 'Die verlangen naar de dood, maar hij is er niet' (3 : 21).
In het begin stond er dat Job niet zondigde met zijn lippen. Dit staat er nu niet bij.

Jobs vrienden spreken
Zijn vrienden hebben geluisterd. Nu kunnen ze niet langer zwijgen en gaan ook spreken. Het was beter geweest als ze opnieuw hadden gezwegen. In het zwijgen zaten ze naast Job, nu ze gaan spreken verheffen ze zich boven Job. Ze spreken hem vermanend en bestraffend toe. Zijn vrienden gaan zitten op de stoel van God. Bij het pak dat de Heere Job heeft opgelegd, doen zij er ook nog een pak bij. De redevoeringen van de vier vrienden bevatten niet minder dan 36 hoofdstukken. En in die woorden beluisteren we niet dat ze Job proberen te helpen in zijn worsteling. Het hoofdthema is: God straft de goddeloze. Zij hebben de oplossing klaar. Job heeft gezondigd en daarom straft God Job. Ze willen Job overtuigen van Gods rechtvaardigheid en hem ertoe brengen de kastijding van de Almachtige niet te verwerpen. Maar dat is nu juist Jobs worsteling. Er kunnen in een sterfhuis vele stiltes worden opgevuld met woorden, die op zich wel waar zijn maar die in die omstandigheden hol klinken en voorbijgaan aan de diepe smart.
Met al hun woorden bereiken de vrienden alleen maar dat Job zijn klacht nog meer tot God richt: 'En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Och, dat ik den geest gegeven had en geen oog mij gezien had!' (10 : 18). Klacht over zijn ellende en aanklacht tegen God gaan bij Job samen.

God verbergt Zich voor Job
In Jobs worsteling komen we nog iets tegen dat we ook niet over het hoofd mogen zien.
God verbergt Zijn aangezicht voor hem en dat moet voor Job het ergste geweest zijn. Alle ellende vervult zijn ziel met diepe smart, maar daarbij kan Job de Heere niet volgen. Hij roept het uit in Job 13 : 24: 'Waarom verbergt Gij Uw aangezicht en houdt mij voor Uw vijand?'
Aan zijn vrienden blijkt hij in deze omstandigheden niets te hebben, integendeel. 'Mijn vrienden zijn mijn bespotters, doch mijn oog druipt tot God' (16 : 20). Met hun woorden drijven ze hem uit tot God: 'Stel mij een borg bij U' (17 : 3).
Er zijn ook momenten dat hij ervaart dat de Heere van hem afweet. Als een ogenblik het geloof bij hem doorbreekt, zegt Job tegen zijn vrienden: 'Want ik weet: mijn Verlosser leeft' (19 : 25). Zijn vrienden hebben hem wel veroordeeld, maar de Heere niet, 'nademaal de wortel der zaak in mij gevonden wordt' (19 : 28). Job mist licht over zijn weg: 'Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet. Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet' (23 : 8, 9). Tegelijk zegt hij in vers 10: 'Doch Hij kent mijn weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen'.

God openbaart Zich aan Job
Het hoogtepunt van het boek Job ligt in het spreken van God Zelf. Het antwoord van de Heere op alle vragen komt vanuit een onweer. Wie zou denken dat de Heere aan Job gaat uitleggen waarom al dit lijden in zijn leven gekomen is, vergist zich. Wie in dit antwoord een oplossing van het levensraadsel van het lijden zoekt, komt teleurgesteld uit. De Heere laat Zijn eigen vragen op Job neerdalen als een regen. Het doel van al die vragen is om Job te tonen hoe klein en gering hij is. Naast de hoge en verheven Schepper vermag de kleine, nietige mens niets. Wij zijn niet meer dan eindige en beperkte schepselen. Wij waren er niet bij toen God Zijn plan maakte voor de schepping en Zijn besluiten nam ten aanzien van de wereldregering.
Wie deze hoofdstukken leest, komt onder de indruk van de majesteit van God. Job komt dat zeker. In de verberging van de Heere heeft Job veel gezegd, maar nu de Heere verschijnt, gaat Job zwijgen. Hij zegt in 39 : 37: 'Zie ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op de mond'. Job heeft teveel gezegd. Hij roept uit in Job 42 : 6: 'Daarom verfoei ik mij, en heb berouw in stof en as'. Eigenlijk geeft Job met dit 'daarom' antwoord op zijn eigen waaromvraag. Hij heeft het antwoord op zijn vragen bij God gezocht en God willen dwingen om zich te verantwoorden voor Zijn daden. De Heere hoeft Zich echter niet te verantwoorden voor mensen. Ook niet voor Job.

