JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

De Vlucht In De Kerstnacht +12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vlucht In De Kerstnacht +12

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is winter en bar koud. IJzig waait de wind over het golvende heuvellandschap. Niets beweegt er, geen mens waagt zich buiten in de schemerende avond. Af en toe komt een bleek maantje om een hoekje van een wolk gluren, maar 't verschuilt zich weer en kruipt warmpjes weg. Brrr, niets gedaan daar op dat land, dat weggedoken ligt onder eén dikke sneeuwdeken. Koud is het er en gevaarlijk, de maan moet er niets van hebben. Gevaarlijk? Kom nou, je ziet niets bewegen,hier loopt niemand, 't is hier stil en verlaten. Nee, de maan heeft het helemaal verkeerd. Gevaarlijk, wel nee. En toch.......kijk eens goed, buig eens wat voorover en tuur dan over het golvende landschap. Zie je die dunne zwarte draden daar? Ze lopen in rijen van vijf boven elkaar met de golvende lijn van het heuvelland mee. Draden met gemene, scherpe punten, die als 't maantje te voorschijn komt, blinken als de spits van een speer.

Hier niet gevaarlijk? Kom eens mee, maar voorzichtig hoor. Maak geen enkel geluid, doe heel, heel zachtjes. Daar staat een huisje, vlak bij dat valse prikkeldraad. Pas op, richt je niet te hoog op, gluur voorzichtig over de besneeuwde vensterbank. Zie je nu, hoe gevaarlijk het hier is. Bemerk je nu, dat het maantje gelijk heeft?

Er zitten drie mannen in het huisje. Eén van hen moppert en zegt ruwe woorden als hij van de houten tafel opstaat. Hij loopt naar het gloeiende potkacheltje en warmt zijn dikke, leren met wol gevoerde handschoenen. Dan pakt hij z'n jas en trekt hem zuchtend en vloekend weer aan. Van een haak neemt hij een geweer en slingert het over zijn schouder. "Vijf uur", mompelt hij. "Ik ga de ronde doen". Z'n wollen muts diep over de oren trekkend, stommelt hij zonder groet de deur uit. Zijn kameraden hebben niet eens opgekeken, zo verdiept zijn ze in hun kaartspel. Af en toe staat er één op en gooit een handvol houtblokken in de loeiende mond van het kacheltje. We duiken gauw weg achter het huisje en houden de adem in, want als die soldaat ons ziet! Daar gaat hij, zie je wel? Soms staat hij stil en tuurt de wijde vlakte over. Een beetje gebogen, z'n hand achter zijn oor, luistert hij naar enig geluid en loert van onder zijn muts vandaan de schemerige avond in of hij ook iets ziet bewegen. Dan loopt hij weer door om een paar meter verder wil stil te staan en te luisteren en te spieden. Waarom doet die soldaat dat? Waarom is daar dat prikkeldraad gespannen? gevaarlijk hier, hè?

Draai je nu eens om. Geen enkel geluid maken hoor! Als de soldaten in het huisje ons zouden horen! Wacht even tot die wolk weg is, dan kunnen we verder zien. Kijk, in de verte, langs m'n vinger, tegen die hoge heuvel aan, daar ligt een dorpje, warmpjes weggedoken in de sneeuw. Zullen we daar eens een kijkje nemen?

