JBGG cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van JBGG te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van JBGG.

Bekijk het origineel

Handleiding 5a:  Hosanna, de Koning komt!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding 5a: Hosanna, de Koning komt!

Kinderen in de Bijbel

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toelichting op het thema
Het jaarthema gaat over ‘Kinderen in de Bijbel’. In deze schets gaat het over de kinderen in Jeruzalem die, nadat de Heere Jezus de stad is binnengereden op een ezel, nog verder gaan met het zingen voor de Koning. In de vertelling krijgen twee van die kinderen een naam: Yigal en Rivka, een jongen en een meisje, die met hun ouders naar Jeruzalem reizen voor het Paasfeest. Als de volwassenen al gestopt zijn met zingen, gaan de kinderen nog door, tot ergernis van de schiftgeleerden en overpriesters. Jezus citeert daarbij Psalm 8: Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid.

Doel van de vertelling
De kinderen horen dat de Heere in deze geschiedenis juist door kinderen geëerd wordt. De Heere hoort en ziet het als kinderen Hem de lof toebrengen. Je bent nooit te klein of te jong om de Heere te dienen.

Introductie van het thema voor de kinderen
Neem een rood-wit-blauw vlaggetje mee en een foto van Koning Willem Alexander. Misschien heb je een krant met nieuws over Koningsdag. Vertel het ‘nieuws’: Koning Willem Alexander brengt op Koningsdag een bezoek aan onze stad/ons dorp! Wat een drukte en voorbereidingen. Stel je voor dat het waar was. Zou je dan ergens langs de route gaan staan? Zou je een vlaggetje meenemen en daar mee zwaaien? Zou je meezingen met de mensen om je heen?
Vandaag gaan we horen hoe de Heere Jezus als Koning Jeruzalem binnen komt rijden. En wie eren Koning Jezus nu het meest? Het antwoord kun je straks weten.

Zingen
Psalm 115:5 en 7
Psalm 118:11, 12 en 13
Psalm 8:1 en 2
Psalm 45:8
Psalm 116:1, 10 en 11
Psalm 71:11 en 12
Lied: Hosanna, Hosanna, de Koning komt (zie na de vertelling)

Lezen
Mattheüs 21:1-17

Kerntekst
Als nu de overpriesters en Schriftgeleerden zagen de wonderheden, die Hij deed, en de kinderen, roepende in de tempel, en zeggende: Hosanna den Zone Davids! namen zij dat zeer kwalijk;
En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid? (Mattheüs 21:15 en 16).

Vertelling

“Moeder, zijn we er nu al bijna?” Vragend kijkt Yigal zijn moeder aan. “Bijna, Yigal. Zie je die huizen daar? Dat is Bethfagé. Dan zijn we al dicht bij de Olijfberg, en achter de Olijfberg…” “Ligt Jeruzalem!” roept Rivka, het zusje van Yigal. “En daar gaan we het Paasfeest vieren, samen met de ooms en tantes en al onze neefjes en nichtjes! Ik vind het zo fijn om weer naar Jeruzalem te gaan! Jij toch ook Yigal?” Yigal kijkt zijn zusje aan. “Ja, natuurlijk,” zegt hij, “dan zien we iedereen weer en het is altijd zo lekker druk in de stad, veel drukker dan in ons dorpje.”
“En de tempel, het zal weer goed zijn om in de tempel te zijn.” Het is vader die dat zegt. Yigal ziet hoe zijn vader en moeder elkaar aankijken. Twee dagen geleden zijn ze op reis gegaan. Gisteren, toen het sabbat was, hebben ze gelogeerd bij vrienden van vader. En vanmorgen zijn ze weer op weg gegaan, om het Paasfeest in Jeruzalem te vieren. Ze zijn niet de enigen. Honderden Joden zijn ook al op weg naar de heilige stad. Onderweg wordt er gezongen. Yigal kent de meeste psalmen al uit zijn hoofd en Rivka kan ook al goed meezingen. Het zijn altijd dezelfde psalmen die ze zingen als ze naar Jeruzalem gaan. Het zijn de liederen Hammaäloth, de pelgrimsliederen. Zachtjes neuriet Yigal Psalm 122: Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des Heeren gaan. Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!
“Die psalm ken ik,” roept Rivka en ze zingt de woorden mee. Al snel zingen vader en moeder ook mee.
Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: "Zie wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan.
Kom, ga met ons, en doe als wij."
Jeruzalem, dat ik bemin;
Wij treden uwe poorten in!