De weg van het offer
In de weg van het offer, van de verzoening, gaat de Heere de zonde (en de zondige uitspraken) wegnemen. De Heere beveelt Job om een brandoffer te offeren van zeven rammen en varren. We zien hier Job, diep buigend op de ashoop, als een bidder voor zichzelf en zijn vrienden. De Heere neemt het aangezicht van Job aan. In het bloed heeft God verzoening gevonden. Het offer wijst heen naar Christus in Wiens werk God op Golgotha verzoening gevonden heeft. In Zijn lijden boog Hij onder de wil van de Vader en toen Hij onrechtvaardig veroordeeld werd, zweeg Hij.
Uiteindelijk is alleen met het zicht op het kruis een antwoord mogelijk op de vragen rondom het lijden. Aan het kruis heeft het 'waarom' uit de mond van een lijdende Jezus geklonken. Hij leed en stierf voor de zonde van Zijn kinderen. Alleen in het zien op de lijdende Zaligmaker kunnen zondaren verlost worden van en nieuw zicht krijgen op de zonde en de verwoestende gevolgen van de zonde.
De geschiedenis van Job leert ons veel ten aanzien van het lijden. Opmerkelijk is dat God aan Job niet heeft uitgelegd wat de zin van zijn lijden is geweest, terwijl er wel degelijk een reden was aan te wijzen. De lezer van dit bijbelboek weet dankzij de openbaring van de Schrift meer dan Job zelf wist. God geeft lang niet altijd rekenschap van Zijn daden. Daar is Hij vrij in. Voor mensen vaak moeilijk te aanvaarden, ook de rechtvaardige Job bezondigde zich daaraan. Job en zijn vrienden kwamen er met al hun denkkracht niet uit. Het menselijk denken geeft nooit het antwoord op de vraag naar de zin van het lijden. De praktijk van het leven heeft geleerd dat een antwoord nauwelijks mogelijk is. Iets anders is daarbij nodig. Dat kreeg Job en dat heeft de christen, namelijk de openbaring van God. Dat is de lamp in deze duistere wereld. In het licht van het Woord en door de verlichting van de Heilige Geest zien we de wijsheid van God, zoals Job die zag, toen de Heere Zich aan hem openbaarde.
Dat geeft lang niet altijd een afdoende antwoord op de waarom-vraag, maar het geeft wel de broodnodige rust en overgave aan Gods leiding en bestuur.

4. Verschillende uitwerkingen

"Ik hoop dat deze ziekte aan mijn ziel gezegend zal worden. Altijd gevoel ik de slaande hand van God zo dringend nodig te hebben. In de maalstroom van het drukke leven is er zo weinig tijd voor waken, tot het betreuren van onze zonden en het zoeken van genade, tot het strijden tegen de zonden die ons aankleven, dat ik altijd gevoel dat het een grote zegen voor mij is als de Heere mij uit de schare verwijdert, en door Zijn Woord en Geest opleidt tot een zaliger vrede en een heiliger wandel."
De Schotse predikant Robert Murray MacCheyne, gestorven op 29-jarige leeftijd, tijdens één van zijn vele ziekbedden.

