JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

2. De ziekentrooster bij de pati�nt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. De ziekentrooster bij de pati�nt

37 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is in de tijd van de Reformatie. Een vader van vier kinderen is al geruime tijd ziek. Al enkele maanden kan hij zijn werk niet meer doen. Sociale voorzieningen zijn er niet. Toch moet elke dag het eten weer op tafel staan. Dat geeft zorgen. Maar dat niet alleen, de patiënt weet voor zichzelf heel goed dat zijn ziekte niet lang meer zal duren. Wat zal er van zijn kinderen worden?

En van zijn vrouw? Deze en andere vragen vallen soms als een zware last op hem. Vorige week kon hij nog wel eens uit bed komen, maar deze week niet meer. Zijn voorhoofd is nat van het zweet. De pijnen schieten vaak door zijn lichaam. Naast zijn bed staat een man die hem in zijn moeilijke omstandigheden wil gaan troosten, de ziekenstrooster. Maar de ziekentrooster spreekt niet over de moeilijke omstandigheden waarin deze zieke vader verkeert. Eigenlijk stelt hij twee vragen aan de patiënt. In zijn woorden klinkt het: "Man, wat erg dat je zo ziek bent. Weet je hoe dat nu komt?" Tevens horen we in zijn woorden de klanken van hoop. Wanneer we goed luisteren, klinkt: "Man, denk je in jouw omstandigheden ook aan Christus die zo zwaar moest lijden?"

Zonde en ziekte

Hier een vader die ernstig is. Daar een moeder die moet lijden vanwege haar ziekte. Weer ergens anders een kind dat op jonge leeftijd bepaald wordt bij het lijden. Ziekte en zonde. Hoe is het toch gekomen dat er zoveel ziekte en ellende in het leven is? "Waarom moet ik zo ernstig ziek zijn?" zo horen we de zieke vader vragen. De ziekentrooster neemt zijn patiënt voor het ant woord mee naar de oorzaak: de zondeval in het paradijs. Daar komt de voortdurende dreiging van de dood vandaan. Adam heeft gezondigd en in hem alle mensen. De erfzonde. Door die zonde zijn het verderf, de dood, het lijden en de moeiten in de wereld gekomen, en het deel geworden van alle mensen.

Daar begint de ziekentrooster mee als hij de zieke vader toe gaat spreken:

Vloek en dood

De patiënt luistert. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen.

Zou ik dan een bepaalde zonde hebben gedaan waardoor God mij zo laat lijden of zou mijn lijden het gevolg zijn van de erfzonde?

Haarscherp voelt de ziekentrooster zijn patiënt aan. Rustig klinkt zijn stem in het kamertje:

Want zo haast als Adam aldus gevallen was, is hij terstond in een zekere vervloeking gekomen, gelijk wij lezen in Genesis, daar God zegt:

Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt, en met smart zult gii daarvan eten al de dagen uws levens; en in het zweet uws aanschiins zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt, want gij zijt stof, en gii zult tot stof wederkeren. Waaruit we zekerlijk weten, dat alles, wat leven ontvangt, eenmaal moet sterveil. Dit getuigt David duidelijk, zeggende; Wat mens leeft er, die den dood niet zien zal? Want Salomo zegt: De levenden weten dat zij sterven zullen. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. Hn in de Hebreen staat geschreven, dat het den mensen gezet is eenmaal re sterven, en daarna het oordeel. Want, gelijk de Schrift zegt, wij zullen allen den dood sterven en wezen als het water, dat ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt. Want onze dagen (zegt Job) zijn als de dagen des dagloners en lichter dan een loper. Hn wij varen (spreekt Mozes) daar henen als een stroom; ja gelijk een blad, dat de wind verdrijft, en een droge stoppel, en een kleed, dat de mot opeet.

Want het stof keert wederom tot aarde, als het geweest is; en de geest weder tot God, die hem gegeven heeft; gelijk Job zegt: Leem zijn wij en tot stof moeten wij wederkeren.

Insgelijks schrijft ook Jakobus, dat des mensen leven is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt cn daarna verdwijnt. Ja, onze leeftijd vaart weg gelijk een wolk, en vergaat gelijk een nevel, cn verdwijnt ook gelijk een schaduw. En ook Petrus zegr, aanhalende uit Jesaia, dat alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen als een

Nadat Adam recht en goed geschapen was, te weten, heilig, rechtvaardig, onsterfelijk, en tot een heer gezet was over alle schepselen, welke God geschapen had, is hij niet lang in dezen staat gebleven, maar is door de listigheid van den satan, en zijn eigen ongehoorzaamheid, van deze schone heerlijkheid vervallen, en heeft alzo het verderf van den tijdelijken en eeuwigen dood over ons allen gebracht. Dit Is de erfzonde, waarvan David in den psalm spreekt, zeggende: Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. Desgelijks zegt ook Paulus tot de Romeinen: dat door eén mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondifid hebben. bloem van het gras. Het gras is verdord cn zijn bloem is afgevallen.