Meer mensen gaan meezingen. Maar dan klinkt er ineens een ander gezang. Het klinkt verderop, het lijkt wel bij de Olijfberg. Het is ook een psalm, maar niet een van de pelgrimsliederen. Het is Psalm 118: “Hosanna voor de Zoon van David. Hosanna! Och HEERE! geef nu heil; Gezegend is hij, die daar komt in de Naam des Heeren!
“Wat is dat vader?” vraagt Yigal. “Dat is geen lied Hammaäloth, maar ik ken die woorden wel.” “Ik weet het ook niet, waarom die psalm gezongen wordt”, antwoordt vader. “Het is ook steeds dezelfde regel.” “Het is een beetje anders dan in Psalm 118,” zegt moeder. “Hoor maar, ze zingen over de Zoon van David.” Dan horen Yigal en Rivka het ook. “Hosanna voor de Zoon van David!” klinkt het steeds. “Laten we snel doorlopen, vader, dan kunnen we zien wat er aan de hand is.”
Het lijkt wel, of alle mensen die bij hen lopen datzelfde van plan zijn. Iedereen gaat sneller lopen. En dan zien ze het. Heel veel mensen lopen het pad van de Olijfberg op. Ze hebben palmtakken in hun handen en daar zwaaien ze mee en intussen zingen ze voortdurend dezelfde regels uit Psalm 118: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen!
"
Kijk vader, daar! Daar zit een man op een ezel! En al de mensen lopen om Hem heen. Volgens mij zingen ze voor Hém! Maar wie is dat dan?” Opgewonden kijkt Yigal naar de grote groep mensen voor hem. “Ik kan het niet zien,” pruilt Rivka, “wilt u me optillen, vader?” Maar het lijkt wel alsof vader niets hoort van wat de kinderen zeggen. Hosanna voor de Zoon van David… En dan die Man Die daar zit op een ezel. Hij ziet het nu goed. Mensen leggen hun jassen op het pad en leggen takken op de grond. Daar moet de ezel over lopen. De Zoon van David? Dat was Salomo! Die reed op een ezel Jeruzalem in toen hij tot koning werd gezalfd. De Zoon van David? Dat is de Messias! Zou het dan nu gebeuren? Is de Messias gekomen? Wordt Hij koning over Israël? En als vanzelf gaat hij meezingen: Hosanna voor de Zoon van David!
“Wat gebeurt er vader, wie is die Man op die ezel?” Vader kijkt Yigal aan. “Wie wordt er de Zoon van David genoemd, Yigal?” “De Messias?” “Ja, Yigal, de Messias. Misschien komt nu eindelijk het koninkrijk van David weer terug.” “Maar wie ís Hij dan? Hoe heet die man op die ezel?”
Een man die naast hen is komen lopen, reageert. “Weten jullie dat niet? Die man op die ezel is Jezus, Jezus van Nazareth! Die man over wie verteld wordt dat Hij zoveel wonderen doet. Melaatsen heeft Hij genezen, blinden weer ziende gemaakt! Hij heeft zelfs doden weer levend gemaakt.”
Met open mond luisteren Yigal en Rivka naar de man. Dan kijken ze naar vader en moeder. Ze hebben al veel vaker over Jezus van Nazareth gehoord. Maar ze hebben Hem nog nooit gezien. Ze hebben ook wel eens gehoord, dat er Joden zijn die geloven dat Hij de beloofde Messias is. “Zou het waar zijn, vader?” vraagt Yigal. “Zou Jezus van Nazareth de Messias zijn?” “Kom,” zegt vader, “dan proberen we dichterbij te komen. Dan kunnen we het zelf zien.”

