Smytegelt
Kerntekst: 1 Samuël 1:27 en 28: "Ik bad om dit kind, en de Heere heeft mij mijn bede gegeven, die ik van Hem gebeden heb. Daarom heb ik hem ook de Heere overgegeven al de dagen, die hij wezen zal; hij is van de Heere gebeden. En hij bad aldaar de Heere aan."
Het is zondagmorgen. De klokken luiden. Door de straten van Middelburg lopen veel mensen. Ze zijn op weg naar de kerk. De kerkdeuren staan open, het orgel speelt al. De kerk stroomt helemaal vol, alle plaatsen zijn bezet. Na een poosje wordt het stil. Een jonge dominee gaat op de preekstoel. Als hij begint te preken wordt het muisstil. Ook de kinderen zitten vol aandacht te luisteren. Ze kunnen deze dominee ook zo goed begrijpen. Wie is deze dominee? Hoe komt het dat er zoveel mensen naar hem komen luisteren?
Het is het jaar 1665. In het huis van de boekenverkoper Marinus Smytegelt is grote blijdschap. Er is een zoon geboren! Met dankbaarheid staat Marinus bij het bed, waar zijn vrouw Anna op ligt. In haar armen houdt zij de kleine jongen. "Nu is ons gebed verhoord", klinkt het zacht. "De Heere heeft ons een zoon gegeven Marinus. Weet je nog dat we er om gebeden hebben? En weet je nog wat we toen beloofd hebben?" Marinus knikt. "Ja Anna, als het een zoon zou zijn, dan zouden we hem aan de Heere teruggeven. Dan zal hij een knecht van God mogen worden." "En nu heeft de Heere ons een zoon gegeven": Moeder Anna kijkt naar het kind in haar armen. "Bernardus, jij zult een knecht van de Heere mogen zijn. Daarom heeft de Heere je aan ons gegeven."
Wat is er een blijdschap in hun hart, dat de Heere hun gebed verhoord heeft. Maar tegelijk is er ook weer gebed in hun hart. Marinus en Anna Smytegelt vragen of de Heere hem tot Zijn kind wil maken. Zij vragen of Bernardus de Heere magliefhebben. Ze vragen of de Heere wil maken, dat hij Zijn knecht mag worden.
De jaren gaan voorbij. Bernardus gaat al naar school. Hij kan goed leren. Maar dat is toch niet het belangrijkste. Het belangrijkste is, dat hij de Heere liefheeft. Zo lief, dat hij zonder de Heere niet kan leven. Kan dat dan, als je zo jong bent? Is dat niet meer iets voor oude mensen? Nee, juist niet. Juist kinderen worden geroepen om de Heere te dienen. Wat is het heerlijk als je, net als Bernardus Smytegelt, de Heere lief mag hebben als je nog jong bent. Dat bewaart je voor zoveel zonden. Dan kun je door genade, je hele leven besteden in de dienst van de Heere. En dat is iets, dat Bernardus ook zo graag wil. Hij weet wel dat zijn ouders daar om gebeden hebben toen hij nog niet eens geboren was. Hij weet wel dat ze daar nu nog steeds om vragen. En hij bidt er zelf ook om. Dominee worden, knecht ven de Heere, de mensen vertellen dat er genade is voor verloren zondaren, o, dat is wat hij het liefste wil.
En zo gaat hij, als hij achttien jaar is, naar de universiteit in Utrecht, om voor predikant te studeren. Hij werkt hard, en al snel hebben de andere studenten door, dat de vroomheid van Bernardus niet zo maar aan de buitenkant zit, maar dat hij de Heere met zijn hart lief heeft. Op een dag gaat Bernardus naar professor Witsius toe. Hij heeft een vraag. "Professor, ik slaap en studeer op een kamer met een andere student, die zich van de Heere en Zijn geboden niets aantrekt. Kan er niet een andere student bij mij op de kamer komen?" "Nee, Bernardus," is het antwoord van de professor. "Dat heb ik juist expres gedaan. Ik weet wel dat die jongen er zo maar op los leeft. Maar nu hoop ik dat de Heere jouw waarschuwingen en jouw voorbeeld voor hem wil gebruiken. Daarom moet hij bij jou blijven." Zou het geholpen hebben? Misschien wel, we weten het niet.
Na vier jaar is Bernardus klaar met zijn studie. Nu kan hij als dominee bevestigd worden. Maar er is niet één gemeente die hem beroept, niet één gemeente die hem vraagt om bij hen dominee te worden. Dat duurt een jaar, anderhalf jaar, twee jaar. Zou hij zich dan toch vergist hebben? Is het misschien toch niet goed, dat hij dominee wilde worden? Bernardus tobt wat af. Hij maakt plannen om dan maar naar Engeland te gaan.