Wederom zegt Jezus Sirach: Het verbond van eeuwigheid is dit: Gij zult den dood sterven. Geliik een groenend blad op een dichten boom: enigen werpt hij af, en anderen doet hij uitspruiten; alzo is het met liet geslacht des vleses en des bloeds; het een sterft, en het ander wordt geboren. Gelijk Salomo zegt: Alles heefteen bestemden tijd; er is een tijd om geboren te worden, en een tijd om te sterven.

Hij wijst hem erop dat Adam heeft gezondigd. Na zijn val in het paradijs sprak God tot hem: "Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt . ."

De zonde werd gevolgd door de vloek. Dat betekende voor de mens dat hij niet langer het eeuwige leven had. Hij zou de dood moeten sterven. Sindsdien geldt de uitspraak van Salomo "Er is een tijd om gein iren te worden en een tijd om te sterven". Alle heerlijkheid van de mens is nu als een bloem, die slechts even bloeit. Zodra de wind erover gaat, valt de bloem af, en ze is niet meer.

De tijd en de eeuwigheid

De woorden klinken nog na: "Alles heeft een bestemden tijd". De zieke man kijkt naar de ziekentrooster.

Een bloem! Bijna geknakt. Wie bepaalt de tijd van zijn einde? De ziekentrooster spreekt opnieuw.

En deze tijd staat in de> Heeren hand; gelijk Job zegt: dat zijn dagen bestemd zijn, liet getal zijner maanden bij God is, en Hij zijn bepalingen gemaakt heeft, die hij niet overgaan zal; hetwelk ook 1'atilus zegt, dat God bescheiden heeft de lijden tevoren verordend, en de bepalingen van hun woning. Hn David zegt, dat God onze dagen een handbreed gesteld heeft, en onze leeftijd als niets voor Hem is; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Want onze dagen zijn lichter dan een wevers- spoel, en een loper. Ook zijn wij hier maar gasten en vreemdelingen voor een kleinen tijd. Want de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of zo wij zeer sterk zijn tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt sncllljk afgesneden, en wij vliegen daarheen, lïn als wij lang leven, zo leven wij honderd jaren.

Gelijk een droppel water is te rekenen tegen het water van de zee, alzo zijn duizend jaren legen de dagen der eeuwigheid, lin Petrus zegt, dat één dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag. Alzo zijn onze jaren, te rekenen bij de eeuwigheid. Dewijl wii nu, volgens de Heilige

Dewijl wii nu, volgens de Heilige Schrift, allen sterven moeten, wie zou niet hartelijk naar den dood verlangen, als wij zien, in wat staat en verderf wij door Adam gekomen zijn, te weten, in alle ongerechtigheid, tegenspoed en lijden; zodat wij boos zijn, en tot boosheid genegen, van der jeugd en jonkheid af. Want, gelijk 1'aulus zegt, wij zijn

van naiure kinderen des loorns, en onbekwaam tot enig goed, en van ons zelf niets hebbende dan zonde, (lelijk ook David zegr: Er is nie

mand, die goed doet, allen zijn zij afgeweken; te zameri zijn zij onnut geworden. Want hel goede, dat wij willen, doen wij niet, en dat om de zonde, die in ons woont. Van deze inwonende zonde getuigt Oavid, dat wij in ongerechtigheid geboren en in zonde ontvangen zijn, en daarin voortgaan. Want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan.

Het leven is teer, een handbreed gesteld. De leeftijd van de zieke man is als niets voor de Heere (Psalm 39). Vóór hem is de eeuwigheid en in dat licht bezien, is het leven op aarde niets.

De zieke heeft de trooster horen praten. Even heeft hij zijn voorhoofd gefronst toen hij sprak over "gasten en vreemdelingen voor een kleine tijd". Een gast is iemand die tijdelijk ergens verblijft. Een vreemdeling is iemand die burger is van een ander land. Gast en vreemdeling.... voor een kleine tijd. Een wonderlijke gedachte met een diepe inhoud....

De dood overwonnen

De pijnen kwellen zijn lichaam. Rustig kijkt de trooster de zieke aan.

Zijn ogen spreken boekdelen: Man, er is meer dan de dood en de zonde. Luister maar!