Boven op de Olijfberg laat de Heere Jezus de ezel stil houden. Het gejuich van de mensen om Hem heen is overweldigend. Ze zwaaien met hun palmtakken, ze zingen. Jezus ziet het, Hij hoort het. Maar er is geen blijdschap in Zijn ogen. Vanmorgen was Hij met Zijn discipelen uit Bethanië vertrokken om naar Jeruzalem te gaan. Toen ze bij Bethfagé gekomen waren, had Jezus twee van Zijn discipelen het dorpje ingestuurd. Ze zouden er een ezelin vinden en haar veulen. Die moesten ze meebrengen. De Heere Jezus is op het veulen gaan zitten. En nu gaan ze verder naar Jeruzalem. Voor de laatste keer Paasfeest. En dit keer zal Hij het Paaslam zijn, want in Jeruzalem wacht Hem de dood. Hij is inderdaad de Zoon van David, zoals de mensen zingen. Hij is de Messias, de Profeet, Priester en Koning. Nu eren de mensen Hem als een Koning. Maar aan het einde van deze week zal Hij de Priester zijn en het offer brengen. Hét offer: Hij Zélf is het Lam. Hij hoort de mensen juichen. Ja een Koning willen ze wel, tenminste nu nog wel. Maar nog enkele dagen en dan zal het volk juist schreeuwen: Neem weg, kruis Hem! Wij hebben geen koning dan de keizer! Het volk begrijpt niet, wat voor soort Koning Hij is. Ze willen wel een Koning, maar dan een Koning met een zwaard, een Koning die de macht grijpt, die de Romeinen verjaagt. Zoals Hij hier nu rijdt op die jonge ezel, was het al gezegd door de profeet: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen. Nu juicht het volk, maar straks zullen ze Hem verwerpen. Er staan tranen in Jezus’ ogen. Hij huilt over Jeruzalem, omdat de mensen niet zien, hoe ze werkelijk vrede zullen hebben. Geen vrede met de Romeinen, maar vrede met God. “Hosanna,” zingen de mensen. Och Heere, geef heil, betekent dat. Maar ze beseffen niet wat dat heil is. Dat Hij dat heil wil geven door Offerlam te zijn.

Opgewonden stoot Yigal zijn moeder aan. “Hij is het moeder, Hij is het vast! Het is Jezus van Nazareth! Hij is de Zoon van David, de Messias!” Blij gaat Yigal meezingen en ook Rivka zingt. Ja, wie zingt er nu eigenlijk niet? Iedereen juicht, iedereen zingt! “Hosanna voor de Zoon van David! Och Heere, geef nu heil! Och Heere, geef nu voorspoed!” De Heiland is gekomen! “Gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen!” Boven op de Olijfberg lijkt de stoet even te stoppen. Daar onder hen ligt de stad! Sion, de stad van God, de stad van David. Het gejuich wordt luider als ze de berg langzaam afdalen. Ze gaan de beek Kidron over, naar de poort van Jeruzalem.
“Dicht bij ons blijven, Yigal en Rivka, anders raken we elkaar kwijt in het gedrang,” waarschuwt moeder. “Waar gaan we naar toe vader? Naar de tempel? Of naar de burcht Antonia, waar de Romeinen zijn? Om dan die Romeinen te gaan verjagen?” Vragend kijkt Yigal naar zijn vader op. “We volgen de mensen, dan zien we het vanzelf.” Daar gaan ze, door de nauwe straatjes van Jeruzalem. Rivka houdt moeders hand goed vast en Yigal heeft vaders opperkleed vastgepakt. Zo druk is het nog nooit geweest. De hele stad is in rep en roer. Yigal ziet het, ze gaan naar de tempel. En dan? Zal Jezus op de trappen voor de voorhof gaan staan en iedereen vragen om zijn wapens te pakken? Zal Hij vragen wie er mee durft te gaan vechten tegen de Romeinen in de burcht Antonia, die schuin boven de tempel is gebouwd? Vader heeft een dolk, dat weet hij. Het is eigenlijk een lang scherp mes. Dat heeft hij straks nodig voor het paasoffer. Daar is de tempel, daar is het tempelplein.
Maar er gebeurt niets. Het zingen en juichen sterft langzaam weg. Maar Jezus van Nazareth is toch de Zoon van David? Waarom gebeurt er dan nu niets? Dan ziet Yigal het. Daar loopt Jezus. Hij gaat niet op de trappen van de tempel staan, maar Hij loopt naar de tafel van een geldwisselaar. En met een ruk keert Hij die tafel ondersteboven, zodat de munten alle kanten op rollen. En kijk, daar fladderen duiven weg. Duiven die verkocht zouden worden om te offeren. Jezus heeft hun hokken opengemaakt en laat ze zomaar wegvliegen. Yigal voelt hoe een schaap tegen hem aanloopt. Dat schaap had verkocht moeten worden als offerdier, maar het is door Jezus losgelaten. Waarom doet Jezus dat? Is dit nu de Messias? Is dit nu de Koning? Of past dit nu eigenlijk precies bij de Messias? Want het tempelplein moet toch een heilige plaats zijn en het lijkt meer op een markt. En daar maakt Jezus een einde aan.
“Moeder, kijk, een blinde man!” Rivka trekt aan moeders hand. Dan zien ze het. Die blinde man wordt bij de Heere Jezus gebracht. Ze zien dat Jezus hem geneest. En daar wordt een vrouw naar Jezus gebracht. Ze kan niet lopen omdat ze kreupel is. Maar Jezus grijpt haar bij de hand en ze staat op haar voeten. Wat gaat het anders dan ze gedacht hadden, toen ze met al die juichende mensen de Olijfberg over gingen. Zieke mensen worden genezen. Och Heere, geef nu heil… dat is wat Hosanna betekent. En dat is wat Jezus nu doet. Zou deze Jezus dan toch de beloofde Messias zijn?
Vader en moeder staan even besluiteloos te kijken. Ze zien hoe de kinderen hun ogen uitkijken naar alles wat er gebeurt op het tempelplein. “Willen jullie hier nog blijven?” Rivka en Yigal knikken. “Ja, mag het nog?” Vader knikt. Hij kan het zo goed begrijpen, het maakt allemaal zoveel indruk.
Daar staan Yigal en Rivka. Wat een wonderlijke dag. Zachtjes neuriet Yigal de regels van de Psalm die ze op de Olijfberg gezongen hebben. Hosanna voor de Zoon van David. En ook nu gaat Rivka meezingen. Er komt een meisje bij hen staan, ze kennen haar niet. “Hebben jullie die psalm ook gehoord?” vraagt ze. “Ja, wij waren er zelf bij, we hebben meegezongen.” “Ik was er ook bij, ik weet nog hoe het gaat,” en ze gaat meezingen. Daar komt nog een meisje aanlopen en een jongen. Ze doen de optocht over de Olijfberg na en ze zingen: Hosanna! Het is alsof ze zeggen: We hebben het met eigen ogen gezien. Hij is als Koning de stad binnengereden, op die jonge ezel. Hij heeft het huis van God schoongeveegd. Hij heeft blinden en verlamden genezen. Hij is de Zoon van David! Hij is de beloofde Messias! En dus roepen we: “Beloofde Messias, grote Davidszoon, geef ons alstublieft Uw zegen, Uw redding, Uw heil. Hosanna!”

