Elia, de man Gods
Inleiding
De profeet Elia neemt in de Bijbel een grote plaats in. Heel zijn leven stond in het teken van de strijd tegen de Baalsdienst en het terugroepen tot de dienst van de Heere.
Zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament wordt Elia genoemd.
Reden genoeg om ons eens te verdiepen in de taak die Elia van de Heere heeft gekregen. Dan zal blijken hoeveel overeenkomsten er zijn tussen de tijd van Elia en de onze. Daar valt veel van te leren.
De inleiding van deze schets geeft enige achtergrondinformatie over de profeet en zijn tijd. In de hierop volgende hoofdstukken worden enkele gedeelten van het bijbelboek Koningen besproken. Het is belangrijk om het bijbelgedeelte zelf vooraf te lezen en erbij te houden.
1. De profeet Elia
Opeens staat hij daar voor koning Achab: de profeet Elia. Helemaal onverwacht en zonder enige inleiding begint de geschiedenis van deze profeet in 1 Koningen 17. Elia is een profeet waarvan we heel weinig te weten komen. Het lijkt alsof Elia, net als Melchizedek, geen vader en moeder had en geen familieregister. Dat heeft bij sommige Joden tot de gedachte geleid dat Elia een engel uit de hemel was. Maar Jakobus verzekert: "Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij" (Jak. 5 : 17).
Het enige wat we te weten komen, is dat hij afkomstig is uit het plaatsje Thisbe in Gilead. Maar over zijn verdere voorgeschiedenis, zoals zijn roeping tot het profetenambt, is niets te lezen. Opeens verschijnt hij en opeens is hij ook weer verdwenen. Aan het einde van zijn leven wordt hij in de hemel opgenomen. Er is dus geen graf van hem te vinden. Hij heeft geen geschriften nagelaten met zijn prediking, zoals wij die van andere oudtestamentische profeten in de Bijbel hebben. Alleen in 2 kronieken 21 : 12-15 vinden we een kort briefje van hem.
Brief van Elia aan koning Joram
2 Kronieken 12-15
Zo kwam een schrift tot hem van den profeet Elia, zeggende: Alzo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Omdat gij in de wegen van uw vader Josafat, en in de wegen van Asa, den koning van Juda, niet gewandeld hebt; Maar hebt gewandeld in den weg der koningen van Israël, en hebt Juda en de inwoners van Jeruzalem doen hoereren, achtervolgens het hoereren van het huis van Achab; en ook uw broederen, van uws vaders huis, gedood hebt, die beter waren dan gij; Zie. de HEERE zal u plagen met een grote plage aan uw volk. en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan al uw have. Gij zult ook in grote krankheden zijn. door de krankheid uwer ingewanden, totdat uw ingewanden uitgaan vanwege de krankheid, jaar op jaar.
Buiten de beschrijving van zijn optreden als profeet, wordt Elia ook op veel andere plaatsen in de Bijbel genoemd. In de laatste verzen van het Oude Testament wordt naar hem verwezen: "Ziet, Ik zend ulieden de profeet Elia, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komen zal" (Mal.4 : 5). Veel later wordt Johannes de Doper, iemand die veel overeenkomst vertoont met Elia, hierop bevraagd: "Zijt gij Elia?" (Joh. 1 : 21). Johannes ontkent dat hij Elia is. Hij is echter wel de Elia waarover Maleachi geprofeteerd heeft. De Heere Jezus bevestigt dit: "En zo gij het wilt aannemen: Hij is Elia die komen zou. Wie oren heeft om te horen, die höre" (Matth. 11 : 14, 15). Ook op andere plaatsen in het Nieuwe Testament wordt de profeet Elia genoemd. De discipelen Petrus, Jakobus en Johannes zien de Heere Jezus op berg der verheerlijking spreken met Mozes en Elia (o.a.. Matth. 17). En als de Heere Jezus aan het kruis hangt en tot God roept: "Eli, Eli, lama sabachtani!" zeggen sommigen spottend: "Deze roept Elia. Laat ons zien, of Elia komt om Hem te verlossen" (Matth. 27 : 46-49).
De naam Elia betekent: "Mijn God is de HEERE". Dat is ook de boodschap die hij brengt: er is geen God dan de Heere alleen. Het is Elia's levenstaak om daarop te wijzen en het volk tot de dienst van de Heere terug te roepen.
Elia treedt op tijdens de regeringsperiode van Achab. Achab, de zoon van Omri, is zijn vader opgevolgd als koning over Israël, het tienstammenrijk. Omri is een machtig vorst geweest. Hij heeft de sterke vestingstad Samaria laten bouwen en heeft het tot zijn hoofdstad gemaakt (1 Kon. 16 : 23-28). Omri heeft het rijk tot grote welvaart gebracht. Hij is echter ook voortgegaan op de zondige weg van koning Jerobeam met de dienst van de stierkalveren. Na hem komt Achab en hij maakt het nog erger: "meer dan allen, die voor hem geweest waren" (1 Kon. 16 : 30). Achab is getrouwd met de heidense prinses Izébel, de dochter van Eth-Baäl, de koning van Sidon. Als Izébel naar Samaria komt, brengt zij Baäl, haar god mee.
Achab laat voor Baäl een tempel bouwen in Samaria. In deze tempel wordt een altaar opgericht om aan Baäl te kunnen offeren. Bovendien laat Achab bij de tempel een bos aanleggen voor de verering van Asjéra, de gemalin van Baäl (1 Kon. 16 : 32, 33). Wat in Samaria gebeurt, wordt na korte tijd op veel plaatsen in het land nagevolgd. Baäl wordt vereerd als de god van de natuur, van de vruchtbaarheid bij mensen, dieren en planten. De mensen zien Baäl als de god die zorgt voor voedsel, welvaart en een genoeglijk leven. De dienst van Baäl gaat gepaard met uitbundige feesten en uitspattingen, vooral in seksueel opzicht.
In die periode, waarin de zonde zo uitdrukkelijk wordt uitgeleefd, zendt de Heere Zijn knecht Elia. De HEERE is de God van Israël en niemand anders. Hij is de levende God en Hij laat niet met Zich spotten. Met die boodschap wordt Elia naar koning Achab gezonden. Hij kondigt de koning en het volk het oordeel aan en roept op tot wederkeer tot de God van Israël.
Terugkeer
Nog altijd leeft onder het joodse volk de verwachting dat Elia zal terugkeren. Wanneer in een joods gezin de paasmaaltijd wordt gehouden, blijft een stoel aan tafel leeg: die is voor Elia als hij komt.