Dewijl wij nu aldus in den toorn van God en in de schaduw des doods, ja in de hel en in de verdoemenis liggen, zo is ons Christus, het licht der wereld, verschenen, en de zon der gerechtigheid opgegaan; welke overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze rechtvaardigmaking, en heeft ons mede levend gemaakt, daar wij dood waren door de misdaden en de zonden; en heeft ons die vergeven, en uitgewist het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande en datzelve uit het midden weggenomen en aan het kruis genageld; waardoor Hij over al onze vijanden getriomfeerd heeft, als den dood, den duivel, de hel en de verdoemenis der wet, gelijk God door den profeet Hosea gezegd heeft: Dood, waar is uw prikkel? Hel,

Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft, door Jezus Christus, Die ook (naar de belofte Gods) den duivel den kop heeft vermorzeld, in wiens macht wii gevangen lagen, door de overtreding der zonden. Zo heeft nu God, om ons daaruit

Zo heeft nu God, om ons daaruit te verlossen, zijn allerliefste pand gegeven, namelijk, zijn enigen geliefden Zoon, in wien de Vader een welbehagen heelt, en gebiedt Hem te horen, dien Hij tot een verzoening en rantsoen gegeven heeft. Want alzo lief heeft God de wereld

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Insgelijks: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopen- baard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, zegt Christus, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Hij is de waarachtige Messias, die in de wereld gekomen is, in de volheid des tijds; waarachtig God, om de macht des satans te verbreken; en waarachtig mens, om onze Middelaar voor God te wezen, opdat Hij ons, die onder de wet gevangen lagen, verlossen zou. Hij is het onbesmette Lam, dat voor onze smetten geslacht en geofferd is, tot een verzoening voor alle zonden, gelijk Jesaja duidelijk getuigt. En Hij, die rijk was, is om onzentwil arm geworden, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden. Want al zijn goederen heeft Hij ons geschonken, al zijn weldaden, al zijn gerechtigheid, verdiensten en heiligheid. En hiervoor moeten wij Hem met het geloof omhelzen, en met liefde en gehoorzaamheid dankbaar ziin.

In het donkere kamertje van de zieke valt een lichtstraal. Er is troost! De ziekentrooster wijst de patiënt op Christus Die verschenen is als het Licht der wereld. Hij heeft als plaatsvervanger van mensen die gezondigd hadden, geleden. Hij heeft de vloek op de zonde gedragen en is volkomen gehoorzaam geweest aan Zijn Vader.

Rechtvaardig zijn en heilig leven

Het lijkt alsof de ziekentrooster het zijn patiënt wil toeroepen: Let maar niet op je pijnen en op je ellende, maar kijk nu eens naar het kruis waar Christus aan heeft gehangen.

En wie zou Hem niet liefhebben, die ons eerst liefgehad heeft? Toen wij nog zijn vijanden waren, heeft Hij ons verlost en verzoend, hoe veel te meer zullen wij behouden worden door zijn leven, nu wij zijn vrienden geworden zijn! Want hoe zou iemand meer liefde hebben, dan dat hij ziin leven voor zijn vrienden zette? Hetwelk Christus als een goede herder bewezen heeft, doordat Hij ziin Vader gehoorzaam is geweest tot den dood, ja tot den dood des kruises; die een weinig minder dan de engeJen geworden was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou; waarom Hij met heerlijkheid en eer is gekroond. Ook is Hij de barmhartige Samaritaan, die olie en wijn in onze wonden.gegoten heeft; dat is, dat Hij zijn dierbaar bloed voor onze zonden vergoten en ons met zulk een duren prijs gekocht heeft. Want, zegt Petrus, wij zijn niet door zilver of goud verlost, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraflelijk en onbevlekt lam. Want wij zijn niet verlost door hel bloed der bokken en kalveren, maar Hij is door zijn eigen bloed eenmaal ingegaan in liet heiligdom, een eeuwige verlossing te weeg gebracht hebbende. Die ons ook getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het koninkrijk van den Zoon zijner liefde; in wien wij hebben de verlossing door zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden. Aangezien wij dit zeker weten, dat

Aangezien wij dit zeker weten, dat wij zonder al onze verdiensten (want wii hebben er geen; waarom wii onnutte dienstknechten ziin), alleen door den dood en de wederopstanding van Christus, de eeuwige zaligheid verkrijgen, zo laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer lijd. l;n naardien wij elk ogenblik hulp van node hebben, zo moeren wij tot Hem gaan. Want Hij zegt bij den profeet David: Roep Mij aan in den dag der benauwdheid, en Ik zal u uithelpen. hu: Al mocht een moeder haar zuigeling vergelen, zo zal Ik toch ii niet vergelen. Gelijk Christus zelf in het Evangelie zegt: Koint herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijl; en Ik zal u rust geven, en gij zult rust vinden voor uw zielen. Tot wien zullen wij anders heengaan? Hij heeft de woorden des eeuwigen levens en het leven is in Hem geopenbaard.

Hij is het hemelse manna, dat onze zielen eeuwiglijk verzadigt; het hemelse brood; wie door het geloof daarvan eet, zal nimmermeer hongeren, en wie zijn bloed drinkt, zal nimmermeer dorsten.

Wederom roept Christus bij Johannes, duidelijk, zeggende; Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in A4ij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit ziin binnenste vloeien. En dit zeide Hij van den Heiligen Geest. Zo wie gedronken zal hebben van dat levende water, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. Gelijk God door den profeet Jesaja zegt: O alle gij dorstigen, komt tot de

O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk. Daarom laat ons tot deze fontein gaan om onzen dorst te lessen; en niet tot gebroken bakken, die geen water houden. Want uit ziin volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. Want de wet is door Mozes gegeven,

de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.