Het lijden kan een verschillende uitwerking hebben. Bij de één leidt het tot verharding omdat hij de oorzaak van alle lijden, namelijk de zonde, niet onder ogen ziet. De ander buigt voor God en vlucht met zijn nood tot God. In dat laatste geval heeft het lijden grote betekenis.
Augustinus zegt in dat verband: "Wat gij lijdt tengevolge waarvan ge jammert, dat is medicijn voor u, geen straf; kastijding, geen verdoeming; wijs de roede niet af als ge niet afgewezen wil worden van de erfenis." Een ware christen kent iets van het lijden. Dat lijden is er vanwege de gemeenschap met Christus, Rom 8 : 17 'Zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden'.
Dit lijden is ook nodig om gehoorzaamheid te leren. Calvijn zegt: "Dat Christus gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden, moet voor ons ook tot lering zijn." God gebruikt de verdrukkingen tot opvoeding van Zijn volk (Hebr. 12 : 6).

Uitzicht
In het lijden is dan ook uitzicht voor de gelovigen. Er is ondersteuning in het lijden door de vertroostingen van de Heilige Geest. Dan word je er als het ware 'boven uitgetild'. Paulus zegt: 'Naarmate het lijden van Christus overvloedig is in ons, naar die mate is ook de vertroosting van Christus overvloedig in ons'. God schenkt de Zijnen vertroosting naar de mate van het lijden. In het bijzonder als het om het lijden om Zijn naam gaat. Denk aan Stefanus. Terwijl zijn leven afloopt, ziet hij de hemelen geopend en Jezus staande aan de rechterhand van God. Ook Job is van zijn lijden niet slechter geworden, al moet hij daarvoor door een onpeilbaar diep dal gaan. Elia zit in diepe ellende onder een jeneverboom en bidt God of hij mag sterven. Maar de Heere richt hem op en bemoedigt hem bij de berg Horeb (1 Kon. 19 : 4-18). En denk aan de vele martelaren die er alle eeuwen door geweest zijn. Toen - om één voorbeeld te noemen - James Guthrie (1612-1661), een predikant uit de tijd van de vervolgingen in Schotland rond het zogenaamde Covenant, op de ladder van de galg stond, heeft hij een indrukwekkend getuigenis afgelegd van de hoop die in hem was en de ondersteuning die hij van de Heere kreeg. Hij eindigde zijn redevoering met de woorden van Simeon: "Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien." De Heere gebruikt het lijden in het leven van Zijn kinderen tot hun heil (Rom. 8 : 28). Er is ook uitzicht naar een eeuwige toekomst. Het is voor Gods kinderen een vertroostende wetenschap, dat het lijden en alle verdrukkingen niet altijd zullen duren. Ze hebben 'een verdrukking van tien dagen'. Het lijden van deze wereld weegt niet op tegen de eeuwige heerlijkheid.


Het kromme in het levenslot
Thomas Boston heeft aan het einde van zijn leven een boekje geschreven 'Het kromme in het levenslot'. Deze Schotse prediker zijn de tegenspoeden in het leven niet bespaard gebleven. Hij bracht zes van zijn tien kinderen al op jonge leeftijd naar het graf en had een vrouw die op latere leeftijd aan ernstige depressiviteit leed zodat hij haar eigenlijk geen ogenblik alleen kon laten. Beproefd en gelouterd door al dit lijden heeft hij dit boekje geschreven. Het is geboren uit de praktijk van het leven en getuigt van een leven dicht bij de Heere. Voor velen is dit boekje in het verleden tot grote zegen geweest, maar het is ook voor nu van heel groot belang en kan ons helpen in de zoektocht naar de zin van het lijden. De titel is ontleend aan Prediker 7 : 13 'Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken, wat Hij krom gemaakt heeft?'.