Een beleer wijn wordt ingeschonken, waar niemand van drinkt. En tijdens de maaltijd gaat één van de gezinsleden even de deur wijd openzetten, want als Elia terugkomt en buiten voor de deur staat, dan mag hij binnenkomen.
2. Elia, een man Gods
Verblijf aan de Krith en te Zarfath
lezen: 1 Koningen 17
"Zo waarachtig als de HEERE, de God Israels leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord" (1 Kon. 17 : 1), Deze woorden klinken in de oren van koning Achab, de koning die niet aan de God van Israël denkt. Integendeel, "hij deed nog meer om de HEERE de God Israels tot toorn te verwekken, dan alle koningen van Israël, die voor hem geweest waren" (1 Kon. 16 : 33),
De Baälsdienst viert hoogtij. De Heere stuurt Zijn knecht tot de koning om het oordeel over deze afgoderij aan te kondigen. De Heere is de levende God. De afgoden zijn slechts schijn. Hoe groot de plaats ook is die ze in iemands leven kunnen hebben: ze spreken niet, ze horen niet, ze zien niet, ze geven niet, ze helpen niet, ze verlossen niet, ze straffen niet (Jes. 44). De Heere alleen leeft."(...) er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik" (Jes. 45 : 21).
Elia kondigt een langdurige droogte aan: er zal geen dauw of regen in het land zijn.
Dat is niet zomaar een willekeurig teken.
Baäl zag men als de god van de natuur, de god die ook zorgde voor de weersgesteldheid. Regen als bron van vruchtbaarheid en leven, krijg je van Baäl, dachten de mensen. Maar als de Heere een grote droogte zendt, blijkt de machteloosheid van Baäl.
Elia krijgt de opdracht zich te verbergen bij de beek Krith, in een woeste kloof bij de Jordaan. Daar, in de eenzaamheid, zal de Heere voor hem zorgen. Uit de beek kan hij drinken, zolang daarin water is. l s Morgens en 's avonds brengen raven hem voedsel, precies zoals de Heere Elia voorzegd had (1 Kon. 17 : 4). Voor Hem is niets te wonderlijk. De God van Elia is de levende God.
Als de beek Krith is uitgedroogd, krijgt Elia de opdracht van de Heere om naar de stad Zarfath (of Sarepta) te gaan. Deze stad lag in Sidon, het gebied waar koningin Izébel vandaan kwam (1 Kon. 16 : 31). Ook in dit heidense land wil de Heere tonen dat Baäl niet regeert, maar alleen Hij, de God van Israël.
In Zarfath heeft de Heere een weduwe uitgekozen om voor Elia te zorgen. Tot haar wordt de knecht van de Heere gezonden, terwijl hij zich nog voor zijn eigen volk verbergt. De Heere Jezus zegt hier later van:
"Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elia (...) en tot geen van haar werd Elia gezonden dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was" (Luk. 4 : 25-26).
Gehoorzaam doet Elia wat de Heere hem zegt. Bij de poort van Zarfath ziet Elia een vrouw hout sprokkelen. Hij vraagt haar om water en heel bereidwillig gaat ze dat halen. Vervolgens vraagt Elia de vrouw om een stuk brood, hoewel hij wist dat er sprake was van grote hongersnood. De vraag van Elia is dan ook een grote beproeving voor de vrouw, want ze is juist toe aan het laatste beetje olie en meel.
Dan heeft zij met haar zoon niets anders dan de hongerdood te wachten.
Op de indringende vraag van Elia antwoordt de vrouw op een opmerkelijke manier: ze zweert bij de HEERE, Elia's God, Die leeft. Kennelijk hoort en ziet ze in Elia een Israëliet en herkent ze hem als een profeet. Ze spreekt over de Heere, de God van Elia en ze zweert bij Hem.
"Vrees niet" (1 Kon. 17 : 13). In naam van de Heere mag Elia de vrouw zeggen dat het meel in de pot en de olie in de kruik niet zullen opraken, totdat de grote droog te voorbij zal zijn. Het is een belofte van de HEERE, de God van Israël (1 Kon. 17 : 14). Naar die belofte gebeurt het ook: de vrouw heeft genoeg voor Elia, voor haarzelf en voor haar zoon. Gods woorden gebeuren werkelijk. Zou Hij het zeggen en niet doen of spreken en niet bestendig maken (Num. 23 : 19)?
In het leven van de vrouw komt een grote ommekeer. Haar zoontje wordt ziek en sterft. Vol vragen en verwijten komt zij bij Elia: "Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen en om mijn zoon te doden?" (1 Kon. 17 : 18). Elia verweert zich niet tegenover de vrouw. De profeet staat evengoed voor een raadsel. Elia, de knecht van God kan ook niet alles verklaren. De vraag naar het waarom van dit alles leeft ook bij hem.
Met deze vragen wil hij alleen zijn met de Heere. Ook al begrijpt Elia Gods weg niet, toch klemt hij zich aan de Heere vast:
"HEERE, mijn God" (1 Kon. 17 : 20). Elia bidt om de terugkeer van het leven in het kind: "(...) laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen" (1 Kon. 17 : 21). Dat is een uiting van groot geloof. Nog nooit eerder was er iemand uit de dood opgewekt. Toch bidt Elia erom, omdat hij gelooft dat de Heere machtig is dit wonder te doen. Driemaal strekt Elia zich uit over het kind.
Driemaal strekt Elia zich uit over het kind.
Later doet de profeet Elisa hetzelfde (2 Kon. 4 : 34,35).
De Heere doet wonderen op het gebed. Het kind komt weer tot leven. Zoals God bij de schepping de adem des levens in de neusgaten van de mens blies, zo mag Elia door de kracht van de Geest de adem des levens weer bij dit kind inblazen. Elia brengt de jongen bij zijn moeder: "Zie, uw zoon leeft" (1 Kon. 17 : 23).
De vrouw legt nu haar belijdenis af. "Toen zeide die vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is" (1 Kon.17 : 24). Deze vrouw uit het heidense Zarfath erkent met haar gehele hart: de HEERE, de God van Israël, is God.
3. Hoe lang hinkt hij nog op twee gedachten?
Het offer op de Karmel
lezen: 1 Koningen 18
In het derdejaar na het begin van de droogte, krijgt Elia de opdracht om opnieuw naar Achab te gaan. De Heere zal weer regen geven, hoewel het volk er geen reden voor geeft. De Heere zoekt Zijn Israël weer op en roept koning en volk opnieuw op tot bekering. Gehoorzaam gaat Elia naar het paleis in de stad Samaria. Onderweg ontmoet hij Obadja, de hofmaarschalk van koning Achab.