In één van de huizen van dat dorpje zit een jongetje met grote vraagogen naar z'n vader en moeder te kijken. Op de tafel staan wat kopjes en bordjes. Ze hebben net gegeten. Het jongetje vond het vreemd, dat moeder zo vroeg de tafel dekte. "Gaan we al eten?" had hij gevraagd. "Ja, Dovid, we gaan straks uit". "Uit? Waarheen?" "Dat zul je wel zien, vent", 't Is alles zo anders vandaag. Gister zat hij na tafel met opgetrokken knieën voor de warme kachel te luisteren naar vader. Moeder zat op een stoel en luisterde stil mee. Vader vertelde uit'het dikke Boek, dat altijd weggestopt lag onder het vloerkleed, in een gat, dat vader uit de planken vloer had gezaagd. Niemand wist waar het lag. Hij wel, maar hij zou nog liever het puntje van zijn tong afbijten, dan tegen iemand te spreken over het Boek en waar het lag. Vader vertelde over het Kindje Jezus, dat geboren was in een stal en over de Wijzen, die de ster naar Bethlehem volgden en zo de Heere Jezus vonden. Ieder jaar opnieuw wordt verteld van dat Kind, ieder jaar weer wordt verteld van de ster van Bethlehem. Overal, in alle kerken en op alle scholen. "Ja", had Dovid gedacht, "maar dan toch niet meer in hun kerk en op zijn school". De kerk was gesloten. Dat hadden de soldaten gedaan. Dat moest, vertelden ze, omdat de dominee allemaal verkeerde dingen zei. Ze hadden de dominee meegenomen en hem naar de gevangenis gebracht, met nog meer mensen uit het dorp. Vader had hem hem verteld. "Vergeet nooit Dovid, wat hier is gebeurd". Ook de meester was weggevoerd. De meester, die zo mooi kon vertellen en die weigerde te gehoorzamen aan de ruwe soldaten, die zeiden, dat het Grote Boek dicht moest en dat hij er nooit meer uit vertellen mocht. Hij moest de kinderen zeggen, dat God dood was. Och, Dovid was nog te klein om alles te begrijpen, |jij is ook pas 7 jaar. Maar elke avond bidt hij voor de meesterm de dominee en allen, die in de gevangenis zuchten.

En vanmorgen is hij zo geschrokken! Er werd hard op de deur gebonsd. 0, en toen moeder opendeed, stormden wel vijf soldaten naar binnen. Ze haalden alles overhoop en doorzochten het hele huis. Toen ze niet vonden, waar ze naar zochten, waren ze schreeuwend en scheldend weer vertrokken. Ze zouden terugkomen, wacht maar en als ze'het Boek vonden, nou.....! Toen vader thuiskwam van zijn werk, heeft moeder alles verteld. Stil had vader geluisterd en zwijgend was hij naar het vloerkleed gegaan en had de Bijbel uit het gat gehaald en moeder iets voorgelezen. Dovid weet niet meer goed wat het was, maar 't ging over een schuilplaats en over de nacht en een pijl, die vliegt. Maar moeder schreide niet meer en begon de boel op te ruimen. En toen vader weer naar de fabriek ging had hij gezegd: "Maak alles maar klaar, niet te veel meenemen hoor".

En nu zitten ze stil om de tafel. En hij voelt zich zo ongemakkelijk. Moeder heeft hem vanmiddag twee stel ondergoed aangetrokken en twee truien en twee broeken. Dovid heeft het zo warm. Alles is zo vreemd. En wat bedoelde moeder toch met "We gaan zo uit?" Ze gaan 's avonds nooit weg.

"Dovid". "Ja vader?" "Dovid, we gaan een heel eind wandelen vanavond, zou je dat wel kunnen?" Dovids ogen worden zo groot als schoteltjes. Wandelen? Vanavond? "Je moet eens goed luisteren, kerel. Jij bent een grote jongen. Jij begrijpt wel wat die soldaten vanmorgen kwamen doen, hè?" Dovid knikt. "Morgen, of misschien vanavond wel komen ze terug. Ze zullen niet tevreden zijn of ze moeten gevonden hebben, wat ze zochten. En dan?" "Ze vinden het grote Boek nooit", zegt Dovid stellig. Vader glimlacht even. "Ze zijn heel slim, m'n jongen en als ze de Bijbel gevonden hebben zullen ze ons meenemen, met als de dominee en de meester, en hoe moet het dan met jou?" Dovid schrikt heel erg. Daar had hij nog niet aan gedacht. Z'n hartje bonkt van plotselinge angst. "Ik mag toch bij jullie blijven?" vraagt hij bang. Hij vergeet helemaal, dat hij zo dik is aangekleed en dat hij zich zo stijf voelt in al die kleren. Hij holt om de tafel heen naar moeder en steekt z'n armen naar haar uit. Moeder trekt hem dicht tegen zich aan en zegt troostend: "Jij blijft natuurlijk bij ons, hoor. We laten jou nooit in de steek. Luister maar heel goed wat vader nu gaat zeggen".