Met het kromme in het levenslot bedoelt Boston de tegenspoed (het lijden) in dit aardse leven. Het woord 'lot' betekent niet anders dan de reeks van opeenvolgende gebeurtenissen waar ons leven vol van is.
Waaraan moeten we denken bij krommingen in het levenslot? Dit kunnen lichamelijke gebreken zijn, maar het kan ook onze goede naam en eer treffen, het kan optreden in onze levenstaak (beroep of positie) en het kan voorkomen in de familiekring. Familiebetrekkingen zijn, zegt Boston, de scharnieren van de samenleving. Maar ook daar kan het kromme voorkomen en juist daar voelt men de meeste pijn. De weg waarlangs de kromming komt is heel verschillend. Ook de oorzaken zijn verschillend. De bedoeling die de Heere met de kromming heeft is dan ook heel verschillend.
Het is Gods hand die het kromme werkt. God bepaalt van elk mens zijn levensgang en wat hem of haar zal wedervaren. Boston wil hierbij laten zien dat God in Zijn almacht alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil. Deze wetenschap geeft een geheiligde vrucht in het leven.

Het is bij een kromming in het levenslot van het grootste belang om te onderzoeken welke bedoeling de Heere met zo'n kromming heeft. Als we immers Gods bedoeling niet begrijpen, dan kunnen we ook geen lering trekken uit het kromme. Op de vraag "Waarom brengt de Heere een kromming in iemands levenslot?" geeft Boston zeven antwoorden.
Die kunnen iemand, die een kromming heeft in zijn of haar levenslot, helpen om in zijn / haar persoonlijke omstandigheden Gods bedoeling te verstaan.
1. Het voornaamste doel dat de Heere met een kromming heeft, is om de mens te beproeven of hij verkeert in de staat der genade. Boston noemt bij dit eerste antwoord ook enkele voorbeelden uit de Bijbel zoals Job, Israël in de woestijn en de rijke jongeling.
2. De Heere kan een kromming brengen in het levenslot om de mens op te wekken tot zijn plicht. Dit doet de Heere door af te trekken van de wereld en aan te sporen acht te slaan op het geluk van de toekomende wereld. Als voorbeeld noemt Boston hier de verloren zoon. Achter de zwijnen komt hij tot zichzelf en werd gedwongen na te denken over terugkeer naar zijn vader.
3. De Heere gebruikt het kromme ook wel tot overtuiging van de zonde. Boston gebruikt het voorbeeld van iemand die een wandeling maakt en plotseling struikelt met als gevolg dat hij mank verder moet lopen. Bij het verder lopen overtuigt ieder stap die hij zet hem ervan dat hij een verkeerde stap heeft gezet. Zo verging het Jakob. Toen hij door het bedrog van Laban Lea had gekregen in plaats van Rachel, moest hij wel pijnlijk herinnerd worden aan zijn eigen bedriegen van zijn vader.
4. De Heere kan een kromming geven ter kastijding of bestraffing van de zonde. Lang kan de Heere een zonde oogluikend toelaten, terwijl hij later op die zonde het brandmerk van zijn verontwaardiging zal zetten. We zien dit in het leven van Rachel. Hetzelfde was ook het geval bij David en Gehazi.
5. Een kromming kan de Heere ook geven om de zonde te voorkomen. Hierover spreekt de Heere in Hosea2 : 5 'Ik zal uw weg met doornen betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden'. De kromming gaat in tegen één of andere verkeerde neiging van het hart, waardoor die neiging er door beheerst wordt. De kromming doet dan dienst als een doornheg of muur waardoor verhinderd wordt dat de neiging in een verkeerde richting gaat.
6. De kromming gebruikt de Heere soms om verborgenheden te ontdekken, óf in het leven van de gelovigen óf in het leven van dode zondaars. In ieders hart leven verdorvenheden die zo diep liggen dat ze nauwelijks waar te nemen zijn en de mens er bij zichzelf helemaal geen weet van heeft. Wie zou vermoed hebben dat de zachtmoedige Mozes zich nog zo driftig kon maken? Om die drift mocht hij het land Kanaan niet binnengaan.
7. Het laatste doel dat de Heere met een kromming kan voor hebben is oefeningvan de genade bij Gods kinderen. Gods kinderen kunnen zo zorgeloos, lui en lijdelijk hun weg gaan. De Heere gebruikt een kromming om ze wakker te schudden.