Maar eindelijk, na twee jaar wachten en bidden komt er toch een beroep. De gemeente Borssele in Zeeland vraagt of Smytegelt daar dominee wil worden. Wat is hij de Heere dankbaar. Drie jaar blijft hij daar. Dan wordt hij beroepen in Goes, de stad waar hij geboren is. Smytegelt neemt het beroep aan. Twee jaar daarna wordt hij dominee in Middelburg. Hier blijft hij veertig jaren.
Het is zondagmorgen. De klokken luiden. Door de straten van Middelburg lopen veel mensen. Ze zijn op weg naar de kerk. De kerk stroomt helemaal vol, alle plaatsen zijn bezet. Wie is die dominee, die daar de preekstoel opgaat? Wel, dat is dominee Smytegelt. Een aantal jaren is hij nu al in Middelburg. Veel mensen komen elke zondag naar hem luisteren. En dat is geen wonder. In zijn preken krijgen ze antwoorden op de vragen van hun hart. Waar zou dominee Smytegelt vanmorgen over preken? O, het is weer een preek over de tekst, waarover de dominee al heel vaak gepreekt heeft: over het gekrookte riet dat de Heere niet zal verbreken. Daar worden mensen mee bedoeld, die maar niet durven geloven, dat de Heere ook in hun hart wonen wil.
Het is de tweeenveertigste keer dat hij daarover preekt. En toch is het steeds weer anders. Steeds weer nieuwe dingen vertelt hij over het werk van de Heere in hun hart. Niet elke zondag preekt hij daarover, maar zo ongeveer om de vijf weken. En ook nu wordt er weer aandachtig geluisterd. En velen worden door het Woord van God tot de Heere bekeerd. Als een lopend vuurtje gaat het bericht door de stad. "Er zijn mensen uit een andere plaats gekomen, om te vragen of dominee Smytegelt daar predikant wil worden." Wat schrikken de mensen. Ze gaan naar de pastorie. Ook heel veel kinderen zijn erbij, veel wezen uit het weeshuis. Tranen lopen over hun wangen. O, wat zou het erg zijn als hun dominee weg ging. Ze houden zo veel van hem. Maar gelukkig voor hen. Dominee Smytegelt bedankt voor het beroep. Hij blijft in Middelburg!
Het is opnieuw zondag. De klokken luiden. Door de straten van Middelburg lopen veel mensen. Ze zijn op weg naar de kerk. Maar dit keer is er iets aan de hand. Deze week heeft het stadsbestuur weer een nieuwe belasting ingevoerd. En het volk is daar erg boos en ontevreden over. In de kerk kijken ze met woedende blikken naar de mannen van het stadsbestuur, die in de mooiste banken zitten. Ze zijn benieuwd. Zal dominee Smytegelt er iets van zeggen? De kerk begint. En de dominee verkondigt het Woord. Maar dan waarschuwt hij ook het stadsbestuur. Als het stadsbestuur fouten gemaakt heeft, zullen ze daavoor gestraft moeten worden. Tevreden luistert het volk. Goed zo, de dominee is het met hen eens, zo denken ze. Het laatste psalmvers wordt gezongen. De gemeente gaat staan, wachtend op de zegen. Maar wat is dat nu, de dominee breidt zijn handen niet uit en spreekt de zegen niet uit. Verbaasd kijken de mensen naar de preekstoel. Maar dan klinkt het ernstig: "Hoe zou ik een volk kunnen zegenen, dat opstandig is tegen de regering van de stad?" En daar gaat de dominee de preekstoel af, zonder de zegen uit te spreken! En de mensen begrijpen heel goed wat er bedoeld wordt! Het stadsbestuur is onder de preek gewaarschuwd, maar nu laat dominee Smytegelt zien, dat zij het ook fout gedaan hebben. Maar zonder zegen weggaan? Dat kan ook niet. Sommigen beginnen te huilen. Ze smeken of de dominee toch de zegen wil uitspreken, zo durven ze niet naar huis. En dan gaat dominee Smytegelt de preekstoel weer op. "Ik zal de zegen geven, maar het is eigenlijk alleen voor hen, die toch gehoorzaam willen zijn." En zo spreekt hij de zegen uit. De kerk stroomt leeg. De boosheid uit de harten van de mensen is weg, en ook het stadsbestuur heeft gezien waar ze fouten heeft gemaakt.