Obadja's naam betekent 'knecht van de Heere' en dat blijkt hij ook echt te zijn:
"Obadja was de HEERE zeer vrezende" (1 Kon. 18 : 3). Obadja zal het waarschijnlijk niet makkelijk hebben gehad aan het hof van Achab en Izébel. Door zijn hoge functie was hij echter wel in staat om honderd profeten van de Heere voor Izébel te verbergen en zo hun leven te redden (1 Kon.18 : 4).
De droogte in het land is zo groot, dat zelfs het voedsel voor de dieren schaars is geworden. Daarom stuurt koning Achab Obadja er op uit om gras te gaan zoeken.
Opvallend is dat de koning zelf ook meehelpt om voedsel te zoeken. Zijn zorg voor de dieren lijkt groter te zijn dan zijn zorg voor zijn onderdanen. Achab en Obadja verdelen het werk en ieder gaat een kant op (1 Kon. 18 : 5, 6).
De Heere leidt de dingen zo, dat Obadja en Elia elkaar onderweg ontmoeten.
Obadja herkent Elia onmiddellijk. Met eerbied begroet hij hem en noemt hem zijn heer. "(...) zo viel hij op zijn aangezicht en zeide: Zijt gij mijn heer Elia?" (1 Kon. 18 : 7).
Dan geeft Elia Obadja de opdracht naar de koning te gaan en te zeggen "Elia is hier".
Obadja schrikt erg van deze opdracht. Hij is bang dat Elia, zoals zo vaak, opeens weer verdwijnt en onvindbaar zal zijn. Dan zou Achab hem kunnen doden, omdat hij Elia heeft laten ontsnappen. Daarom probeert Obadja Elia tot andere gedachten te brengen. Heeft hij soms gezondigd, dat hij de dood verdient (1 Kon.18:9)? Hij vreest de Heere van zijn jeugd af (1 Kon. 18 : 12) .
Weet Elia niet dat hij honderd profeten verborgen houdt en van water en brood voorziet (1 Kon. 18 : 13)? En nu zal Elia hem in de hand van Achab geven om hem te doden! Hij is dan wel de dienaar van Achab, maar hij staat niet achter zijn manier van leven.
Elia neemt echter Obadja's bezwaren weg, door nog eens uitdrukkelijk te zeggen, dat hij zich aan Achab zal vertonen. Met een eed bevestigt Elia dit: "Zo waarachtig als de HEERE der heerscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen" (1 Kon. 18 : 15). Elia zweert bij de HEERE der heerscharen, de God, Die alle macht heeft.
Op Hem moet Obadja zien. De Heere schenkt Obadja geloof. In geloof en vertrouwen op Hem gaat Obadja naar de koning.
Een ontmoeting tussen Elia en Achab volgt. Achab begroet de profeet met: "Zijt gij die beroerder Israëls?" (1 Kon. 18 : 17; zie ook Luk. 23 : 5). Achab ziet Elia als de veroorzaker van Israëls ellende.
Tegelijkertijd is dit een erkenning dat de droogte en de hongersnood te maken hebben met de woorden van Gods knecht (1 Kon. 17 : 1).
Elia wijst die beschuldiging van de hand:
"Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis" (1 Kon. 18 : 18). Achab zelf en zijn voorvaders hebben de Heere vertoornd door het volk voor te gaan in de zonde. Ze hebben de geboden van de Heere verlaten zijn de Baäl nagevolgd.
Daar ligt nu de oorzaak van Israëls ellende. Maar de Heere laat het volk niet over in deze ellende. Hij wil nogmaals oproepen tot bekering, tot wederkeer tot de levende God.
Elia geeft Achab de opdracht om het volk met de profeten van Baäl bijeen te roepen op de berg Karmel. Achab gehoorzaamt en zendt bevelschriften uit. Durfde hij Elia hierin niet tegen te werken? Hoopte hij dat Elia het land zou zegenen en om regen zou bidden? Wat de achtergrond is van Achabs gehoorzaamheid is niet duidelijk. Zeker is dat hij aan de kracht van Gods Woord moet gehoorzamen.
Op de afgesproken dag komt het volk op de Karmel bijeen. Onder hen zijn ook de Baaisprofeten. Allereerst spreekt Elia het volk aan. Ze hinken op twee gedachten: ze willen Baäl dienen en de Heere ook niet helemaal uitsluiten. Elia stelt het volk voor de keuze: of de HEERE is God, of Baäl is god (1 Kon. 18 : 21). Het volk moet de ware God navolgen en niet blijven hinken op twee gedachten.
Het volk zwijgt en daarom doet Elia een voorstel om tot een beslissing te komen.
Laten ze ieder een offer bereiden: de 450 Baaisprofeten aan de ene kant en hij, als enige profeet des Heeren, aan de andere kant. Nauwkeurig stelt Elia de voorwaarden aan de orde (1 Kon. 18 : 23-24). Beide partijen moeten een offer bereiden, maar mogen het niet aansteken; "en de God, Die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn" (1 Kon. 18 : 24). Op dit voorstel gaat het volk in.
En zo gebeurt. Eerst zijn de profeten van Baäl aan de beurt. Zij roepen tot Baäl, van de morgen tot de middag. Hoewel de zon, het symbool voor de macht van Baäl, het hoogste punt bereikt, gebeurt er niets.
Baäl, de zonnegod, antwoordt niet.
Als het middag is geworden, begint Elia met de Baaisprofeten te spotten: misschien is jullie god in gedachten, misschien is hij net even weg of in slaap gevallen. In het Oude Testament, bij de profeten en in de Psalmen, komt het wel vaker voor dat de afgoden genadeloos worden bespot. De bedoeling daarvan is het geloof in de afgoden te ondermijnen, als dwaasheid te ontmaskeren en te vernietigen. Elia spot met Baäl, opdat het volk niets meer van deze god zou verwachten.
Dan is Elia aan de beurt voor het brengen van een offer aan zijn God. Hij laat het volk dichterbij komen: "Nadert tot mij"(1 Kon. 18 : 30). Iedereen kan nu de overblijfselen zien van een altaar dat vroeger in gebruik was geweest voor de dienst van de Heere. Elia wil het volk op deze manier confronteren met de gevolgen van hun zonden.
Eerst herstelt Elia het altaar des HEEREN. Met twaalf stenen bouwt hij het altaar op.