De patiënt denkt na. Hij heeft het gehoord: zonder verdiensten verkrijgen mensen de eeuwige zaligheid. Geen verdiensten aan de kant van de mens. maar alleen door de dood en opstanding van Christus kan de mens zalig worden. Nee, dat was geen conclusie op grond van de mening van de ziekentrooster, maar dat is waar omdat het in Gods Woord staat. Daarom kan de man de patiënt toeroepen: "Zo laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd" Dat is het advies van de ziekentrooster.

Daartoe wordt de zieke opgeroepen, aangezien hij voor alles en elk ogenblik hulp nodig heeft. Hoe troostrijk waren de woorden die de ziekentrooster sprak uit Jesaja 55:

"O alle gij dorstigen, komt tot de wateren..". Zo wordt de zieke man opgewekt om tot de Fontein, Jezus Christus, te gaan. Daarin ligt het leven en de troost voor de patiënt.

Christus, de Middelaar

De ziekentrooster acht het noodzakelijk om wat meer te vertellen over het werk van Christus. Zijn woorden klinken de patiënt in de oren:

Hij is de waarachtige Middelaar, die tussen God en ons staat, om onze Voorspraak te wezen tegen al onze beschuldigers; want er is één Middelaar Gods en der mensen, te weten de mens Christus Jezus. En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen Testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste Testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken, degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. En Johannes, hiermede overeenkomende, zegt: Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bii den Vader, Jezus Christus, den rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld; te weten voor alle volken en natiën der ganse wereld, die zich waarachtig tot God bekeren; want het Lam is van het begin geslacht voor de gelovigen; gelijk Christus zelf zegt, dat Abraham ziin dag heeft gezien, en verblijd is geweest. Zo is dan God geen aannemer des

Zo is dan God geen aannemer des persoons. Want God is niet alleen een God der Joden, maar ook der heidenen; nademaal Hij een enig God is, die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof. Want door het geloof worden wij gerecht- vaardigd, zonder de weiken der wet. Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken, zeggende: Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens, dien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent.

Zo dan, wij nu, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bi) God, door onzen Heere Jezus Christus; door denwelken wij hebben den toegang met vertrouwen om in te gaan in het heiligdom door ziin bloed, waardoor Hij vrede gemaakt heeft tussen God en ons, want Hij is onze waarachtige vrede; zodat wij nu niet meer hebben te vrezen. Want Paulus zegt; Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Wie zal beschuldiging inbrengen

Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is; ja, wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods is, die ook voor ons bidt. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, enzovoorts? Daarom, al hebben wij de dagelijkse

Daarom, al hebben wij de dagelijkse dadelijke zonden en anderen in ons blijvende, zo moeten wij niet kleinmoedig wezen. Want Jesaja zegt: Al waren uw zonden als scharlaken,

Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. lin dit geschiedt door Christus, die ons van onze zonden gewassen heeft in zijn bloed, waarvan de Doop ons een teken is; en het Avondmaal is ons ook een teken, dat wij verlost zijn door de offerande van Christus, eenmaal aan het kruis geschied, opdat Hij ons verlossen zou van den toekomenden toorn en alle ongerechtigheid, en zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken, waardoor God geprezen worde.

De patiënt laat de woorden op zich inwerken. Een middelaar? Dat is ie- mand die tussen twee partijen instaat om die met elkaar te verzoenen. Hij hoort over de Heere Jezus Die tussen God de Vader en de zondaar instaat. Sprak de ziekentrooster niet van een Voorspraak bij de Vader? Sprak hij niet van vergeving en van verzoening door Christus Jezus? Hij wist het wel, maar hij wordt nu opnieuw gewezen op Christus als de volkomen Zaligmaker.

Hoe klinken de woorden nog in de oren: "Zo dan, wij nu, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus... " Het geloof in Jezus Christus is het middel waardoor de patiënt van schuld en zonde verlost kan worden. Dan kan niets hem meer deren. In welke zonden hij ook gevallen is of welke beschuldigingen ook tegen hem ingebracht worden, dan hoeft hij niet meer te vrezen; dan zal de erfenis hem niet ontgaan. Want Christis is een volkomen Zaligmaker. In deze Zaligmaker, in deze Jezus, is vrede te vinden, ook op het ziekbed.

Verlangen naar het volmaakte

De zieke ligt nog na te denken over hetgeen gesproken is. Troost op het ziekbed? Er schiet weer een felle pijnscheut door zijn lichaam.

