Handleiding 2b: Jozef
Kinderen in de Bijbel
Toelichting op het thema
Deze Kompas is onderdeel van een serie over het thema: Kinderen in de Bijbel.
Doel van de vertelling
In deze Bijbelvertelling gaat het om de consequenties van het gehoorzaam zijn aan de Heere. We willen de kinderen laten zien dat het moeilijk kan zijn om de Heere te gehoorzamen, maar dat het je uiteindelijk echt gelukkig maakt.
Introductie van het thema voor de kinderen
Zeg dat je twee korte verhaaltjes gaat vertellen.
Groep 6 maakt een repetitie. Iedereen is ijverig aan het werk. Opeens ziet Jos dat Daan stiekem op een briefje kijkt dat onder zijn hand ligt. De meester heeft niets in de gaten. Jos steekt zijn vinger op.
“Meester, Daan zit te spieken, hij heeft een briefje onder zijn hand!” De meester haalt het briefje onder de hand van Daan weg en schudt zijn hoofd. “Nee, Daan, dat is niet de bedoeling. Dat wordt een onvoldoende voor jou!” Jos grijnst vol leedvermaak.
- Wat vind je van wat Jos hier doet?
Groep 6 maakt een repetitie. Iedereen is ijverig aan het werk. Opeens ziet Jos dat Daan stiekem op een briefje kijkt dat onder zijn hand ligt. De meester heeft niets in de gaten. O, zo komt Daan dus aan zijn mooie cijfers. Hij schept altijd op dat hij alles kan, niets hoeft te leren en toch goede cijfers haalt. Jos heeft heel hard geleerd en hoopt ook dat hij een goed cijfer krijgt. Maar dat is nog maar de vraag. Bij meester Bosma kun je best gemakkelijk spieken, hij merkt het toch niet. Maar Jos wil dat niet doen. Dat is niet eerlijk. Hij zal straks als ze naar buiten gaan tegen Daan zeggen dat hij het spieken gezien heeft en dat hij het niet eerlijk vindt dat hij dit doet.
- Wat vind je nu van wat Jos doet?
Ga met de kinderen kort in gesprek over beide situaties. Vonden ze het gedrag van Jos in beide situaties hetzelfde? Wat maakt de tweede verhaaltjes anders? In het eerste geval lijkt Jos er vooral plezier in te hebben dat Daan een onvoldoende krijgt. In de tweede situatie gaat het Jos er niet om dat Daan gestraft wordt, maar dat Daan aangesproken wordt op zijn gedrag. Misschien zijn er kinderen die het in allebei de gevallen niet met Jos eens zijn, of het nooit zo zouden doen omdat ze bang zijn voor commentaar. Bespreek samen dat het je bedoeling moet zijn: gehoorzaamheid aan Gods geboden. Ook als het je wat kost. Want we kunnen wel raden dat in beide gevallen Daan boos zal zijn op Jos.
Zingen
Psalm 34:11
Psalm 40:1
Psalm 56:1, 6
Psalm 86:7
Psalm 105:10
Psalm 130:1
Psalm 142:1-6
Liederen uit ‘tot zijn eer’:
Als g’ in nood gezeten
Bron van zaligheden
Lezen
Genesis 37:1-11
Kerntekst
Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God? (Genesis 39:9b).
Vertelling
Pfff… wat is het warm! Waar zouden ze toch zijn? Vader heeft me geen gemakkelijke klus opgedragen! O, wacht… daar loopt iemand, die kan mij misschien wel verder helpen.
“Shalom meneer! Ik ben op zoek naar mijn broers. Zij moeten met de kudde van onze vader hier in de buurt zijn, maar ik loop al een paar dagen te zoeken!”
“Shalom, nou dat tref je. Ik heb een groep herders gezien die zeiden dat ze naar Dothan wilden gaan. Ze gingen die kant op, dus als jij dat ook doet, is de kans groot dat je ze vindt. Succes en goede reis!”
“Dank u wel, meneer!”
Opgewekt gaat Jozef verder. ‘Fijn dat ik nu weet welke richting ik uit moet gaan,’ denkt hij. ‘Het is anders best lastig zoeken. Bijna had ik het opgegeven. Maar ik wil vader niet teleurstellen, hij is altijd zo goed voor mij.’