Het is avond. Het is stil en donker. Door de straten van Middelburg lopen twee mannen. Zachtjes praten ze met elkaar. Daar is het huis waar ze moeten zijn. Daar woont de man aan wie ze zo'n hekel hebben. En nu zullen ze hem vanavond uit z'n huis lokken en hem op een stille plek doden. Dan zijn ze van hem af.
Wie is die man aan wie ze zo'n hekel hebben, en die ze willen doden? Dat is dominee Smytegelt. Ze haten hem. Altijd dat waarschuwen tegen de zonde! Ze mogen niet vloeken, ze mogen niet dronken zijn, ze mogen niet naar de kermis, ze moeten elke zondag twee keer naar de kerk. Ze willen al die waarschuwingen niet langer meer horen. Daarom hebben ze hun plannen gemaakt. Daarom lopen ze nu naar de pastorie. Ze kloppen hard op de deur. "Dominee, u moet komen!" En ze noemen de naam van een familie uit de kerk. Snel lopen ze weg. Even later gaat de deur open. Dominee Smytegelt kijkt onderzoekend rond. Niets te zien. Toch heeft hij horen roepen. Zou er bij die familie een ernstig zieke zijn? En zou hij daarom geroepen zijn? Vast wel. Hij gaat z'n jas aan doen, pakt een lantaarn en gaat naar buiten. 't Is koud, er staat een felle wind. Op straat is het stil. Niemand waagt zich in deze storm naar buiten.
"Daar komt hij", fluisteren de twee mannen. Gekleed als schippers staan ze bij een bruggetje te wachten. Als de dominee hier langs komt zullen ze hem vastgrijpen en hem hier in het donkere, koude water gooien. Dan zijn ze van hem af. En iedereen zal denken, dat hij door de storm in het water terecht gekomen is. Maar dan verbleken ze van schrik. Want de dominee is niet alleen! Om hem heen zijn engelen met een vlammend zwaard. Bevend van angst en ontzag zien ze hem komen. En als de dominee over de brug gaat, durven ze geen vinger uit te steken. Zodra de dominee voorbij is, vluchten ze weg. Ze hebben gezien, dat God Zelf Zijn kind beschermt. Als de dominee bij het huis komt, waar hij zijn moest is alles donker. Hij klopt aan en de deur gaat na een poosje open. Er is daar helemaal geen zieke. Niemand heeft de dominee laten roepen. Vreemd. Er zit niets anders op, dan om maar weer naar huis terug te gaan.
Het is een paar jaar later. Weer wordt er ' s avonds laat geklopt op de deur van de pastorie. Nu loopt er echter niemand weg. Even later loopt de dominee mee met de man die hem was komen roepen. Al gauw komen ze bij een heel mooi huis. Ze gaan naar binnen. Daar zit een man op bed. Met tranen in zijn ogen vertelt hij, hoe hij, met een vriend enkele jaren geleden van plan was om de dominee te laten verdrinken. Wat is dominee Smytegelt verwonderd als hij hoort hoe engelen hem die nacht hebben beschermd. Daar had hij niets van gemerkt. En nu vraagt deze man hem om vergeving als hij alles eerlijk heeft verteld. Wat heeft de Heere trouw voor hem gezorgd en alles wonderlijk geleid. Wie de Heere lief heeft, heeft een machtige Helper, een machtige Koning, Die voor Zijn onderdanen zorgt!
De jaren gaan voorbij. Dominee Smytegelt wordt steeds zwakker. Als hij bijna zeventig jaar is, mag hij van de dokters niet meer preken. Veertig jaar heeft hij in Middelburg mogen preken. En als hij 73 jaar is, mag hij bij de Heere thuis komen. Wat verlangt hij om te mogen sterven! "t Zal nu niet lang meer duren. Mijn ontbinding is aanstaande. Ik sterf in het geloof." Dan is zijn werk op aarde afgelopen. Zijn hele leven heeft hij de Heere op aarde mogen dienen. Dat is heerlijk!
Dat is een wonder van Gods genade! En als hij sterft, mag hij eeuwig verder gaan met het dienen van de Heere. Eeuwig mag hij nu de Heere groot maken. Nu zonder zonde, zonder strijd, zonder vijanden. Voor altijd bij zijn Koning, zijn Verlosser. Voor dominee Smytegelt is sterven niet erg. Ben je daar niet jaloers op?
Eerst op aarde de Heere mogen dienen, en daarna in de hemel! Zou je dan die God niet zoeken, Die zo trouw voor Zijn kinderen zorgt? Alleen dan ben je gelukkig. Smeek de Heere dan om Zijn genade. Die wil Hij ook nu nog geven!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1988
Mivo -12 | 26 Pagina's