Tenslotte zegt Boston dat God niemand van Zijn volk laat uitblinken in een gave, of Hij zal hem te eniger tijd de gelegenheid geven om die gave ten volle te benutten. En die gelegenheid, dat is de kromming in het levenslot.


Aanvaarding
Het is natuurlijk niet zo dat Gods kinderen dan alles begrijpen en geen pijn en verdriet hebben. Het lijden blijft echt lijden met alle ellende van dien, maar ze mogen wel vertrouwen dat de Vader het goed met hen voorheeft. De rust ligt dan ook niet in het begrijpen en het weten waarom hen dit alles overkomt. Wie daarin kan berusten, blijft toch altijd de vraag houden: had dat dan niet op een andere manier gekund?
De rust ligt alleen in het aanvaarden dat het goed is wat God doet. Aanvaarding is nooit een vanzelfsprekende zaak.
Aanvaarding is een vrucht van genade, van geloof. Het is ook iets anders dan berusting. Dan zijn we gelaten en het innerlijk niet eens geworden met wat God ons heeft gegeven. Nemen zoals het komt, omdat het toch niet anders kan.
Aanvaarding is vrolijk kruisdragen (gebed Doopformulier), uit genade achter Jezus, de grote Kruisdrager aan. Lewis zegt het zo als hij het over het lijden heeft: "Maar wat helpt het u, of ik u mijn gevoelens meedeel? U kent ze al: ze zijn precies als die van u. Ik wil niet bewijzen dat het lijden geen pijn kost. Lijden doet pijn. Dat is de eigenlijke betekenis van het woord. Ik probeer alleen aan te tonen dat de oude Christelijke leer van het Volmaakt worden door lijden' niet ongeloofwaardig is. Dit proefondervindelijk te bewijzen ligt buiten mijn bedoeling."

Maar...
Maar wat als je het hemelse uitzicht niet hebt? Als het perspectief van je leven niet verder reikt dan het lijden zelf? Eigenlijk kan dat niet. Het lijden zou je verder moeten brengen, namelijk bij God. Wanneer het antwoord niet bij God gevonden wordt, is het lijden onnoemelijk zwaar, te zwaar om te dragen. Hoe moetje daarmee omgaan? Het is niet goed om dan op Gods almacht te focussen. Je bent geneigd om met behulp van Zijn almacht naar een oplossing te zoeken of je daaraan vast te klemmen. Maar wanneer van Zijn almacht vervolgens - vanuit ons oogpunt! - niets blijkt, liggen haat en wanhoop op de loer. Opstand tegen Gods almacht is een doodlopende weg.
God is wel almachtig, maar ook vrijmachtig. De Heere is vrij in Zijn doen en laten. Een mooi bijbels voorbeeld is de belijdenis van de drie vrienden van Daniël in het dal Dura voor Nebukadnezar. Op zijn vraag wie de God is Die hen uit zijn hand verlossen zal, antwoorden Sadrach, Mesach en Abed-Nego: 'Wij hebben niet nodig u op deze zaak te antwoorden. Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen. Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren (...)' (Dan. 3 : 16-18). Ze twijfelen niet aan Gods almacht, maar laten Hem daarin wel vrij: 'Maar zo niet .'
Wanneer het geloof van de drie vrienden gemist wordt, is het is beter oog te hebben voor Gods geduld met mensen. Paulus wijst in Rom 9 : 22 op Gods lankmoedigheid. De Heere heeft geduld met mensen die niet willen geloven dat Hij het goede met hen voorheeft. W. Teelinck: "Hij kastijdt ons om ons te bekeren." En dat terwijl ze Hem het lijden toeschrijven en twijfelen aan Zijn almacht en vrijmacht.
Wie zich verwondert over Gods lankmoedigheid en verdraagzaamheid, zal worstelen met zijn genadetijd en bedelen om het geloof in een weg van buigen.
Lijden zonder de 'enige troost' uit vraag&antwoord 1 van de Heidelberger Catechismus te kennen, is te zwaar om zelf te dragen. Alleen met de belijdenis van antwoord 1 in het hart kan Zondag 10 van diezelfde Catechismus tot troost zijn. Alles wat ons overkomt, komt dan uit Zijn Vaderlijke hand. Zo alleen kunnen we in tegenspoed geduldig zijn, in voorspoed dankbaar en voor het toekomende vertrouwend.