Hij kreunt. Dan begint de ziekentrooster weer te spreken:

Dit nu zekerlijk wetende, dat wij door Christus met God verzoend zijn, zo behoren wij (volgens God Woord) een volkomen begeerte te hebben, om ontslagen te zijn van dit sterfelijk lichaam, waardoor wij moeten komen tot de heerlijke erfenis van alle kinderen Gods, welke ons in de hemelen bereid is. Dit heeft ook Paulus, dat door God uitverkoren vat, begeerd, als hii zegt: Ik, ellendig mensl wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods en der zonde? Voorts zegt hij nog: Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, dat eeuwig in de hemelen is. En wij verlangen daarmede overkleed te worden. En wij hebben altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende In het lichaam, uitwonen van den Heere, daarom hebben wij meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen. Nog zegt Paulus: Want wij weten, dat het ganse schepsel met ons zucht; en niet alleen dit, maar ook wij zelf, die de eerstelingen des Geestes hebben, zuchten in onszelf, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes iichaams. En dewijl wij gasten en vreemdelingen zijn op de aarde, wie zou niet te huis in zijn vaderland begeren te wezen? Want wij wandelen hier door het geloof en niet door aanschouwen; want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Wie zou niet verlangen naar deze aanschouwing, dewijl wij zien, dat de heilige mannen Gods daarnaar verlangd hebben? gelijk wij in den Psalm aldus lezen: Gelijk een hert, dat gejaagd is, schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar den levenden God, wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? Deze onuitsprekelijke heerlijke aanschouwing van God is zo groot (gelijk de profeet getuigt), dat geen oog gezien, en geen oor heeft gehoord, en in het hart van geen mens is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben. Wederom zegt David: Want een dag in uw voorhoven is

beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid. Hoe lieflijk zijn uw woningen, o Heere der heirscharenl Welgelukzalig zijn zij die in uw huis wonen; zij prijzen u gestadig. En zij worden dronken van de vettigheid uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek uwer wellusten. Want bij U is de fontein des levens; in uw licht zien wij het licht. Dit is de heerlijke woning, waar Christus bij Johannes van zegt: In het huis mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden; Ik kom weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben; te weten, in dat nieuwe Jeruzalem, dat geen zon of maan behoeft; want de heerlijkheid Gods verlicht haar, en het Lam is haar kaars. Daar zal God alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; die de laatste vijand is, welke de Heere aan zijn voeten onderwerpen zal. Daar heeft God een heerlijke bruiloft bereid, waar wij met Abraham, Izak en Jakob zullen aanzitten aan de tafel des Heeren. En zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. 'lot dit avondmaal nu kunnen wij

'lot dit avondmaal nu kunnen wij niet komen dan door den dood. Daarom zegt Paulus: Het leven is

Daarom zegt Paulus: Het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. En zodra de gelovigen van hier scheiden, gaan zij in ae eeuwige rust, gelijk Christus zegt: Waar Ik ben, aldaar zal ook mijn dienaar zijn. En wederom: Die mijn woord hoort, en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Hetgeen ook duidelijk te bemerken is in den moordenaar, toen hij gebeden en gezegd heeft; Heere, gedenk mijner, als Gij in uw Koninkrijk zult gekomen zijn; waarop hem Christus heeft geantwoord: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Daarom zegt Paulus wèl (hiermede overeenkomende): lk heb begeerte, om ontbonden te worden, en met Christus te zijn. Salomo zegt ook, dat het stof wederom tot de aarde keert, als het geweest is; maat de geest weder tot God, die hem gegeven heeft. Hetwelk ook duidelijk blijkt in het

voorbeeld van llenoch en Elia, die beiden werden opgenomen in den hemel; waar ons burgerschap en onze wandel is; waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus; die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam.

De pijn is hevig. Maar, heeft de ziekentrooster het niet gezegd? De wetenschap door Christus met God verzoend te zijn, moet gepaard gaan met een begeerte om van het sterfelijk lichaam verlost te worden.

De patiënt hoort dat de mate van deze begeerte afhangt van de mate van het geloof in Christus. Hoe mooi klonken de woorden van Paulus en van David, geschreven in Gods Woord, toen de ziekentrooster sprak over hun verlangen.

Duidelijk bleek uit deze woorden dat zij ernaar verlangden om het geloof te verwisselen voor het aanschouwen. In die heerlijkheid zal geen pijn meer zijn, God zal de tranen van de ogen afwissen. Daar zal geen dood meer zijn. Daar zal God zijn alles en in allen. Ook al ziet de patiënt tegen de dood op, hij heeft het weer eens gehoord dat het de laatste vijand is. De dood is tevens de toegangspoort tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. Dal vooruitzicht laat hem nazeggen: "Ik heb begeerte om ontbonden te worden, en met Christus te zijn".