En dan, o Dovid houdt zijn adem in, dan vertélt vader zulke vreemde dingen, zulke wonderlijke zaken, zo, veel heerlijks ook, dat David alles belooft, wat vader herri vraagt. Hij zal niet hardop praten, hij zal direkt stil staan, als vader hei.; in zijn hand knijpt, hij zal onmiddellijk gaan liggen, als hij een duwtjekrijgt, hij zal héél gehoorzaam zijn en alles, alles joen, wat vader zegt.

"Goed hoor jochie, dan zullen we nu bidden of de Heere met ons mee wil gaan". Stil knielen ze neer, elk voor hun eigen stoel en dan vraagt vader of de Heere hem beschermen wil, als ze naar dat andere land proberen te vluchten, waar ze weer vrij in de Bijbel mogen lezen en w-er naar de keri: kunnen gaan. Hij bidt of de God hen geleiden wil onder het prikkeldraad door en of Hij zorgen wil, dat de soldaten in het wachthuisje hen niet zullen zien. Dovids hartje bidt mee. Na het amen staat hij het eerst op en zegt: "laten we maar gauw gaan, vader. De Heere weet nu alles e-n Hij zal ons vast wel helpen".

Vader en moeder kijken elkaar aan, ze glimlachen. "Als ge niet wordt gelijk de kinderkens", zegt vader zacht. "Kom moeder, heb je alles?" Moeder kijkt nog eens rond, ze zucht even. "Alles" zei vader. Eén koffertje, dat is "Alles".. Zacht valt even later de deur in 't slot. Het licht valt door een kiertje van de gesloten overgordijnen op de sneeuw. Ze hebben het laten branden, zo is het net of er iemand thuis is.

Het is nu heel donker geworden. De wolken jagen door de lucht, flarden maanlicht vallen over het besneeuwde dorpje. Het kleine groepje loopt zwijgend door de hellende straten. Dovid, in z'n strakke kleren, zijn lippen stijf op elkaar geklemd, doet zijn uiterste best vader bij te houden. Moeder tobt over de gevaren, die dreigen, het prikkeldraad, het wachthuisje, de soldaten. Hoe zal het aflopen? Is het wel goed, dat ze weggaan? Hadden ze niet beter de Bijbel uit huis kunnen doen? Zouden ze toch....? Maar dan klinken de woorden, die vader vanmiddag las haar helder en duidelijk in de oren: "Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen", "Ja", zegt ze zacht, "dat geeft moed om door te gaan, al dreigen er duizend gevaren al lopen er honderd soldaten, al is het prikkeldraad nog zo scherp".

En stilletjes herhaalt ze de woorden van de zo bekende psalm: "Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen.....gij zult niet vrezen voor de schrik des nachts...

"Dovid", zegt vader heel zacht, "nu komt het bos. Dicht bij me blijven, hoor, m'n hand niet loslaten". Het is hier aardedonker. Maar vader heeft de richting goed in zijn hoofd. Hij kent de weg precies. Hij heeft dit stuk immers al zo vaak gelopen. De gedachte om te vluchten speelt immers al zo lang door zijn hoofd! En nu is het zo ver. Nu zijn ze op de vlucht voor wat al zo lang dreigde. Nu is de.......o, hier moeten ze links houden. Voorzichtig laat hij zijn hand over de ruwe boomstammen glijden. Ja, deze knoestige eik is het, dat kan niet missen. Hij zucht van opluchting. Nog een goed half uur, dan zijn ze het bos uit. Dovid heeft nog geen woord gezegd. Dapper stapt hij voort, z'n handje in vaders grote hand.