Dit is een betekenisvolle handeling: het verbroken altaar staat symbool voor het verbroken Israël. De twaalf stenen waarmee Elia het altaar herbouwt, zijn het beeld van de twaalf stammen van het ongedeelde volk Israël, met wie de Heere Zijn verbond had gesloten. In de herbouw van het altaar gaat Elia niet op eigen gezag te werk. Integendeel, hij handelt in de Naam des HEEREN (1 Kon. 18 : 32).
Vervolgens laat Elia het altaar, het hout en het offer nat gieten. Hoe men aan water is gekomen, is onduidelijk. Het water was tenslotte schaars geworden in Israël. Het ligt het meest voor de hand dat men het uit een nabijgelegen bron heeft gehaald.
Maar niemand kan achteraf Elia beschuldigen van bedrog.
Op het tijdstip dat de priesters in de tempel te Jeruzalem voorbereidingen treffen voor het avondoffer, is ook Elia klaar met het altaar. Ook op de Karmel is het de tijd voor het offer.
Elia gaat de Heere openlijk aanroepen. Hij bidt niet allereerst om antwoord, maar om de eer van God: "(...) dat het heden bekend wordt, dat Gij God in Israël zijt (...)" (1 Kon. 18 : 36). Vervolgens bidt Elia om vuur: "Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt" (1 Kon. 18 : 37). Elia hoeft geen uren te bidden of te smeken, De Heere aftfcwoordt op het gebed van Zijn knecht. Het vuur komt uit de hemel en verteert het offerdier op het altaar volkomen. God openbaart Zich in deze geschiedenis als een verterend Vuur (vgl. Lev. 9 : 24 en 2 Kron. 7 : 1). Zelfs de stenen zijn niet bestand tegen Zijn vuurgloed!
Het volk is onder de indruk en roept uit:
"De HEERE is God, de HEERE is God" (1 Kon. 18 : 39). Het volk erkent: de God van Israël is de levende God. Nu geeft Elia de opdracht de Baälprlesters te doden, naar de wil van God. De priesters zouden een blijvend gevaar zijn voor het volk. Het volk dat de Heere tot Zijn eigendom heeft verkoren, moet rein gehouden worden.
Het vuur is op de Karmel nu wel van de hemel gedaald, maar de regen nog niet.
Toch kondigt Elia wel een overvloedige regen aan. Door het geloof hoort hij het reeds ruisen. Hoewel er nog geen wolk aan de hemel te zien is, is Elia hier toch zeker van. De Heere had het Immers gezegd (1 Kon. 18 : 1).
Achab gaat eten en drinken vanwege de regen, l ila gaat bidden om regen. Illj klimt naar de top van de Karmel en knielt daar neer voor de Heere, zijn God. Met de belofte van de regen is de regen zelf er nog niet. Elia bidt om de vervulling van deze belofte.
Zeven keer stuurt hij zijn helper erop uit om te zien of er vanuit de zee wolken komen. Hoewel zijn jongen geen wolken ziet verschijnen, blijft Elia volharden in het gebed. Als de jongen voor de zevende keer terugkomt, kondigt hij aan dat er een klein wolkje, zo groot als de hand van een man, uit de zee opkomt. In het geloof weet Elia dat er een geweldige regen komt. Hij spoort Achab aan snel weg te rijden, voordat mogelijk de weg door de stortregens onbegaanbaar wordt. Met bovenmenselijke kracht snelt Elia voor de wagen van Achab uit. Nu staat hij niet tegenover de koning, maar hij eert hem als vorst. Elia is geen beroerder van Israël. Integendeel, zoals zijn Zender zoekt hij het goede voor koning en volk. In naam van de Heere mag Elia de weg wijzen. Als Achab nu maar volgen wil....
4. Neem nu, HEERE, mijn ziel
Elia bij de berg Horeb
lezen: 1 Koningen 19
De gebeurtenis op de Karmel was ongetwijfeld een hoogtepunt in Elia's leven. Maar al snel komt de terugslag. Koningin Izébel heeft van Achab gehoord wat er op de Karmel is gebeurd en ze zweert bij haar goden dat Elia de volgende dag hetzelfde lot zal ondergaan als de Baäipriesters: "(•••) ik zal morgen omtrent deze tijd uw ziel stellen als de ziel van een hunner" (1 Kon. 19 : 2).
Op die dreigende boodschap vlucht Elia weg, om zijn leven te redden. Hij vlucht naar het zuiden en laat in Berseba (in Juda) zijn jongen achter. Zelf gaat hij nog verder de woestijn in. Onder een struik gaat hij zitten en hij bidt of de Heere hem wegneemt. Het leven en de strijd die hij heeft gevoerd, zijn genoeg geweest voor hem. Hij vreest dat het allemaal tevergeefs is geweest. Hij is niet beter dan zijn vaderen. Ook die zijn gestorven. Elia kan de moeite en de strijd niet beter aan dan zij.
Elia legt zich neer onder de struik en slaapt in met het verlangen niet meer wakker te worden. Maar dat is niet de bedoeling van de Heere met Elia. Zijn levenstaak is nog niet voltooid. Zoals Elia steeds weer Israël probeerde wakker te schudden uit de verdoving van de Baälsdienst, zo wordt hij zelf nu ook wakker geschud uit zijn diepe slaap. Een engel brengt een boodschap van God, een bevel: "Sta op, eet". Elia moet niet liggen om te sterven, maar opstaan en eten om het leven te onderhouden. "En hij zag om en zie, aan zijn hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken en een fles met water" (1 Kon. 19 : 6). De Heere zorgt voor Zijn knecht. Op wonderlijke wijze heeft Hij dat steeds betoond: door de raven bij de beek Krith, door de weduwe te Zarfath en nu door een maaltijd in de woestijn.
Elia eet en drinkt en gaat weer slapen, maar opnieuw maakt de engel hem wakker: "Sta op, eet, want de weg zou voor u te veel zijn" (1 Kon. 19 : 7). De Heere weet van de zorgen, moeiten en vragen van Elia, maar de Heere heeft nog een taak voor hem. Elia heeft nog een lange weg te gaan. Weer eet Elia van dit voedsel en door de kracht ervan gaat hij 40 dagen en 40 nachten door de woestijn naar de berg Gods, Horeb. Op de berg Horeb neemt Elia zijn intrek in een spelonk.
De Heere heeft Elia niet naar Horeb gezonden. Elia is hiernaartoe gevlucht en daar spreekt de Heere hem op aan: "Wat maakt gij hier, Elia?" (1 Kon. 19 : 9). De vraag is een aansporing om zich uit te spreken en te zeggen waarom hij zo moedeloos is. Elia uit zijn klacht: hij heeft zeer geijverd voor de HEERE, de God der Heerscharen. Maar zijn arbeid is tevergeefs geweest: het volk blijft volharden in de zonde. Gods uitverkoren volk heeft het verbond met de Heere verlaten, ze zijn de afgoden gaan dienen.