Jezus hoort het. De grote mensen zijn gestopt met zingen. De Messias? Het Koninkrijk? Er is niets gebeurd. Maar deze kinderen gaan door. Zij zingen voor Hem. Dan staan er ineens een aantal mannen bij Jezus. Het zijn overpriesters en schriftgeleerden. Ze zijn boos. Ze waren al ontzettend boos, toen ze de mensen zo hoorden zingen op weg naar Jeruzalem. Maar toen heeft Jezus er ook al niets van gezegd. En nu zijn de grote mensen gestopt, maar nu gaan die kinderen nog door. Laat hen stoppen! Het moet uit zijn! “Hoort U wel, wat deze kinderen zeggen?” vragen ze aan Jezus.
Jezus kijkt hen aan. Hij ziet hun boosheid. Dan geeft Hij antwoord. “Ja, Ik hoor het. Zo is het ook al geschreven in de psalm. Hier wordt de profetie vervuld. Dat zou u toch moeten weten! Of hebt gij nooit gelezen: Uit de mond van de jonge kinderen en van de zuigelingen hebt Gij U lof toebereid?” De grote mensen zijn gestopt met zingen. Maar deze kinderen gaan door. Zo eren ze God. Ze zingen Gods lof door Jezus te eren als de Zoon van David, als de Messias. De overpriesters en schriftgeleerden weten niets terug te zeggen. Zíj zijn boos. Maar Jezus niet, juist niet. Hij hoort het zingen van de kinderen. Zullen ze precies begrepen hebben wat ze zingen? Misschien niet. Maar God krijgt de eer. En daar gaat het om. Hosanna voor de Zoon van David!

Vader en moeder kijken naar de zingende kinderen. Ze zien Yigal en Rivka, samen met nog meer kinderen. Blijde gezichten, vrolijke stemmen. Hosanna voor de Zoon van David! “Kom Yigal, kom Rivka, we moeten nu gaan!” Even later lopen ze door de straten van Jeruzalem. In Yigals hoofd klinken de regels nog na. Hij weet het zeker: Jezus van Nazareth is de Messias, de Zoon van David.