Lijden en strijden

En toch? Toch bekruipt de gedachte hem: Waarom dan dit lijden? Waarom deze pijnen? Het lijkt alsof

de trooster zijn gedachten kan lezen. Hij vervolgt zijn verhaal. En tut deze verheerlijking kunnen wij niet komen, dan door veel

lijden. Hiervan zegt Jezus Sirach een schone rede: Aiiin kind, indien gij komt om den Heere te dienen, zo bereid uw ziel tot aanvechting. In welken gij u verheugen zuil, nu

een weinig üjds bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen. Maar de God aller genade, die ons geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, nadat wij een weinig tijds zullen geleden hebben, die zal u volmaken, bevestigen, versterken en 1'onderen. Wederom zegt Paulus: Zo wij met Christus lijden, zo zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden. Want het lijden dezes tegenwoordigen tijds is niet te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid. En David zegt: Des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. Daarom verblijdt u, als gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus; opdat gij ook in de openbaring ziiner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. En Christus heeft ook buiten de poort geleden, zo laat ons dan tot Hem uitgaan, zijn smaadheid dragende. Want daarin heeft ons Christus een voorbeeld nagelaten, opdat wij zijn voetstappen zouden navolgen. Wederom zegt Petrus: Dewijl Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte, nameliik, dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde. Voorts zegt ook Jakobus: Mijn broeders, acht het voor grote vreugde, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt. En Paulus zegt: Wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; en de hoop beschaamt niet. Daarom moeten wij de kastijding des Heeren niet klein achten, als wij van Hem bestraft worden; want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, dien Hij aanneemt. Dit kan men ook zien in Hebreen 12 doorgaans. Daarom zijt lankmoedig en versterkt uw harten, want de toekomst des Heeren genaakt. Neemt ook tot een voorbeeld des lijdens en der lankmoedigheid de profeten. Wij houden hen gelukzalig, die ver

Wij houden hen gelukzalig, die verdragen hebben; want wij hebben gehoord de verdraagzaamheid van Job en het einde des Heeren gezien; die ons een voorbeeld der volstandigheid nagelaten hebben; want wij zien, dat Christus Jc/us met heerlijkheid is gekloond geweest, vanwege het lijden des doods. Daarom zegt Christus ook: Die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. En Paulus zegt: lk heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof' behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere geven zal, en niet alleen mij, maar ook alien, die zijn verschijning liefgehad hebben. Insgelijks zegt Jakobus: Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij du kruon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben.

Om deze kroon der rechtvaardigheid te verkrijgen, moeten wij dapper strijden tegen al onze vijanden, die ons van alle zijtien aanvechten, en inzonderheid tegen de listige omleidingen des duivels. Trekt daarom daartegen aan de gehele wapenrusting Gods, waarmede gij den duivel met al zijn geweld kunt wederstaan. Van dien strijd zegt ook Petrus, dat de duivel omgaat als een briesende leeuw, zoekende wien hij ?cu mogen verslinden; denwelken wederstaat, vast zijnde in het geloof, en hij zal van u vlieden. Doch deze overwinning en dezen wederstand hebben wij van God door Christus, die den duivel onder onze voeten verplettert, in wiens macht en strikken wij gevangen lagen. Hij is de overste dezer wereld, dien Christus buitengeworpen heeft; en alzo hebben wij door Hem de overwinning gekregen, en zijn die ooi; deelachtig door ons geloof. Hij is de oude slang, die ons zoekt te verslinden; die ook onze eerste ouders verslonden heeft, en ook ons nog in de verzenen bijt; waarom hij ook een mensenmoorder van den beginne genaamd is. Daarom moeten wij tegen zijn lis

tige nioordenarij naarstig op onze hoede zijn, gelijk I'etrus zegt: Zijt dan nuchteren en waakt. Want, gelijk Christus zegt: gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven. Daarom zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. Maar als wij beginnen onze mede-dienstknechten te slaan, en ie eten, en te drinken met de dronkaards, zo zal de Heere komen, en ons in stukken houwen, en ons deel zal wezen met de geveinsden; daar zal wening en knersing der tanden zijn. Waar de worin nimmermeer sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt. Want wij weten zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht; want wanneer wij zullen zeggen: het is vrede, dan zal een haastig verderf ons overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw. Daarom, wacht uzelf, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij, en dronkenschap, en zorgvuldigheden des levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome. Want gelijk een strik zal hij over ons komen, of gelijk de bliksem, die plotseling geschiedt. Waakt dan te allen tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.

De trooster houdt de patiënt vanuit Gods Woord voor dat het lijden een weg is die leidt tot verheerlijking.

Christus heeft Zelf geleden en Zijn volgelingen worden geroepen om Zijn voetstappen te drukken. Zoals de dood voor de gelovigen de poort vormt naar de heerlijkheid, zo vormt het lijden de weg waarlangs die heerlijkheid bereikt wordt.

Het lijden kan nodig zijn omdat er veel geleerd en afgeleerd moet worden. De "oude" mens moet afsterven en de "nieuwe" opstaan. Dat is tot eer van God. Uiteindelijk

Dat is tot eer van God. Uiteindelijk betekent het lijden zeer weinig, vergeleken bij de heerlijkheid die erop zal volgen. Paulus zegt: "Zo wij met Christus lijden, zo zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden". Dat is het einde van de strijd - de overwinning is al zeker, de kroon ligt klaar.