Daarom zijn ook de altaren van de Heere afgebroken en Zijn knechten gedood en "ik ben alleen overgebleven, en zij zoeken mijn ziel om die weg te nemen".
Dan gaat de Heere Zich aan Elia openbaren en het zal duidelijk worden: ook al heeft het volk de Heere verlaten, de Heere zal Zijn volk niet helemaal verlaten. Elia moet uit de spelonk naar buiten komen en wachten. Dan zal de Heere aan hem voorbijgaan, zoals dit eens ook bij Mozes is gebeurd. De grootheid en de macht van de Heere komen uit in de tekenen die voor Hem uit gaan. Maar in deze tekenen is Hij niet. Wind, aardbeving en vuur: tekenen die herinneren aan de wetgeving op Horeb (Ex. 19 : 16-18). De nabijheid van de Heere wordt door Elia hierin echter niet ervaren. De Heere spreekt er niet in, maar toont alleen Zijn majesteit. Dan hoort Elia het suizen van een zachte stilte. Elia bedekt zijn gezicht met zijn mantel, want hij weet dat nu de Heere aan hem voorbij gaat.
Opnieuw stelt de Heere Elia de vraag:
"Wat maakt gij hier, Elia?" en opnieuw geeft Elia precies hetzelfde antwoord.
Gods openbaring aan hem heeft hem nog niet verder gebracht.
Het antwoord van de Heere is een nieuwe opdracht. Elia moet weer teruggaan naar het noorden. Daar ligt zijn werkterrein. Hij moet Hazaël zalven tot koning over Syrië en die zal als een oordeel over Israël komen. Elia moet Jehu zalven tot koning over Israël en die zal een eind maken aan de macht van Achab en Izébei. Tenslotte moet Elia Elisa zalven tot zijn opvolger als profeet.
De Heere toont aan Elia dat Hijzelf instaat voor Zijn werk. "(...) Ik heb in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl (...)"(! Kon. 19 : 18). Door Gods zorg is er een 'overblijfsel', een rest, die Baäl niet dient. De Heere houdt Zijn kerk in stand.
Met die boodschap kan Elia beschaamd en vertroost Horeb verlaten.
Gehoorzaam aan de opdracht van de Heere gaat Elia Elisa roepen tot profeet in de dienst des Heeren. Terwijl Elisa bezig is land te ploegen, gooit Elia hem zijn mantel toe. Op die wijze wordt Elisa geroepen om de mantel eerst als dienaar en later als opvolger aan te trekken. Elisa geeft gehoorzaam gevolg aan de roeping, die zo opeens tot hem komt. Hij is bereid het bedrijf van zijn vader te verlaten. Elisa neemt afscheid van zijn vader en moeder.
Het geheel wordt met een plechtige maaltijd besloten. "Daarna stond hij op en volgde Elia na en diende hem" (1 Kon. 19 : 21).
5. Alzo zegt de HEERE
Voorzegging van het oordeel over Achab en Izébel
lezen: 1 Koningen 21
Voor de laatste keer wordt Elia door de Heere naar Achab gezonden. Dit keer moet Elia niet naar Samaria gaan, maar naar Jizreël. Daar heeft heeft Achab zijn buitenverblijf. De tuin daarvan wil hij graag uitbreiden met de wijngaard van Naboth, die aan zijn tuin grenst. Achab biedt hiervoor geld of een andere wijngaard, maar Naboth weigert op bijbelse gronden. Het erfgoed moet volgens Gods wet van de familie blijven (Deut. 5 : 21).
Bij de intocht in het land had de Heere het land verdeeld onder de stammen en de families en het hen in zekere zin in erfpacht gegeven. De Israëlieten zijn dan ook geen eigenaars of bezitters, maar rentmeeesters over het deel dat de Heere hen heeft toevertrouwd. Deze "erve der vaderen" mogen zij niet zomaar overdoen aan anderen. Als iemand vanwege schuld toch zijn erfdeel moest verkopen, kreeg de familie het eerste recht om het terug te kopen. Bovendien viel het land in ieder 50e jaar terug aan de oorspronkelijke familie.
Trouw aan de inzettingen van de Heere weigert Naboth de wijngaard aan Achab te verkopen. Achab voelt zich beledigd. Als een mokkend kind stelt Achab zich thuis aan. Maar dan komt Izébel in actie; zij zal de zaak weleens aanpakken."(...) ik zal u den wijngaard van Naboth den Jizreëliet geven" (1 Kon. 21 : 7). Ze gebruikt de naam en het zegel van Achab voor brieven aan de oudsten van de stad Jizreël. Ze vraagt de oudsten een vastendag uit te roepen.
Zo'n vastendag werd wel meer gehouden in tijden van grote nood: dan at en dronk men niet en God werd gebeden om ontferming en uitkomst. Zoiets moet nu ook gehouden worden.
Op aanwijzing van Izébel moet tijdens deze vastendag Naboth voorzitter van het vergaderde volk zijn en door valse getuigen beschuldigd worden. De beschuldiging moet luiden dat Naboth God en de koning gezegend (vaarwel gezegd en vervloekt) heeft. Daarop moet hij buiten de stad gebracht en gestenigd worden tot de dood volgt.
Zoals Izébel beveelt, gebeurt ook. Naboth wordt gestenigd. Izébel heeft haar doel bereikt. Ze heeft zich gewroken op de trouwe dienaar van de God van Israël en de weg voor haar man is vrij.
Triomfantelijk vertelt ze aan Achab: "Sta op, bezit den wijngaard van Naboth, den Jizreëliet, erfelijk, dien hij u weigerde om geld te geven; want Naboth leeft niet, maar is dood" (1 Kon. 21 : 15).
De volgende morgen (2 Kon. 9 : 26) gaat Achab onmiddellijk naar de wijngaard van Naboth om die zich toe te eigenen.
Daarmee wordt hij zelf ook geheel verantwoordelijk voor de misdaden die zijn gepleegd. Maar de Heere stuurt de profeet Elia met Zijn oordeelsboodschap. In de wijngaard treedt Elia op Achab toe en stelt hem de scherpe vraag naar de doodslag en de 'erfenis': "Alzo zegt de HEERE: Hebt gij doodgeslagen en ook een erfelijke bezitting genomen?" (1 Kon.21:19). Achabs antwoord is veelzeggend: "Hebt gij mij gevonden, o mijn vijand?" (1 Kon. 19 : 20).
