Dominee Jacobus Koelman
Het is 17 juni 1675... De torenklok van het stadje Sluis in Zeeuws-Vlaanderen heeft juist tien uur geslagen. Voor de pastorie van dominee Koelman staat een groep mensen. Afwachtend en vol spanning kijken ze naar het huis. Plotseling komt er beweging onder hen. Ze rekken hun halzen om toch maar niets te missen. Want kijk, daarr komt burgemeester Sluymer! Gevolgd door drie heren van het stadsbestuur loopt hij statig naar de pastorie. Even later laat hij de klopper op de deur vallen. De dominee doet open. Het wordt heel stil. Dan klinkt de stem van de burgemeester: 'Wilt u de stad vrijwillig verlaten?' De mensen horen de dominee beslist antwoorden: 'Nee, vrijwillig zal ik niet gaan!' 'Wilt u ons dan maar volgen?', zegt de burgemeester. En even later trekt de kleine stoet door de straatjes van Sluis. Veel mensen laten hun werk in de steek en lopen mee. Buiten de stadspoort praat de dominee nog even met de heren van het stadsbestuur. De mensen horen hoe hij hen bestraft en waarschuwt. Dan keren zij terug naar de stad. Maar de gemeenteleden volgen hun predikant en zijn vrouw tot aan het water. Daar nemen ze afscheid. Veel mensen huilen. Dan wordt het schip losgemaakt van de wal. Dominee Koelman verlaat de stad Sluis voorgoed.
Koelmans leven
Jacobus Koelman werd in het jaar 1632 in Utrecht geboren. Toen hij achttien jaar oud was, liet hij zich inschrijven aan de universiteit. Daar ging hij theologie en wijsbegeerte studeren. Eén van zijn leermeesters was professor Voetius. Deze hield veel van zijn hardwerkende student. Ook merkte hij, dat Jacobus de Heere vreesde. Na zes jaar was Jacobus Koelman klaar met zijn studie. Nu kon hij beroepen worden als predikant. Op 22 juli 1662 kreeg hij een beroep van de gemeente van Sluis. Dominee Koelman nam het beroep aan. Op 13 augustus werd hij predikant in Sluis. Toen is er een leven vol moeite en verdriet begonnen. Het einde was, dat dominee Koelman als balling de stad moest verlaten... Hoe kon dat toch gebeuren?
Invloed van de staat op de kerk
Om het verhaal goed te kunnen begrijpen, moet je eerst het volgende weten. Tegenwoordig is het zo, dat onze regering eigenlijk niets te vertellen heeft binnen de kerk. Dat probeert de regering ook niet. Vroeger was dat anders. In de tijd dat dominee Koelman leefde, wilde de overheid juist ook steeds meer over de kerk regeren. Als bijvoorbeeld een gemeente een predikant had beroepen, moest dat door het stadsbestuur goedgekeurd worden. Daar was dominee Koelman het helemaal niet mee eens. Hij kreeg ruzie met het stadsbestuur van Sluis, dat ook steeds meer invloed probeerde te krijgen in de kerk. Daarover zul je horen in deze geschiedenis. Dominee Koelman is nog maar korte tijd in Sluis. Toch hebben de mensen al gemerkt, dat hij een predikant is, die niet met zich laat spotten. Beter gezegd: een predikant, die niet met God en Zijn Woord laat spotten!
Levensheiliging
Er zijn daar in Sluis veel gemeenteleden, die het niet zo nauw nemen met de godsdienst. Ze gaan wel trouw naar de kerk, maar een mens mag toch ook wel plezier hebben in zijn leven! Zo gaan velen op zondagavond naar de kroegen om te drinken en te dansen. En als er kermis is in Brugge, dan zijn ze van de partij. Dominee Koelman kan dit alles niet verdragen! Deze mensen moeten gewaarschuwd worden. Als ze niet luisteren, moeten ze onder censuur geplaatst worden. Ze mogen dan niet meer deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Zelfs al behoren ze tot het stadsbestuur... Binnenkort zal het bediening van het Heilig Avondmaal zijn. 'Is er nog iets, broeders, dat deze bediening in de weg zou staan?', vraagt de dominee aan de kerkeraad. Ja, dan moet er toch gesproken worden over de heer Brienen. Hij is lid van het stadsbestuur. Maar juist hij moet vermaand worden. Vaak loopt hij dronken over de straat, terwijl hij het goede voorbeeld moet geven! Zo gaat dominee Koelman met een ouderling naar het huis van de heer Brienen. Hij praat ernstig met hem en zegt dat dronkaards niet aan de tafel des Heeren mogen komen. Brienen kijkt de dominee woedend aan... Dan barst hij uit in de vreselijkste vloeken! Hij springt overeind en stort zich op de dominee. Hij zal hem eens een flink pak slaag geven! Gelukkig is de ouderling erbij om de dominee te bevrijden. Samen verlaten ze snel het huis, nageschreeuwd door Brienen. De kerkeraad beklaagt zich bij het stadsbestuur over het gedrag van Brienen. De heren beloven met de heer Brienen over deze zaak spreken. Maar het enige dat de kerkeraad later als antwoord krijgt, is een boze brief over de manier van preken van... dominee Koelman. Wat een teleurstelling! Wat is er te verwachten van een overheid, die de zonde toelaat en niet gehoorzaam is aan Gods Woord?