Even kijkt Jozef naar beneden, naar de prachtige kleren die hij draagt. Het is geen gewoon, grauw kleed, maar geverfd in verschillende kleuren. Zijn broers hebben zulke kleren niet van vader gekregen. Hij wel… Jozef houdt veel van zijn vader, en vader van hem! Hij vindt het fijn om van alles voor zijn vader te doen. Ook al is het niet zo’n heel leuke opdracht. Zoals nu: op zoek gaan naar zijn broers die met de schapen erop uit zijn. Jozef zucht even. De broers doen nooit zo aardig tegen hem. Ze zijn natuurlijk jaloers op zijn mooie kleren. En ja, de broers zijn ook zo anders. Ze doen vaak dingen die niet goed zijn. Daar heeft Jozef een hekel aan. Hij probeert gehoorzaam de Heere te dienen en dingen te doen waar zijn vader blij van wordt. Maar zijn broers doen vaak dingen die niet goed zijn. Als Jozef dat merkt, vertelt hij het aan vader. Hij vindt het erg als ze dat doen. Dat moet vader weten, dan kan hij er wat van zeggen, denkt Jozef. Maar de broers krijgen daardoor steeds meer een hekel aan hem. Ze vinden hem een klikspaan!
Al lopend tuurt Jozef om zich heen. Hé, wacht eens, wat ziet hij daar? Het lijkt wel of hij daar heel in de verte iets ziet bewegen. Zouden het de schapen van zijn vader zijn? En zijn broers? Dan heeft hij ze eindelijk gevonden! Met nieuwe moed gaat hij verder.
Hoe zouden zijn broers het vinden als ze hem zien? De laatste tijd werd hun boosheid tegen hem alleen maar erger. Dat kwam natuurlijk door de dromen. Als hij eraan denkt, ziet hij zijn droom weer helemaal voor zich: hij was met zijn broers op het land aan het werk. Ze haalden het koren binnen. De gemaaide halmen werden in bossen bij elkaar gebonden tot schoven. Die schoven zetten ze tegen elkaar zodat de wind ze nog verder kon drogen. Maar opeens gebeurde er iets bijzonders: de schoven gingen overeind staan! De schoven van de broers rond die van Jozef. En de schoven van de broers maakten toen een buiging voor zijn schoof!
Hij was heel opgewonden wakker geworden en had de droom aan zijn broers verteld. Maar ze werden heel boos op hem. “Ja, ja, wat denk je wel hè, dat jij de baas over ons kunt gaan spelen? Dat wij jou zullen dienen? Nou, vergeet het maar! Vader mag je dan wel vreselijk verwennen, van ons hoef je dat niet te verwachten hoor! Meesterdromer!”
Later had hij weer een droom: hij zag de zon, maan en sterren. Maar opeens begonnen de zon, de maan en elf sterren zich te buigen voor één ster, de zijne… Hij vertelde ook deze droom aan zijn broers en aan vader, maar vader had hem toen bestraft: “Nee Jozef, denk je nu dat je vader en moeder voor je zullen buigen?” Maar toch kan Jozef het niet vergeten.
Jozef kijkt nog eens goed. Ja hoor, hij heeft het goed gezien. Het zijn de broers, met de schapen! Ze hebben hem ook al gezien, ze kijken tenminste allemaal zijn kant op. “Shalo-om! Eindelijk heb ik jullie gevonden!” Hé, wat raar, waarom reageren ze niet? Niemand zwaait terug. Hebben ze hem dan nog niet gezien? Dat kan toch haast niet? Nog een keer zwaait Jozef met zijn armen. “Vader heeft me gestuurd om te vragen of alles in orde is!”