De haat tegen Gods knecht komt er nu uit.
Dan laat Elia het antwoord van de Heere klinken: "Ik heb u gevonden" (1 Kon. 21 : 20). Dat heeft Achab alleen aan zichzelf te wijten. Hij heeft zichzelf overgegeven aan de zonde, tegen alle waarschuwingen van de knecht des Heeren in.
Tot driemaal toe is Elia tot Achab gezonden met Gods woord. Achab heeft zich verhard en schuld op schuld gestapeld. Nu is de maat vol. Een ontzettend oordeel zal zich over Achab voltrekken. Vuile straathonden zullen zijn bloed oplikken. Al zijn mannelijke nakomelingen zullen uitgeroeid worden. Izébel wordt vanwege haar rol apart genoemd: zij zal door de honden worden opgegeten in Naboths woonplaats Jizreël.
Het is een zwaar oordeel wat Elia, in naam van de Heere, Achab moet aanzeggen. De schrijver van deze geschiedenis wijst er met nadruk op dat deze vreselijke straf gezien moet worden tegen de achtergrond van Achabs daden: "Doch er was niemand geweest gelijk Achab, die zichzelf verkocht had om te doen dat kwaad is in de ogen des HEEREN (...)" (1 Kon. 21 : 25). Achab heeft God getergd en is als koning het volk voorgegaan in de afgodendienst. Geen van Achabs voorgangers heeft zich zo verhard in het kwade.
Blijkbaar is Achab onder de indruk van het aangekondigde oordeel. Hij scheurt zijn klederen, trekt een rouwkleed aan en vast.
Gods woord en Zijn profeet worden daardoor erkend voor het oog van de hovelingen. Uit 1 Kon. 22 : 8 blijkt dat dit berouw niet zo diep zit. Niettemin volvoert de Heere nog niet direct Zijn plan met Achab.
Gods geduld met Achab is groot. De Heere zal het oordeel voltrekken, maar nu nog niet. Het oordeel zal uitgevoerd worden onder de regering van zijn zoon. "Daarom dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht, zo zal ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen; in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen" (1 Kon. 21 : 29).
Matthew Henry bij vers 29:
Ais iemand die slechts gedeeltelijk berouw toont, met uitstel van straf naar huis wordt gestuurd, zullen degenen die oprecht berouw tonen, gerechtvaardigd naar Zijn huis gaan.
6. Een verterend vuur
Voorzegging van de dood van Ahazia
lezen: 2 Koningen 1
De oordelen die Elia heeft aangekondigd, zijn begonnen. Achab is gedood, getroffen door een pijl (1 Kon. 22 : 34). Hij is opgevolgd door zijn zoon Ahazia. Ook hij doet wat kwaad is in de ogen des Heeren. Hij volgt zijn vader en moeder op het pad der zonde en ook hij dient de Baäl (1 Kon. 22 : 52-54).
Door een val in zijn huis raakt Ahazia gewond en hij weet niet of hij nog herstellen zal. Hij stuurt een paar van zijn boden naar de Filistijnse stad Ekron, om bij de god Baal-Zebub (de god van de vliegen) zijn heil te zoeken.
Elia krijgt de opdracht van de Engel (Bode) des Heeren om de boden van de koning tegemoet te gaan. Elia moet zeggen: is er geen God in Israël om raad te vragen (2 Kon. 1 : 3)? Ook moet hij het oordeel aankondigen: Ahazia zal niet genezen, maar sterven.
Met deze boodschap komen de boden terug bij Ahazia. Ahazia wil weten wie de boden gesproken hebben en vraagt hen de man te beschrijven. De boden antwoorden daarop: "Hij was een man met een harig kleed en met een lederen gordel gegord om zijn lendenen" (2 Kon. 1 : 8). Ahazia weet het direct: dat is de profeet Elia.
Ahazia heeft blijkbaar nog niet veel geleerd van wat er in de tijd van zijn vader Achab en moeder Izébel is gebeurd. Hij besluit Elia gevangen te laten nemen. Hij wil Elia "onschadelijk" maken om zo het door hem uitgesproken oordeel "onschadelijk" te maken. Dit is een heidense gedachte.
Een hoofdman met maar liefst vijftig soldaten moet Elia gevangen gaan nemen.
Blijkbaar is de koning toch wel beducht voor Elia. De hoofdman beveelt Elia in naam van de koning van de berg af te komen. In plaats dat de koning zich onderwerpt aan het woord van de Heere, zou de profeet zich moeten onderwerpen aan de goddeloze koning. De hoofdman spreekt Elia wel aan met 'man Gods', maar het is duidelijk dat hij daar niet naar handelt.
Elia antwoordt de hoofdman: "Indien ik dan een man Gods ben, zo dale vuur van de hemel en vertere u en uw vijftigen" (2 Kon. 1 : 10). De bliksem slaat neer en verteert de groep soldaten. Elia is een man Gods en God is de levende God. Met Hem valt niet te spotten.
Als Ahazia hoort wat er gebeurd is, stuurt hij opnieuw een groep soldaten. Deze hoofdman stelt zich nog brutaler op: "Kom onmiddellijk naar beneden". De geschiedenis herhaalt zich. Ook deze soldaten worden verteerd door het vuur.
Voor de derde keer stuurt Ahazia vijftig soldaten naar Elia. Deze hoofdman heeft echter geleerd van de geschiedenis. Hij knielt voor Elia en smeekt te mogen blijven leven:"(...) laat toch mijn ziel en de ziel van uw knechten, van deze vijftigen, dierbaar zijn in uw ogen!" (2 Kon. 1 : 13).
Hij wordt met zijn groep gespaard. De Engel des HEEREN zegt Elia, dat hij mee kan gaan naar de koning en dat hij niet voor hem hoeft te vrezen.
Elia komt bij koning Ahazia en kondigt hem opnieuw het oordeel van God aan.
"(...) daarom, van dat bed, waarop gij geklommen zijt, zult gij niet afkomen, maar gij zult de dood sterven" (2 Kon. 1 : 16). Naar het woord van de Heere gebeurt: Ahazia sterft. Omdat hij geen zoon heeft, wordt hij opgevolgd door zijn broer Joram, eveneens een zoon van Achab. Onder de regering van Joram is het woord over het huis van Achab vervuld (1 Kon. 21 : 21 ev).