De pestziekte
Het is zomer, in het jaar 1666. De gevreesde pestziekte woedt in de stad Sluis. De straten liggen verlaten in de drukkende hitte. Angstig zitten de mensen bijeen in de huizen. Zoveel slachtoffers zijn al gevallen; wie zullen de volgenden zijn? Maar kijk, daar lopen toch een man en een vrouw! Bij het huis van een pestlijder blijven ze staan. Ze kloppen aan en even later gaan ze naar binnen. Wie durft zoiets aan? Het zijn dominee Koelman en zijn vrouw. Iedere dag zijn ze tot in de nacht bezig de zieken te verplegen en te troosten. En dat met gevaar voor eigen leven! Maar ze weten ook dat hun leven in Gods hand is. Maar het stadsbestuur maakt een nieuwe wet. Daarin staat dat huisgenoten en helpers van pestlijders niet meer in de kerk mogen komen! Misschien zijn ze ook wel besmet. Dan zullen ze andere mensen die in de kerk komen, ook ziek kunnen maken. Wat zal dominee Koelman nu doen? Zal hij stoppen met het troosten en helpen van die ongelukkige mensen? Of zal hij voorlopig niet meer in de kerk komen? De dominee doet geen van beide. Samen met zijn vrouw gaat hij door met zijn gevaarlijke werk. En hij preekt niet, maar hij zit op een aparte plaats in de kerk. Het stadsbestuur is woedend, maar de dominee weet van geen wijken. Veel mensen sterven aan de vreselijke ziekte, ook een paar ziekentroosters. Maar dominee Koelman en zijn vrouw worden door de Heere gespaard. Als de pestziekte uitgewoed is, komen er twee stadsbestuurders bij hen op bezoek. Ze komen dominee en mevrouw Koelman bedanken voor alles wat ze voor de arme zieken hebben gedaan.
Feestdagen en formulieren
Een tijd lang al heeft dominee Koelman in zijn gemeente gewaarschuwd tegen het houden van de kerkelijke feestdagen, zoals het kerst-, paas-, en pinksterfeest. Ook moet hij niets hebben van het lezen van de formulieren van het Heilig Avondmaal en de Heilige Doop. En hij zegt steeds tegen de gemeenteleden, dat ze geen formuliergebeden moeten bidden, maar een vrij gebed. De feestdagen zijn maar door mensen ingesteld. Het lijken wel een soort heiligendagen, zoals de roomse kerk die heeft. Voor de zondag hebben de mensen niet veel eerbied. Maar de Heere heeft toch juist de zondag ingesteld? En het bidden van formuliergebeden maakt de mensen maar onverschillig en gemakzuchtig. Bidden is je hart uitstorten voor God. Maar met de formuliergebeden bid je met 'geleende' woorden. Je bidt dan meer met je verstand dan met je hart. Ook bij de bediening van de sacramenten is het beter, dat de predikant zijn eigen woorden spreekt, vindt dominee Koelman. Natuurlijk moeten die woorden wel naar de Schrift zijn.