Na het verhaal
Zing een psalm of bijvoorbeeld het onderstaande lied.

Hosanna, Hosanna, de Koning komt
Hosanna, hosanna, de Koning komt,
in de naam van de God van Israël.
Hosanna, hosanna, de Koning komt,
in de naam van de God van Israël.

Refrein:
Hosanna, hosanna, de Koning van Israël.
Hosanna, hosanna, de Koning van Israël.

Wees welkom, wees welkom o Vredevorst,
in de naam van de God van Israël. (2x)
Refrein

Gij geeft ons het leven en overvloed,
in de naam van de God van Israël. (2x)
Refrein

Gij brengt en verkondigt het jubeljaar
in de naam van de God van Israël. (2x)
Refrein

Gij zendt van de Vader de heil'ge Geest
in de naam van de God van Israël. (2x)
Refrein

Tekst en muziek: Evert van de Poll
(Melodie is te vinden op internet)

Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte voor leidinggevenden

Bethfagé
Bethfagé betekent ‘huis van onrijpe vijgen’. Het was een plaats in het oude Israël. In de Bijbel wordt het driemaal genoemd in verband met Palmzondag; in of bij deze plaats geeft Jezus de opdracht aan twee discipelen om een ezelin en een veulen te halen voor zijn intocht in Jeruzalem.
Het plaatsje lag (naar alle waarschijnlijkheid) op de Olijfberg, langs de weg van Jeruzalem naar Jericho, dicht bij Bethanië (‘huis der armen’).

Ezelin
Christus stuurt twee van Zijn discipelen naar Bethfagé om een ezel te halen. Volgens Markus en Lukas gaat het om een veulen. De kanttekeningen bij Mattheüs leggen uit: “Christus heeft eigenlijk op het veulen gezeten, zoals blijkt uit Markus 11:7 en Lukas 19:35, maar de ezelin wordt hier bijgevoegd, om te tonen dat het een veulen was, dat nog zijn moeder volgde, zodat niemand nog daarop gezeten had. Dat er nog nooit iemand op gezeten had, accentueert het bijzondere gebruik, dat Jezus als Messias er van maakte.” Bij ons is een ezel niet zo in tel. Heidense vorsten bereden paarden. Maar in Israël was het binnenrijden van de hoofdstad op een ezel juist alleen voorbehouden aan koningen. Het was dan ook nog een appel van de Heere Jezus, om Hem ook werkelijk als Koning te erkennen.

Hosanna
Hosanna (Grieks: osanna) is een woord van Hebreeuwse oorsprong en betekent ‘help toch!’, 'red toch!’, ‘verlos nu!’, ‘geef heil!’. Het is een heil wensende uitroep, een bede om verlossing, heil, zegen of hulp voor zichzelf of voor een ander.
Hosanna (evenals de naam Jezus) is een samenstelling van twee Hebreeuwse woorden en voor het ene deel afgeleid van het werkwoord yasha, dat ‘verlossen, redden’ betekent.
De uitroep ‘Hosanna’ komt voor in Psalm 118:25.
Ps 118:25 Och HEERE! geef nu heil ; och HEERE! geef nu voorspoed.
Ps 118:26 Gezegend zij hij, die daar komt in de Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN.
De uitdrukking ‘Hosanna in de hoogste hemelen!’ kun je uitleggen als: ‘Geef heil, U die in de hoogste hemelen bent!’

Jeruzalem
Het kaartje geeft een overzicht van de ligging van Bethanië, Bethfagé, de Olijfberg en Jeruzalem met de tempel en de burcht Antonia. Zie hiervoor het origineel.

Het tempelplein
Zie hiervoor het origineel.

Belijdenisgeschriften
Heidelbergse Catechismus, zondag 12, vraag 31
Waarom is Hij Christus, dat is, een Gezalfde, genaamd?
Omdat Hij van God de Vader verordineerd is, met de Heilige Geest gezalfd, tot onze hoogste Profeet en Leraar, die ons de verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomen geopenbaard heeft ; en tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande Zijns lichaams verlost heeft, en voor ons met Zijn voorbidding steeds tussen treedt bij de Vader; en tot onze eeuwige Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2019

Kompas Handleiding | 20 Pagina's

Handleiding 5a:  Hosanna, de Koning komt!

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2019

Kompas Handleiding | 20 Pagina's