7. Wagen Israels en zijn ruiteren!
Elia's hemelvaart
lezen: 2 Koningen 2 : 1-18
Meteen aan het begin van dit hoofdstuk wordt gezegd dat de Heere Elia met 'een onweder' ten hemel opnemen zou. Elia is ervan op de hoogte. Elisa weet ervan en de 'zonen der profeten', godvrezende mannen die door de profeten onderwezen werden, eveneens. Elia en Elisa gaan op weg en zij weten beiden dat het afscheid dichtbij gekomen is.
Zij gaan van Gilgal naar Bethel en vandaar naar Jericho en vervolgens naar de Jordaan. Steeds wil Elia Elisa achterlaten, maar Elisa weigert standvastig. Hij wil zijn meester niet alleen laten. Hij wil mee tot het laatste. Elisa weet wat er staat te gebeuren. Wanneer leerlingen van de profetenscholen in Bethel en Jericho hem daarop willen voorbereiden, zegt hij: "Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil" (2 Kon. 2 : 3 en 5).
De tocht voert Elia en Elisa naar de andere kant van de Jordaan, naar Elia's geboorteland Gilead. Vijftig mannen van de profetenschool zijn getuige van de wonderlijke wijze waarop Elia en Elisa de Jordaan oversteken. Elia neemt zijn mantel, slaat het water van de Jordaan en het water wijkt uiteen. Zoals het water eens moest wijken om het volk Israël in het beloofde land te brengen, zo moet het water nu wijken om de profeet door te laten naar het hemels vaderland.
Wanneer Elia en Elisa over de Jordaan zijn gekomen, spreken zij nog met elkaar. Elisa mag nog een laatste wens doen van Elia.
"En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn" (2 Kon. 2 : 9). Elisa vraagt niet om aardse rijkdom of eer, maar om een geestelijke erfenis. Hij vraagt om twee delen van Elia's geest, een dubbel erfdeel. Hij sluit aan bij de gewoonte in Israël om bij een sterfgeval de oudste zoon een dubbel kindsdeel te geven. Elisa vraagt om opvolger van Elisa te mogen zijn en daarvoor heeft hij Elisa's geest, dat is: Gods Geest, nodig. Hij beseft dat hij alleen zo een goed profeet kan zijn in de dienst van de Heere. Elia antwoordt op de vraag van Elisa: "Gij hebt een harde zaak begeerd" (2 Kon. 2 : 10). Elia wil Elisa erop wijzen dat het een zware taak is om profeet des Heeren te zijn. Maar bovendien is de vraag van Elisa moeilijk, omdat Elia de vervulling ervan niet zelf in de hand heeft. Alleen de Heere kan deze wens vervullen.
Alleen de Heere kan deze wens vervullen.
Elisa zal zijn wens verkrijgen als hij Elia's hemelvaart ziet. Zo gebeurt ook.
Plotseling is er een vurige wagen met vurige paarden en wordi Elia opgenomen naar de hemel. Elisa zet het gebeuren en roept uit: "Mijn vader, mijn vader; wagen Israëls en zijn ruiteren!" (2 Kon. 2 : 12). Ellsa ziet zijn meester heengaan. Hij weet dat hij nu Elia's opvolger en erfgenaam mag zijn. De profetenmantel van Elia is achtergebleven.
Elisa mag de mantel opnemen en omslaan. Het werk van de Heere gaat door. In het voetspoor van zijn voorganger gaat Ellsa op weg. Eerst gaat hij terug naar de Jordaan. Als hij voor het water staat, neemt hij de mantel van Elia, slaat het water en zegt: "Waar Is de HEERE, de God van Elia? Ja, Dezelve?" (2 Kon. 2 : 14).
Opnieuw wijkt het water. Het Is voor Ellsa en voor de profeten die toekijken, het teken dat de God van Elia ook met Elisa is en dat Elia's geest nu op Elisa rust.
Hun voorstel om Elia te gaan zoeken, is dwaas, Ze vinden hem dan ook niet. Niet Elia, maar de profetie moet blijven. Alleen met het Woord van God kunnen we staande blijven in een wereld van verbondsbreklng en afgoderij.
De verwerking op de verenigingsavond
Het optreden van Elia als profeet is een aaneenschakeling van daden van de Heere. Het grote thema is: de Heere is God. Elia roept het volk en de koning terug tot de dienst van de Heere. De geschiedenissen van Elia zijn teveel omvattend en te indrukwekkend om allemaal in één avond te behandelen. Beter is om aan de hand van enkele thema's of gebeurtenissen in te gaan op het leven van Elia.
Mijn God is de Heere...jouw God ook?
Bijvoorbeeld aan de hand van hoofdstuk 3. De naam van Elia komt tot uitdrukking in zijn staan voor Achab (begin hoofdstuk 2), maar in het bijzonder op de Karmel. Het volk wordt daar bovendien heel nadrukkelijk gevraagd wie hun God is, Baal of de God van Elia. Die vraag moeten we onszelf en anderen ook stellen.
Een mens van gelijke bewegingen als wij
Een avond over de kracht van het gebed aan de hand van Jak. 5 : 17-18. God hield op zijn gebed de regen in, drie jaar en zes maanden. Toen beloofde de Heere dal er weer regen zou komen en Elia worstelde op de Karmel met die belofte. En is deze man Gods, op wiens gebed doden worden opgewekt en de regen wegblijft of valt, nu net als wij? Hebben wij in onze dagen niet juist zulke krachtige figuren nodig?
Jong de Heere vrezen
Naar aanleiding van de ontmoeting tussen Elia en Obadja. Wat is dat eigenlijk: de Heere vrezen? En wat betekent dat in de praktijk van alle dag? Obadja werkte aan het hof van Achab, in een heidense omgeving dus. Velen van ons zullen ook in zo'n omgeving (gaan) werken, studeren en leven. Hoe moet dat? Kan dat? Door de vreze des Heeren wijkt men af van het kwade (Spr. 16 : 6).
Verwerking
Hoofdstuk 1
1. De naam van Elia betekent: "Mijn God is de HEERE'. Hoe is dat tijdens zijn optreden tot uitdrukking gekomen?
2. Johannes de Doper wordt gevraagd: "Zijt gij Elia?" (Joh. 1 : 21)
a. Waarom vragen de joden dat? (Zie bijv. Mal. 4 : 5)
b. Noem eens wat overeenkomsten tussen Elia en Johannes de Doper.
c. Waarom antwoorden Johannes de Doper (Joh. 1 : 19-28) en de Heere Jezus (Matth. 11 : 7-15) verschillend op de vraag of Johannes de Elia is die komen zou?