“Kijk, kijk, daar hebben we onze meesterdromer. Ja hoor, vader heeft je gestuurd; natuurlijk, dan kun je mooi vertellen welke verkeerde dingen we nu weer gedaan hebben. Dat doe je toch altijd? Maar dat is vanaf nu afgelopen. We zullen ervoor zorgen dat je nooit meer lelijke dingen over ons aan vader zult vertellen. Eens zien wat er dan van die mooie dromen terecht komt!” Voor Jozef iets kan terugzeggen, wordt hij ruw beetgepakt. De mooie kleurige kleren worden van hem afgescheurd. “Wat doen jullie nu? Stop! Ik doe jullie toch ook geen kwaad? Laat me los!” “Los? En dan ga je natuurlijk meteen alles aan vader vertellen. Nee, wij hebben een heel ander plan!” Er wordt hard gelachen om Jozef heen. Steeds voelt hij de harde handen van zijn broers, er is geen mogelijkheid om aan hen te ontsnappen. Hij wordt meegesleept. Waar naar toe? Jozef kan het allemaal niet goed zien. Maar dan hoort hij: “Hier, dit is een mooie. Goed diep… Daar komt hij nooit meer uit!” Weer dat gelach en dan valt Jozef een heel eind naar beneden. Met een klap komt hij neer, onderin een diepe put. Even kijkt hij versuft om zich heen. Het is donker onderin de put. Ver boven zich ziet hij de opening. En de gezichten van zijn broers… “Alsjeblieft, haal me hier uit!” Maar de broers lopen weg en luisteren niet naar het smeken van Jozef.
Nog even blijft Jozef roepen, maar hij merkt al snel dat dit helemaal geen zin heeft. Zijn broers zijn weggelopen bij de put en een eindje verder gaan zitten. Ze trekken zich niets van het geroep aan. Wanhopig laat Jozef zich op de grond zakken. Hij voelt om zich heen. Gelukkig is de put droog, want als er water in had gestaan, of modder… Dan was het levensgevaarlijk geweest. Maar nu? Is het nu niet levensgevaarlijk dan? Als zijn broers werkelijk van plan zijn om hem te laten zitten? Dan zal hij van honger en dorst omkomen! Niemand zal hem hier vinden. Ook zijn vader niet! Zou vader ongerust worden? Wat gaan de broers tegen hem zeggen? Wanhopig komt Jozef weer overeind en voelt langs de wanden van de put. Kan hij niet omhoog klimmen? Is er dan nergens een uitweg? Maar hoe hij ook zoekt en probeert, met geen mogelijkheid kan hij uit de put. Als niemand hem komt verlossen, zal hij hier sterven.
Als Jozef omhoog kijkt, ziet hij een klein stukje van de blauwe lucht. Hij heft zijn handen op. “Heere, U Die daar zo hoog woont. U bent de Almachtige! U ziet mij hier. Heere, help mij!” Dan wordt het rustiger in het hart van Jozef. De wanhoop zakt een beetje af. De Heere ziet hem, ook hier. Zijn vader heeft dat zo vaak gezegd. “Jozef, de Almachtige is overal. Hij ziet alles. Hij ziet je overal waar je ook gaat. Hij ziet ook wat je doet, al is er verder niemand in de buurt.” Dat heeft Jozef altijd goed onthouden. Daarom heeft hij ook zo’n hekel aan de zonde. Daarom probeert hij Gods wil te doen. En daarom vindt hij het ook zo erg als hij anderen ziet zondigen. Want zijn vader heeft hem nog meer geleerd. “De Almachtige zorgt voor ons. Hij bewaart ons in gevaar. Hij belooft ons Zijn zegen als we Hem gehoorzamen.” En daarbij vertelde vader over Abraham en Izak en over zijn eigen leven. Hoe de Heere altijd Dezelfde bleef. Ondanks hun zonden, bleef Hij de Trouwe, de Helper. In het hart van Jozef is ook de liefde voor God, net als bij zijn vader en grootvader en overgrootvader. Die God wil hij dienen. En die God ziet hem hier en weet van hem af. Hoe het verder moet? Dat weet Jozef niet. De situatie lijkt hopeloos. Zijn broers haten hem en denken nu ongezien en ongestraft van hem af te kunnen komen. Maar de Heere weet toch van hem af? Hij heeft toch tot hem gesproken door die mooie dromen? Zal God hem dan nu vergeten? Dat kan Jozef niet geloven. En weer roept hij het uit. Niet tot zijn broers, die luisteren toch niet. Maar tot God, die helpen kan in nood.