Voor ze er erg in hebben staan ze aan de rand van het bos. Als het maantje tevoorschijn komt, ligt het heuvelland helder voor hen. Het prikkeldraad is goed te zien, het wachthuisje ook. Dovid is doodmoe, hij trilt op z'n benen. Zou hij even mogen zitten? Daar uit de wind, tegen de stam van die dikke boom? Zou vader het goed vinden? Zacht trekt hij hem aan zijn mouw en wijst op de grond. Vader knikt. Ja,Dovid, rust maar even. Met een zucht laat Dovid zich op de grond zakken, z'n zere, moede rug tegen de boom. Heerlijk!

Zacht staan vader en moeder in de schaduw van het bos te fluisteren. "Daarheen" wijst vader, "zover mogelijk van het wachthuisje vandaan, maar niet te ver, anders horen de soldaten van het andere huisje hen. Er staan er zoveel langs de grens.

In het wachthuisje zitten twee soldaten bij de snorrende kachel. Eén van hen warmt z'n koude handen en voeten. Hij is net terug van zijn ronde langs het prikkeldraad.

"We krijgen sneeuw", voorspelt hij, "de wind is gedraaid. Zet de radio eens aan".

Even later klinkt de stem van de nieuwslezer door het kleine vertrek. "Sneeuw verwacht vanuit het zuidoosten". Er wordt gewaarschuwd voor harde windstoten, die de sneeuw meters hoog kunnen opjagen. Hier volgt een extra bericht! Daar er overal in het buitenland grove leugens verteld worden over het martelen en gevangen houden van hen, die een Bijbel in huis hebben, verzoeken wij een ieder, die een radio in huis heeft, deze om 12 uur vannacht af te stemmen op deze golflengte. De president zal, i.v.m. het kerstfeest een belangrijke mededeling doen.

Vrede op aarde".

"Kerstfeest", bromt één van de soldaten. "O, ja het is 24 december Ik wist niet dat de president christelijk was".

Huiverend, ondanks hun dikke kleren, ploeteren vader, moeder en Dovid voort, "'t Leek zo dichtbij, dat prikkeldraad. Maar wat valt dat tegen! Al twee keer zijn ze stil in de sneeuw gaan liggen De eerste maal zagen ze een soldaat naar het wachthuisje toegaan. Een brede streep licht viel over de sneeuw, toen hij de deur opendeed. Net, toen ze verder wilden gaan, stapte een andere soldaat naar buiten om zijn ronde te maken. Vader had Dovid een duw gegeven en moeder in de sneeuw getrokken. Met bonzende harten hadden ze daar gelegen. De soldaat stond zo stil en hij tuurde hun kant op. Ze konden hem zien staan in het licht, dat uit het wachthuisje scheen. Had hij hen gehoord? 0, hij kwam hun richting uit! Zijn geweer in de aanslag. Ondanks de kou zweet vader van angst. "Heere, help, laat hij ons niet zien", bidt hij. Nog een paar passen doet de soldaat in de richting van de vluchtelingen, dan staat hij stil. "'k Heb me zeker vergist", mompelt hij. "'k Zie nou niks meer. 'k Dacht vast, dat ik wat zag bewegen". Nog even staat hij te turen, dan draait hij zich om en begint langzaam langs het draad heen en weer te lopen. Er dwarrelt wat sneeuw naar beneden, toch is de hemel niet helemaal bewolkt. Er pinkelen af en toe wat sterretjes en het maantje gluurt telkens verwonderd naar die drie figuurtjes daar op de aarde, die zich al zo lang niet bewegen.