De verwerking op de verenigingsavond

Vragen over 'De zin van het lijden' zijn vaak moeilijk te beantwoorden. Een verenigingsavond met dit thema vergt de nodige voorbereiding. Het kan veel losmaken, pijnlijke en verdrietige gevoelens kunnen boven komen. Voor jongeren die in hun leven te maken hebben met lijden kan dit onderwerp heel persoonlijk en gevoelig liggen. Misschien is het nodig met bepaalde jongeren vooraf hierover te spreken. Als een jongere het ziet zitten is het misschien ook een idee om te vragen ofhij zelfiets wil vertellen over het lijden in zijn leven en hoe anderen (jongeren) daarbij kunnen helpen en steunen. Als er meerdere jongeren zijn die hierover kunnen en willen vertellen kan er bijvoorbeeld een forum gevormd worden.

Suggesties voor de opzet van de avond

Opening bijvoorbeeld naar aanleiding van Rom. 8 : 1-18
Introductie onderwerp eventueel aan de hand van één van de verwerkingsopdrachten
Inleiding naar aanleiding van de schets
Pauze
Verwerking eventueel aan de hand van de verwerkingsopdrachten, aan de hand van een forumbespreking
Afronding
Sluiting

Verwerking

Vragen

Lees uit de Heidelbergse Catechismus zondag 10 vraag en antwoord 27.

• Zondag 10 vraag en antwoord 27
Vraag: Wat verstaat gij door de voorzienigheids Gods?
Antwoord: De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen.

De Heere doet voor- en tegenspoed vanuit Zijn Vaderlijke hand ons toekomen.
1. Mogen wij bidden of lijden ons bespaard blijft? Waarom wel/niet?

Lees uit de Heidelbergse Catechismus zondag 9.
• Zondag 9 vraag en antwoord 26
Vraag: Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?
Antwoord: Dat de eeuwige Vader van onzen Heere Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook door zijn eeuwigen raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om zijns Zoons Christus' wil mijn God en Vader is; op welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.

2. Hoe kan de Heere lijden ten goede keren? Geef hiervan voorbeelden uit de Bijbel.

Lees Rom. 8 : 17 en 18
• Romeinen 8 : 17, 18
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal gegeven worden.

Gods kinderen lijden met Christus opdat zij ook met Hem verheerlijkt worden. Zij hebben uitzicht op een eeuwige heerlijkheid. Het lijden van deze wereld weegt daar niet tegenop.
3. Wat betekent dat: lijden met Christus?
4. Wat is die heerlijkheid waar Paulus het in vers 18 over heeft?
5. Waarom is die wetenschap in dit leven al tot troost?

Lees Job 5 : 17 en 18

• Job 5 : 17, 18
17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.
18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.

Elifaz spreekt hier tot Job.
6. Moet je blij zijn met Gods straf? Waarom wel/niet?

Vergelijk Job 1 : 21, 2 : 10, 3 : 3 en 11, 13 : 24, 19 : 25, 39 : 37, 42 : 2 en 6

• Job 1 : 21
En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd!
• Job 2 : 10
Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
• Job 3 : 3
De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;
• Job 3 : 11
Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam?
• Job 13 : 24
Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?
• Job 19 : 25
Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan;
• Job 39 : 37
Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
• Job 42 : 2
Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden.
• Job 42 : 6
Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as.

De houding van Job in het lijden dat hem overkomt wisselt nogal. Deze teksten laten iets van de strijd zien die Job met zijn lijden heeft gehad.
7. Geef bij elke tekst met een (of meer) kernwoord de reactie van Job weer.
8. Op welke momenten kan Job zijn lijden in Gods handen geven?