Het trof de patiënt dat de trooster opriep om dapper te strijden, in het bijzonder tegen de listige aanvallen van de duivel. Hij noemde drie wapens die hij in de strijd dient te gebruiken. Het eerste wapen is het zwaard van het Woord: "Er staat geschreven.." Het tweede wapen is het bereid zijn voor de komst van Jezus. Dit betekent uitzien en verwachten - al biddend. Daarvoor is ook het derde wapen nodig, namelijk nuchterheid. Zo komt na de strijd de overwinning.

Het geloof en zijn vruchten

Wat een troost gaat er van Gods Woord uit! Immers, dat is wat de ziekentrooster heeft gedaan: de patiënt Gods Woord voorhouden.

De ziekentrooster ziet de patiënt voor zich liggen. Ter afronding wijst hij de zieke op de vruchten van het geloof in Christus.

Maar deze waardigheid, om te staan voor den Zoon des mensen, bestaat in een rein, onbevlekt en onwankelbaar geloof, dat door de liefde werkt, waarmede wij Christus met al zijn verdiensten en weldaden ontvangen en omhelzen. Welk geloof wij moeten tonen door een rein leven, gelijk Jakobus zegt. En van deze reinheid zegt Christus bij Mattheiis, hfdst. 5: Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. En de voornaamste reinheid ligt in het hart; want, gelijk Christus zegt, uit het hart komen voort doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigen, lasteringen. Deze zijn het, die den mens ontreinigen. Daarom jaag na de vrucht des geestes, welke is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoe

liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid, gerechtigheid en waarheid. Daarom, tenzij dat wij wederom geboren worden, wij kunnen in het Koninkrijk Gods niet ingaan. ]a, gelijk Christus zegt: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens (te weten in de boosheid), zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Daar zal niet inkomen, iets dat ontreinigt en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt, gelijk ook Paulus duidelijk getuigt.

Dewijl nu de wet van God deze volkomenheid van ons eist (gelijk geschreven staat: Vervloekt is hii, die het niet alles volbrengt; gelijk ook Jakobus zegt: Wie in éen struikelt, is schuldig geworden aan allen; wederom: Wie de wet doet, die zal door dezelve leven), maar wij het allerminste gebod niet volkomen kunnen volbtengen, gelijk de wijze man zegt: Als wij menen voldaan te hebben, zo beginnen wij slechts (en al ware het, dat wij het alles deden, zo doen wij slechts hetgeen wij schuldig zijn); waarom wij door de wet onder Gods rechtvaardigen toorn verdoemd liggen; zo hebben wij hiertegen een zekere remedie en middel, namelijk, Christus, die ons (gelijk Paulus zegt) verlost heeft van den vloek der wet, en aan de gerechtigheid Gods voor ons voldaan heeft, vrede makende, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, namelijk de wet der geboden, in inzettingen bestaande; en onze misdaden heeft vergeven, en het handschrift heeft uitgewist en aan het kruis genageld. En voor deze grote liefde van Christus behoren wij Hem wederom lief te hebben, en dankbaar te zijn met goede werken, en in Hem waarachtig te geloven, dat Hij ons al deze schone weldaden geschonken heeft. Want die tot God komt, moet

Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is een beloner dergenen, die Hem zoeken; want, de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Zo besluiten wij dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet. En al moeten wij met Christus wat lijden, zo moeten wij niet kleinmoedig wezen; want wij zien, dat Christus zelf, toen Hij om onze eigen zonden geslagen was, niet weder geslagen, maar geduldig geleden heeft.

En al is het, dat de goddelozen in groten voorspoed leven, gelijk David en de profeten getuigen, zo moeten wij ons niet verwonderen, en ook niet struikelen, maar ons vertroosten, verzekerd zijnde, dat hun einde de eeuwige dood is; Hij rukt hen uit als schapen, dat zij geslacht worden. Daarom is het verwonderlijk, dat de gelovigen niet nog meer tegenspoed hebben, van- wege de heerlijke vreugde, die voor hen bereid is, en daarentegen, dat de goddelozen niet nog meer voorspoed hebben, dan zij doen, om de gruwelijke verdoemenis, die voor hen aanstaande is. Daarom, al is het dat de beproeving der gelovigen ongelijk is aan die der goddelozen, zo kan ook de opstanding der doden ongelijk wezen.