De soldaat loopt nu wat verder van het wachthuisje vandaan en zacht geeft vader het teken "opstaan". Stijf komen ze overeind. Dovid wankelt op zijn benen, hij bijt dapper op z'n lippen en geeft geen kik. O, wat prikt dat ene been. Hij is ook zo raar terecht gekomen in de sneeuw na die duw van vader. Hompelend loopt hij mee, een beetje gebogen, in schuine richting naar het prikkeldraad. Nu komt het gevaarlijkste weet hij. Onder de draden door. Vader zal de onderste draad omhoog houden. Eerst moet moeder er onderdoor, dan hij. Dan zal moeder het prikkeldraad omhoog trekken en dan moet vader er onderdoor kruipen. Dovids hart bonst in zijn keel. Na een goed kwartier zijn ze er. Van de soldaat is niets meer te horen, hij is zeker zover weggelopen, dat hij de soldaat van het andere wachthuisje heeft ontmoet. Misschien staat hij daar wel mee te praten. Heel, heel voorzichtig trekt vader het draad omhoog. "Tink, tink", zegt het zacht. Er laten stukje ijs los van het draad, dat klinkt zo luid in de stilte. Ze houden de adem in, zou iemand het gehoord hebben? Nee, gelukkig, geen hollende voetstappen, geen geroep, geen schot. "Gauw", fluistert vader. Hij wil wel naar twee kanten tegelijk kijken, naar 't wachthuisje in de verte en naar de kant waar de soldaat heen liep. Moeder maakt zich zo dun mogelijk. Op haar rug schuift ze onder de draad door, haar koffertje heeft ze er al onderdoor geschoven. Langzaam gaat het, want o, die gevaarlijke punten. Het lijkt wel uren te duren. Dan........ja, ze is er. Doodstil blijft ze liggen. Dovid voelt vaders hand op z'n gezicht. "Nu jij", zegt die sterke hand. En Dovid duwt zich-,- liggend op zijn rug, onder het draad door. Hij is er al bijna, als plots z'n hartje dreigt stil te staan. "Sssst", fluistert vader schor,"niet meer bewegen". Hij voelt, hoe vader wat sneeuw over hem heen gooit, dan blijft hij stil liggen, zijn bange ogen omhoog gericht. Ze horen de soldaat terugkomen. Hij loopt een heel eind van het prikkeldraad af, gelukkig niet vlak erlangs, dan zou hij over hen struikelen. Langzaam komt hij dichterbij. Zou hij hen zien? Zou hij voorbij lopen? Dovid raakt zijn angst een beetje kwijt. Hij is zo moe, zo vreselijk moe! en hij ligt zo heerlijk en de zachte sneeuw! Zoetjesaan dommelt hij in. Hij schrikt wakker als vader hem een duwtje geeft. Even weet hij niet waar hij is. Hij knippert met zijn ogen en dan plotseling ziet hij hoog boven zich, tussen de jagende wolken, een ster verschijnen, zo glanzend, zo mooi! Die ster pinkelt en schittert zo aan de donkere hemel, dat Dovid vergeet waar hij is, vergeet wat hij vader beloofd heeft en hardop uitroept: "0 vader, de ster van Bethlehem".

Even blijft het doodstil, dan .....hollende voetstappen, een schreeuwende stem, een schot! Een felle lichtbundel valt over het groepje in de sneeuw. Een harde stem snauwt: "Wat moet dat daar!! Sta op!"

Moeizaam krabbelen de vluchtelingen overeind. Vader houdt de onderste draad omhoog en Dovid en moeder kruipen weer terug. De soldaat , het geweer in de aanslag, drijft hen naar het wachthuisje toe. De wind is opgestoken, het begint te sneeuwen. De maan schuilt voorgoed weg achter de jagende wolken, geen sterretje laat zich meer zien aan de hemel. Strompelend en glijdend loopt het groepje, bij het licht van een sterke lantaarn, die de soldaat zijn borst heeft hangen, voort. Het wachthuisje is spoedig bereikt. De soldaat brengt een fluitje naar z'n lippen en blaast drie keer achter elkaar. De deur wordt opengegooid, een soldaat verschijnt, 't geweer in de hand. Vader, moeder en Dovid worden naar binnen gedreven.