Op zondag 5 januari 1673 bedient dominee Koelman de doop zonder eerst het formulier te lezen. Hij houdt alleen een ernstige toespraak tot de ouders en de gemeente. Dat geeft een grote opschudding! Alle mensen praten erover. Zoiets is nog nooit gebeurd. Sommigen dienen een klacht in bij de kerkeraad... Prachtig, denkt burgemeester Sluymer, dit is mijn kans! Ja, die burgemeester is een felle vijand van de dominee. Hij is nog al eens dronken. Zo erg zelfs, dat hij wel eens op straat gevochten heeft. De dominee en de kerkeraad hebben hem vaak gewaarschuwd. Ze willen dat hij schuldbelijdenis doet. Hoe durven ze! Maar nu zal hij wraak nemen! De burgemeester schrijft een brief vol beschuldigingen naar de classis. Als de classis niet gauw genoeg luistert, schrijft de burgemeester ook een brief aan de regering. En ja, dan krijgt burgemeester Sluymer na veel vergaderingen zijn zin. Dominee Koelman moet beloven, dat hij zich voortaan aan de formulieren en feestdagen zal houden. Anders moet hij binnen acht dagen de stad Sluis verlaten. De dominee staat nu helemaal alleen. Het stadsbestuur is zeker van de overwinning. De boekjes, die de dominee heeft geschreven, mogen niet meer gelezen worden. Ze worden op straat verbrand. De classis is ook tegen hem. En de kerkeraad is bang. Zij durven het niet meer voor hun predikant op te nemen... Maar dominee Koelman weet, dat hij niet alleen is. Hij stelt zijn vertrouwen op de Heere. Mensen kunnen je in de steek laten, maar met de Heere kom je nooit bedrogen uit. Dat weet de dominee. Hoor maar wat hij zegt: 'U kunt mij verbannen, mijne heren, uit deze stad; maar uit het hart des Vaders en der vromen zal ik nimmer gebannen worden, zodat ik niet kan nalaten hartelijk te bidden voor u aan de troon der genade'. De dominee volgt het voorbeeld van zijn grote Meester, de Heere Jezus. Hij bidt voor zijn vijanden. Is dat geen genade? Toch is er ook meeleven. 's Zondags krijgt de dominee nog veel bezoek van zijn vrienden, gemeenteleden en catechisanten. Er is grote droefheid in de pastorie.
Verbannen
Dan wordt het maandag. Dat is de dag dat dominee Koelman de stad moet verlaten. Burgemeester Sluymer en drie andere heren van het stadsbestuur begeleiden hem. Gevolgd door veel bedroefde gemeenteleden komt dominee Koelman bij het schip. Daarmee zal hij oversteken naar Vlissingen. Het schip wordt losgemaakt van de wal. Dominee Koelman verlaat de stad Sluis voorgoed. Het is 17 juni 1675...
Een zwervend leven
Vanaf dit moment breekt er een zwervend leven aan voor dominee Koelman. Overal wordt hij opgejaagd. Middelburg houdt de poorten voor hem gesloten, uit Rotterdam wordt hij verbannen. Kerkeraden en stadsbesturen waarschuwen voor hem, alsof hij een gevaarlijke ketter is. Toch blijft hij, waar het kan, preken. Waar hij niet mag preken, houdt hij thuis een bijeenkomst. Zijn vrouw kan dit moeilijke leven niet volhouden; ze sterft van uitputting en verdriet. Het is een zware slag voor de dominee. Eindelijk vestigt hij zich in Utrecht. Daar wordt hij met rust gelaten. Daar vindt hij ook zijn oude leermeester, professor Voetius terug. Hij heeft nu de tijd om boeken te schrijven en catechisaties te houden. Al is dominee Koelman een zwerver geworden, hij heeft aan niets gebrek. Niemand weet precies waarvan hij leeft, maar hij klopt nergens aan voor hulp. De Heere zorgt voor Zijn dienstknecht.
Het einde
Dan, na twintig jaar ballingschap, komt het einde. Tegen de avond van 5 februari 1695 voelt dominee Koelman zich niet zo goed. Bij het slapen gaan zegt hij, dat het iets beter gaat met hem. Maar als de nacht is aangebroken, sterft hij in zijn slaap. Niemand heeft het gemerkt. Zo moeizaam als zijn leven is geweest, zo rustig is zijn sterven. De vermoeide zwerver is eindelijk thuisgekomen: '...over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws Heeren'.
Literatuur
* Dr. A.F. Krull: Jacobus Koelman. Uitg. Ton Bolland, Amsterdam, 1972.
* Ds. C'.J. Meeuse: Jac. Koelman, schrik van de formalisten. Terdege 10e jaargang, nummer 6.
* Jac. Koelman: De plichten der ouders (bew. C. Bregman). Uitg. Den Hertog, Houten, 1982.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993
Mivo +12 | 32 Pagina's