Lees Job 19 : 6-13 en 23-27
• Job 19 : 6-13, 23-27
6 Weet nu, dat God mij heeft omgekeerd, en mij met Zijn net omsingeld.
7 Ziet, ik roep, geweld! Doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.
8 Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.
9 Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen.
10 Hij heeft mij rondom afgebroken, zodat ik henenga, en heeft mijn verwachting als een boom weggerukt.
11 Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden.
12 Zijn benden zijn tezamen aangekomen, en hebben tegen mij haar weg gebaand, en hebben zich gelegerd rondom mijn tent.
13 Mijn broeders heeft Hij verre van mij gedaan; en die mij kennen, zekerlijk, zij zijn van mij vervreemd.
23 Och, of nu mijn woorden toch opgeschreven wierden! Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend!
24 Dat zij met een ijzeren griffie en lood voor eeuwig in een rots gehouwen wierden!
25 Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan;
26 En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
27 Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.

Job zegt dat God hem heeft omgekeerd, hem met Zijn net heeft omsingeld, zijn weg heeft toegemuurd, duisternis over zijn pad heeft gesteld, de kroon van zijn hoofd heeft afgebroken, Zijn toorn tegen hem heeft ontstoken, en Job als Zijn vijand acht. Toch zegt Job in vers 25: "Wantik weet: mijn Verlosser leeft."
9. Hoe kan de Heere tegelijk omsingelen en verlossen?
10. Misschien heeft iemand uitjouw omgeving of jijzelf op dit moment ook met lijden te maken. Wat zou je voor die ander kunnen betekenen of wat zou je willen dat anderen voor jou doen?

Stellingen

Lees Rom. 5 : 3 en 5 Klaagl. 3 : 33 Psalm 10  :14

• Romeinen 5 : 3-5
3 En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt;
4 En de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop;
5 En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven.
• Klaagliederen 3 : 33
Want Hij plaagt of bedroeft des mensenkinderen niet van harte.
• Psalm 10 : 14
Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.

1. Als je niet gelooft is lijden ondraaglijk.
2. Als je niet gelooft is lijden zinloos.

Literatuur
Boston, Thomas, Het kromme in het levenslot, Den Hertog, Houten, 1993
Brooks, Thomas, Ik ben verstomd, Groen, Leiden, 1994
Calvijn, Johannes, Institutie (A. Sizoo), Meinema, Zoetermeer, 1994
Driel, drs. L., Over het lijden en God (Serie Pasmunt), De Groot Goudriaan, Kampen, 1988
Ganswijk, drs. J.M., Chronisch ziek zijn (serie Praktisch en Pastoraal), Groen, Leiden, 1994
Lewis, C.S., Het probleem van het lijden, Ten Have, Baarn, 1999
Lewis, C.S., Verdriet, dood en geloof,
MacCheyne, R.M., Troost in verdriet, De Groot Goudriaan, Kampen, 1993
Mauritz, J.H., Ontluisterd leven, JBGG, Woerden, 1981
Mauritz, J.H./Visser, W., Leer mij Uw weg, JBGG, Woerden,
Ouwerkerk, ds. T., Gods leiding in het lijden, Hardeman, Ede, 1996
Rietdijk, ds. D., Niet klagen..., Boekencentrum, 's Gravenhage, 1989
Schreuder, ds. A., Waarom?, artikelenserie in De Saambinder, ...
Schreuder, ds. A., Bostons? antwoorden op de waarom-vraag, artikelenserie in De Saambinder, ...
Schreuder, ds. A., ..., interview in Daniël, nr. 23 1996
Wal, dr. J. van der, Als christen omgaan met leed, uit: Psychische nood: Ambt, gemeente en hulpverlening, Groen, Heerenveen, 1998
Westland, drs. J., God onze Troost in noden (Reformatiereeks), Kok, Kampen, 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

Mivo +16 | 24 Pagina's

De zin van het lijden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

Mivo +16 | 24 Pagina's