"Wat breng je nou mee, Iwan?", vragen zijn kameraden verbaasd. Knipperend tegen het felle licht staan de vluchtelingen verwezen te kijken. Ze krijgen elk een stoel en dan moeten ze vertellen. Vader zegt alles eerlijk. Van de soldaten, van de verstopte Bijbel, van het plan om te vluchten naar het land, waar je niet gestraft wordt, als je een Bijbel in je bezit hebt. Als hij uitverteld is,'pakt Iwan de telefoon. "' Zal de kommandant in de stad hellen", zegt hij. Iwan weet wel wat deze hem antwoorden zal, dáár hoeft hij niet voor te bellen. Die kommandant kent maar één bevel: "Doodschieten". Iwan draait het nummer. Maar de telefoon gaat niet over. Nog eens en weer opneiuw probeert de soldaat zijn baas te bereiken, maar de lijn blijft dood. "Hoe is dat nou mogelijk", bromt Iwan. "'k Zal het straks nog een proberen." Na een half uurtje belt hij opnieuw. Hij schudt eens aan het toestel, maar geen teken van leven, "'k Begrijp er niks van". Nee., Iwan de Heere zorgt voor Zi.in kinderen OD een soms wonderlijke wijze, dan kun jij niet begrijpen, kerel. Er zijn twee tele foonpalen door een rukwind omvergeblazen en de draden zijn gebroken. je zult je kommandant niets kunnen vragen, je zult moeten wachten, want op je eigen houtje mag je deze vluchtelingen niet doden. Je kunt er ook niet naar toe lopen met dit weer, misschien kwam .ie niet ver.- hoor eens hoe het stormt.Vader, moeder en Dovid hebben stil zitten luisteren. Ze zijn zo moe en zo moedeloos. Dovid,durft vader niet aan te kiiken. "Zet de radio eens aan", zegt één van de soldaten. "'t is zo twaalf uur".

"Luisteraars, hier volgt de kerstboodschap van de president.

Leve de president".

Even later klinkt de stem van de leider van het volk door het kleine vertrek. Allen luisteren, ook vader, die diep, diep teleurgesteld meeliep met de soldaat en nu moedeloos en het ergste vrezend, met de handen onder het hoofd, op de vloer zit te staren Plots schrikt hij op, hoort hij 't goed? "Allen, die gevangen zit ten, omdat ze een ander geloof belijden, worden deze nacht in vrijheid gesteld. Waar ze zich nu ook bevinden, waar ze op dit mo ment ook zijn, ik beveel, namens mijn mederegeerders, dat ze onmiddellijk moeten worden vrijgelaten. Ik heb gezegd".

Het blijft even heel stil na deze woorden. Dan schuiven de soldaten hun stoelen achteruit, ze lachen breed, ze lopen op de gevangenen toe, schudden hun handen, kloDDen ze op hun schouders en praten druk door elkaar. De drie vluchtelingen zitten sprakeloos. Moeder heeft tranen in haar ogen. Dovid kijkt, niet begrijpend, van de één naar de ander.

Vader heeft het eerst zijn spraak terug. "God zij gedankt", zegt hij uit de grond van zijn hart. "Hij heeft alles zo bestuurd, dat Hij er de eer van zal ontvangen".

Nu volgt een druk gepraat over en weer. De soldaten raden aan toch naar de andere kant te gaan, naar de vrije wereld. En vader volgt hun raad op. Maar voor ze vertrekken vraagt hij of hij de Heere mag danken voor Zijn goede zorgen. En dan gebeurt er een wonder, dan vouwen die ruwe soldaten hun handen en luisteren stil naar het eenvoudige dankgebed van vader. Na het "amen" blijft het nog even stil, dan nemen ze afscheid. Iwan brengt hen door de sneeuwstorm heen een eind op het goede pad, de VRIJHEID tegemoet.

J.W. v.d. Berg

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1983

Mivo -16 | 53 Pagina's

De Vlucht In De Kerstnacht +12

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 1983

Mivo -16 | 53 Pagina's