Cornelius en Petrus
Handelingen 10
Vers 1
Cesarea: Eén van de belangrijkste en sterkste steden van Palestina. De stad lag langs de Middellandse Zee en was bekende legerplaats van de Romeinen. Zie ook de achtergrondinformatie.
Uit de bende genaamd de Italiaanse: Het leger van de Romeinen was verdeeld in legioenen (ongeveer vijfduizend soldaten). Een legioen bestond weer uit een aantal benden, ook wel cohorten of regimenten genoemd, van duizend soldaten. Van een gedeelte van zo'n cohort was Cornelius hoofdman.
Vers 3
Gezicht: visioen. De Heere openbaart Zich in de Bijbel meerdere keren door middel van een visioen. Een visioen lijkt op een droom, maar het verschil is dat degene die droomt slaapt, en degene die een visioen ziet, wakker is. Datgene wat gezien wordt, is niet werkelijk aanwezig.
Klaarlijk: duidelijk.
De negende ure des daags: 's middags ongeveer drie uur. Men telde de uren van de dag vanaf het moment dat het licht werd.
Vers 4
Heere: hier geen naam voor God, maar een beleefde aanspreektitel.
Vers 9
Omtrent de zesde ure: ongeveer twaalf uur 's middags.
Vers 10
Viel over hem een vertrekking van zinnen: hij krijgt een visioen.
Vers 12
In hetwelk waren al de viervoetige dieren der aarde...: vele onreine dieren, reptielen en vogels. Deze onreine beesten beelden de onreine heidenen of de volken van de wereld af.
Vers 14
Geenszins Heere!: de opdracht van de Heere te eten wat onrein is, schijnt voor Petrus tegenstrijdig te zijn met het gebod van God. God had immers geboden dat de Joden alleen reine dieren zouden eten.
Vers 15
Hetgeen God gereinigd heeft: God heeft de reinheidswetten opgeheven bij de komst van Christus.
Vers 16
Dit geschiedde tot driemaal: om er voor Petrus geen enkele twijfel over te laten bestaan dat het onderscheid tussen Joden en heidenen definitief is opgeheven.
Vers 24
Zijn maagschap: zijn familieleden.
Vers 28
Gij weet hoe het een Joodse man ongeoorloofd is...: God heeft de omgang met heidenen niet verboden, wel een huwelijk. Maar in de praktijk leverde het zoveel moeilijkheden op, vooral aan tafel in verband met de spijswetten, dat de Joden het zichzelf maar verboden hebben.
Vers 34
Dat God geen aannemer des persoons is...: God let niet meer op de Joodse of heidense afkomst van een mens, maar vraagt alleen of hij God dient.
Vers 39
Beide in het Joodse land en te Jeruzalem: De tekenen en wonderen die Jezus deed tijdens Zijn omwandeling op aarde, maar ook Zijn intocht in Jeruzalem en Zijn lijden en sterven.
Vers 45
De gelovigen die uit de besnijdenis waren: de mensen die van jood christen geworden waren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1999
Mivo +12 | 24 Pagina's
