JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Bijbelstudie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelstudie

N.a.v. Spreuken 3:1-12

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit gedeelte worden wijsheid en godsvrucht aanbevolen. Salomo dringt er op aan niet op eigen inzichten te vertrouwen, maar in alles de Heere nodig te hebben. Aan dit wandelen in Zijn geboden verbindt de Heere grote beloften.

1. Mijn zoon, vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.

Mijn zoon: de leerling en ook de lezer van het boek wordt met zoon aangesproken.

Wet: betekent in dit geval onderwijzing, het wijzen van de weg.

Uw hart: het hart wordt voorgesteld als de schatkamer waarin de geboden bewaard moeten worden.

vr. 1: Waarom is het belangrijk om het onderwijs van de schrijver van het boek Spreuken niet te vergeten, maar juist te bewaren?

 

2. Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen.

Want: nu volgt de reden waarom de lezer de vermaning van vers 1 moet opvolgen.

Langheid van dagen: een lang leven is de belofte die de Heere aan het leven naar Zijn wet verbindt.

Vrede: betekent hier heil, voorspoed.

vr. 2: Kun je stellen op grond van vers 2 dat er verband is tussen het onderhouden van Gods geboden en de ouderdom die iemand bereikt?

 

3. Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten: bind ze aan uw hals, schrijf ze op de tafel uws harten.

Goedertierenheid: weldadigheid of liefde.

Trouw: bestendigheid of betrouwbaarheid.

Aan de hals binden: zoals een sieraad om de hals gebonden wordt en daarmee tot een eigendom wordt.

Tafel uws harten: het hart wordt vergeleken met een kleitafeltje waarop o.a. wetten geschreven werden; liefde en trouw moeten onlosmakelijk aan de persoon verbonden zijn.

vr 3: Hoe kun je beantwoorden aan de oproep die tot je komt in vers 3?

 

4. En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen.

Verstand: kan in dit verband het beste opgevat worden als aanzien (vgl. Romeinen 12:17 en 2 Korinthe 8:21).

vr. 4: a. Wat wordt er bedoeld met "gunst en goed verstand'?

b. Hoe kun je gunst in Gods ogen vinden?

c. Hoe kun je "gunst en goed verstand" in de ogen van mensen vinden?

 

5. Vertrouw op de HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.

Vertrouw op de HEERE: verlaat u op de HEERE, zoek in Hem uw zekerheid en vastheid.

En: hier bedoeld als tegenstelling, ook te vertalen door maar.

Verstand: eigen inzicht.

vr. 5: Waarom is het niet raadzaam om op eigen verstand te steunen?

 

6. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.

Ken Hem: erken Hem, reken met Hem.

Al uw wegen: in al uw doen, uw gehele levenswandel.

Paden: lotgevallen, levensloop.

Recht maken: effen maken.

vr. 6: a. Kun/mag je alles aan de Heere voorleggen?

b. Houdt vers 6 in dat het degenen die op de Heere vertrouwen altijd voor de wind gaat?

 

7. Zijt niet wijs in uw ogen; vrees de HEERE en wijk van het kwade.

Vrees: heb eerbied voor.

Wijken van het kwade: het kwade nalaten.

vr. 7: Is er een verband tussen de vreze des Heeren en het niet wijs zijn in eigen ogen? Motiveer je antwoord.

 

8. Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.

Navel en beenderen: staan hier voor het gehele lichaam.

Medicijn: genezing.

Lichamelijk zal men welvaren bij het doen wat vers 7 zegt.

 

9. Vereer den HEERE van uw goed, en van de eerstelingen van al uw inkomst.

 

vr 8: In vers 9 wordt verwezen naar de opbrengst van het land dat aan de Heere wordt gegeven.

a. Wat is het doel van het geven van de "eerstelingen"?

b. Hoe kun jij vers 9 in praktijk brengen?

c. Welke belofte staat er in vers 10?

d. Welk verband is er tussen vers 9 en 10?

 

10. Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.

Schuren: voorraadkamers, opslagplaatsen, vooral voor graan.

Overvloed: zinspeelt op de rijke beloning die volgt op het gebod in vers 9.

Perskuip: wijnpersbak.

Most: het verse druivensap.

 

11. Mijn zoon, verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding.

Tucht: met woorden vermanen en indien nodig straffen; het heeft betrekking op het Vaderlijk optreden van de HEERE.

Wees niet verdrietig: heb geen afkeer.

 

12. Want de HEERE kastijdt dengene dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.

Want: nu volgt de toelichting op het vorige vers.

Kastijdt: wijst terecht (vgl. Hebreeën 12:5,6).

 

vr. 9: a. Hoe kan de Heere tuchtigen? Noem enkele voorbeelden uit de Bijbel ter illustratie.

b. Is het mogelijk om blij te zijn met "de tucht des Heeren"? Vergelijk je antwoord met hetgeen Petrus zegt in 1 Petrus 4:12 en 13.

c. Waarom kastijdt de Heere Zijn kinderen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Mivo +16 | 24 Pagina's

Bijbelstudie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1988

Mivo +16 | 24 Pagina's