En hierin hebben wij een groten troost, dat alle gelovigen ten jongsten dage zullen opstaan. En Paulus, dit betogende, zegt: Indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet opgewekt; zo is ook onze prediking ijdel, en wij worden bevonden valse getuigen (1 Kor. 15 doorgaans). En omtrent de wijze der opstanding kunnen wij duidelijk zien bij Ezechiël, hfdst. 37, hoe dat wij met vlees en been

37, hoe dat wij met vlees en been zullen opstaan. En Job zegt ook duidelijk: Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Insgelijks zegt Jesaja, dat de aarde

Insgelijks zegt Jesaja, dat de aarde en de zee hun doden geven zullen, die in haar geslapen hebben; want Christus is de opstanding, de eersteling dergenen, die ontslapen zijn. Doch ik wil niet, dat gij onwetende

zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop heb- ben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem. Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. Want de Heere zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel, en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet in de lucht.

Alwaar wij moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Dan zal Christus de schapen van de bokken scheiden. En de schapen worden aan zijn rechterhand gesteld, die de liefelijke stem zullen horen: Komt, gij gezegenden miins Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.

Daar zullen wij met grote vrijmoedigheid staan voor het aangezicht dergenen, die ons benauwd hebben. Daar zullen wij blinken gelijk de zon, in het Rijk van onzen Vader.

Daar zullen wij komen tot de menigte van de vele duizenden der Engelen. Daar zullen wij met Hem heersen van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen. Zalig zijn zij, die in het Boek des levens geschreven zijn.

De patiënt wist het: alleen door het geloof is het mogelijk om rein en heilig voor God te staan in het oordeel. Dat geloof wordt op aarde al zichtbaar in een "rein leven". Het vernieuwde hart richt zich door het geloof op Christus om door Hem heilig te leven, hoe langer hoe meer. Maar wat een troost lag er in de woorden van de ziekentrooster toen hij vertelde dat het in eigen kracht onmogelijk is om rein te leven. Christus heeft daarvoor geleden. Hij heeft immers de Wet volkomen vervuld. Hij deelt de genade van de levensheiliging ook uit. Daarom riep de ziekentrooster hem op om God dan ook de dank toe te brengen. Geen verdiensten in de mens. maar alleen in Christus.

De ziekentrooster spoort aan om het lijden af te wegen tegen de eeuwige heerlijkheid en tegen het lijden van Christus. Pas dan blijkt hoe beperkt het lijden is, hoe groot en zwaar het soms ook lijkt. Het is niet te waarderen tegen de heerlijkheid die aanstaande is. De goddelozen kunnen in grote voorspoed leven.

Maar de ziekentrooster wijst erop dat hun einde de eeuwige dood is.

Het einde van degenen die Christus volgen, is het leven. En dan komt hij tot een opmerkelijke conclusie.

Het is verwonderlijk dat "de gelovigen niet nog meer tegenspoed hebben" als we letten op de vreugde die hen wacht. Maar tevens is het verwonderlijk dat de "goddelozen niet nog meer voorspoed hebben" als we letten op de gruwelijke verdoemenis die op hen wacht.

Hierin ligt de troost voor de zieke, namelijk "dat alle gelovigen ten jongsten dage zullen opstaan". Zij zullen met ziel en lichaam opstaan om geopenbaard te worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Op die dag zullen zij. aan Gods rechterhand, te horen krijgen:

"Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld".

Daarom: "Zalig zijn zij, die in het Boek des levens geschreven zijn".


Dominee Van Hille (1540-1600)

....werd geboren in 1540 te Yperen. Zijn ouders waren de nieuwe leer toegedaan. In 1568 week hij uit naar Engeland omdat hij voor de inquisitie moest verschijnen te Brussel. Waarschijnlijk heeft hij vanuit Norwich in Geneve gestudeerd. In 1571 verscheen de eerste druk van de (kleine) Ziekentroost in Norwich.

Als predikant heeft dominee Van Hille een bewogen leven gehad. "In 1575 diende hij de Hollandse vluchtelingengemeente Yamouth in Engeland, in 1576 vertrok hij naar Haamstede, 1577 werd hij aan de Oudenaarde in Vlaardingen uitgeleend, en in de jaren tachtig tot de overgave van de stad aan Parma in 1584 vinden we hem onder de predikanten van Gent. Hierna wordt hij predikant te Rotterdam, waar hij ook in 1600 gestorven is. Hij is één van de predikanten uit de toenmalige Zuidelijke Nederlanden, die nadat zij moesten uitwijken voor vervolging en inquisitie, geen gelegenheid onbenut hebben gelaten om terug te keren in hun vaderland omwille van de zaak van de Reformatie, die zij liefhadden en dienden. Vergeten wij nooit dat wij de voortgang van de Reformatie in het algemeen en die van het Calvinisme in het bijzonder, te danken hebben aan deze vertegenwoordigers van de Zuidelijke Nederlanden, mensen onder wie Cornelis van Hille als "een geleerd en vroom predikant, een der sieraden van de Reformatie", een ereplaats inneemt.

Bron: C.A. Tukker, In het nooit ontdekte spoor. Utrecht 1976, p. 15. 14.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo +16 | 24 Pagina's

2. De ziekentrooster bij de pati�nt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Mivo +16 | 24 Pagina's