3. Elia was een profeet.
a. Noem eens enkele kenmerken van een profeet aan de hand van de geschiedenissen van Elia?
b. Wat was de boodschap van Elia?
c. Is de boodschap altijd hetzelfde of kun je ook verschillen ontdekken tussen profeten?
Hoofdstuk 2
1. Elia moest zich gaan verbergen in een woeste kloof bij de Jordaan. Geen aantrekkelijke plaats.
a. Hoe komt het dat hij toch 'deed naar het woord des Heeren'?
b. Wat leert dit ons?
c. Zou jij de Heere overal volgen?
2. De Heere Jezus haalt in Lukas 4 : 25-26 de geschiedenis aan van Elia die naar de weduwe in Zarfath gaat.
a. Wat zegt de Heere daar eigenlijk over de situatie in de tijd van Elia?
b. Wat is de betekenis van Zijn woorden in de context (Lukas 4 : 16-30)?
c. Wat hebben deze woorden voor jou in deze tijd te betekenen?
3. In hoofdstuk 17 gebeuren 'zomaar' drie wonderen: de raven die Elia eten brengen, het niet opraken van de meel en de olie van de weduwe en het opwekken van het kind van de weduwe.
a. In de tijd van de Bijbel gebeurden vaker wonderen. Na de tijd van de eerste christengemeenten is dat afgenomen. Hoe zou dat gekomen zijn?
b. Gebeuren er nog wonderen?
c. Hoe moeten we denken over gebedsgenezing? Zie Jak. 5 : 13-16.
d. Hoe werkt de Heere gewoonlijk?
4. Hoe kan de Heere aan de ene kant het wonder van de meel en de olie geven en aan de andere kant toelaten dat het kind van de weduwe sterft?
5. De Heere verhoorde hel gebed van Elia:
a. omdat Elia een groot geloof had;
b. omdat Hij God is;
c. omdat gebeden van Gods kinderen altijd verhoord worden;
d. tot Zijn eer en de verheerlijking van Zijn Naam;
e. opdat de weduwe de Heere zou leren kennen.
Geef bij elk antwoord aan waarom de Heere wel of niet zou verhoren.
Hoofdstuk 3
1. Obadja vreesde de Heere var jongs al aan. Het woord 'vrezen' komt in de Bijbel veel voor.
a. Wat is betekent het: de Heere vrezen? Noem bij je antwoord ook enkele teksten waaruit dat blijkt.
b. Hoe kun je weten of je de Heere vreest?
c. Hoe is dat bij jou?
2. Obadja leefde aan het hot van Achab. Geen gemakkelijke omgeving voor een jongere die de Heere liefheeft.
a. Waar zou hij mee in aanraking gekomen zijn, denk je?
b. Kun je voorbeelden noemen van moeilijke situaties waarmee jij in aanraking komt?
c. Hoe ga jij daarmee om?
d. Wat is de boodschap van de geschiedenis van Obadja voor jou?
3. Elia roept het volk en de Baaispriesters bijeen op de Karmel. De indrukwekkende geschiedenis spreekt eigenlijk voor zich.
a. Wat is de betekenis van vers 30-32?
b. Wat is de centrale boodschap van het gebeuren op de Karmel?
4. Lees 1 Koningen 18 : 41-46.
Vers 41 Hoe kon Elia een geruis horen van een overvloedige regen terwijl er geen wolkje te zien was?
Vers 42 Wat is het verschil tussen Elia en Achab? Wat zegt Jak. 5 : 17-18 ons in dit verband?
Vers 43 Elia ziet uit naar de verhoring van zijn gebed. Hoe bidden wij vaak? Verwachten wij het ook van de Heere?
Vers 44 Wat ziet Elia als de vervulling van de belofte van de Heere? Is het bij hem ook: eerst zien en dan geloven?
Vers 45 Waarom moest Achab opschieten?
Vers 46 Wat gebeurt er in dit vers?
Hoofdstuk 4
Stellingen
1. Elia heeft groot gelijk dat hij vlucht voor Isebel. Het feit dat God op de Karmel hielp, wil niet zeggen dat Hij nu weer helpt.
2. Het gebed van Elia (1 Kon. 19 : 4) kun je vergelijken met het gebed van Paulus (Filipp. 1 : 23).
3. Elia is het zat, maar de Heere is Elia nog niet zat.
4. Het suizen van een zachte stilte is kenmerkend voor het werk van God.
5. Volgens Lukas 9 : 61-62 had Elisa niet eerst afscheid mogen nemen, maar had hij direct Elia moeten volgen.
Hoofdstuk 5
1. Waarom wil Naboth de wijngaard niet verkopen?
2. Wat betekent "Gij hebt God en de koning gezegend" (1 Kon. 21 : 10)? Vergelijk met Job 2 : 9.
3. Is het oordeel van de Heere over Achab en Isebel niet erg grof? Zoek je antwoord op in het hoofdstuk.
4. Wat zegt vers 29 over de Heere? Heeft het jou ook wat te zeggen?
5. Hebben wij nu nog een 'erve der vaderen'? (zie 2 Tim. 1 : 14). Wat kunnen we dan van Naboth leren?
Hoofdstuk 6
1. Wat leert ons 2 Kon. 1 : 2-3?
2. Wat laat de Heere zien in vers 9-15?
3. Hoe moeten wij ons opstellen tegenover ambtsdragers? Hoe is dat bij jullie op bijvoorbeeld catechisatie?
4. Waarom moeten wij ons onderwerpen aan het gezag van ambtdragers? Zie bijvoorbeeld 1 Tim. 5 : 17.
Hoofdstuk 7
1. Waarom wil Elia Elisa elke keer achterlaten?
2. Wat vraagt Elisa aan Elia in 2 Kon. 2 : 9?
3. Wat is het bewijs dat Elia's geest inderdaad op Elia rust? Noem enkele voorbeelden uit de geschiedenissen van Elisa waaruit blijk dat hij gehandeld heeft in de geest van Elia?
4. Elia is zonder te sterven naar de hemel gegaan. Had hij niet gezondigd (Rom. 6 : 23)?
5. Waaruit blijkt in de geschiedenissen van Elia dat hij toch "was een mens van gelijke bewegingen als wij" (Jak. 5 : 17)?
6. "Niet Elia, maar de profetie moet blijven." Wat heeft dat ons te zeggen?
Literatuur
Statenvertaling met Kanttekeningen
Diverse bijbelverklaringen
Elia, een strijder voor Gods eer ds. J.J. van Eckeveld
Elia ds. M. Heikoop
Elijah A.W. Pink (in het Engels)
Antwoord mij, Heere! ds. C. van Sliedrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2001
Mivo +16 | 24 Pagina's