“Hé, dromer, word eens wakker! Pak het touw, dan halen we je weer uit de put!” Jozef schrikt op. Wat gebeurt er? Mag hij eruit? Hij ziet een touw naar beneden komen. Hij grijpt het vast en bindt het dan stevig om zijn middel. De broers trekken het touw op en even later staat Jozef opgelucht naast de put. Zie je wel. Zijn broers wilden hem niet echt kwaad doen. Ze wilden hem alleen maar laten schrikken. Nu mag hij vast naar huis.
Maar nee, ruwe handen houden hem nog steeds vast. Het touw waar hij mee opgehesen is, wordt om zijn polsen gebonden. “Wat…” Maar hij wordt al vooruit geduwd. “Lopen!” De broers gaan aan de kant en dan ziet Jozef de kooplui. Mannen met kamelen die met koopwaar door de woestijn trekken, van het ene land naar het andere. Ze kijken naar hem en knikken instemmend. Ja hoor, die kunnen ze wel gebruiken. Een van de koopmannen neemt het touw over en bindt het aan een kameel. Jozef ziet dat een andere koopman geld aan één van de broers geeft… En dan begrijpt hij wat er gaat gebeuren. Zijn broers hebben hem verkocht. Hij zal als slaaf meegenomen worden. Wie weet waarheen? Sterven in de put is vreselijk, maar dit ook! Hoe zal zijn vader hem ooit kunnen vinden? Zal hij ooit nog weer terugkomen? Wanhopig probeert hij los te komen, weg te rennen. Maar het touw zit stevig en de koopman heeft geen medelijden. Al snel zet de karavaan zich in beweging. En Jozef moet mee, of hij wil of niet. Hij schreeuwt het uit: “Simeon…! Juda…! Niet doen! Help me toch!” Angstig kijkt hij om. Heeft dan niemand medelijden met hem? Nee, zijn broers kijken toe terwijl Jozef wordt meegenomen. Niemand steekt een hand uit om hem te helpen. En weer blijft er maar Eén over tot Wie Jozef kan gaan met zijn wanhoop en verdriet. “Jahweh, God van mijn vader, U ziet mij toch? Laat mij niet alleen! Help mij Heere!”
Jaren gaan voorbij. In een paleis in Egypte loopt Jozef. Vol ongeduld kijkt hij naar buiten. Komen ze nu al bijna…? Hij kan bijna niet meer wachten… Hij heeft zijn vader zo veel jaren niet gezien. En nu is zijn vader onderweg, hij komt naar Egypte, naar Jozef! Wat is er veel gebeurd. Wat is alles anders geworden. In gedachten ziet Jozef weer voor zich dat hij werd meegenomen door de kooplui die hem verkochten in Egypte. Hoe hij jarenlang slaaf is geweest in het huis van Potifar. Hoe de vrouw van Potifar hem wilde laten zondigen. Maar Jozef wilde niet, hij wilde niet ongehoorzaam zijn aan God. Hij kwam daardoor zelfs in de gevangenis. Maar God is hem nooit vergeten. In de put, de slavendienst en de gevangenis, steeds heeft de Heere voor Jozef gezorgd.
En nu? Zijn broers zijn in Egypte gekomen. Ze wisten niet dat Jozef daar onderkoning was. Hij had ze kunnen straffen voor wat ze hem hebben aangedaan. Maar nee, dat wilde hij niet. De Heere is zo goed voor hem geweest. De Heere heeft alles zo goed gemaakt. Jozef voelt geen boosheid voor zijn broers, alleen maar liefde. De Heere heeft er voor gezorgd dat hij nu zijn vader en broers kan redden van de hongerdood.
Jozef is altijd de Heere blijven dienen. Het heeft veel gekost. Dat hoort bij het dienen van de Heere. Maar wat heeft de Heere hem rijk gezegend. Dat hoort óók bij het dienen van de Heere. Dat is nog zo. Als je de Heere volgen mag, weet dan, dat de Heere bij je is. Altijd. Voor eeuwig.
Achtergrondinformatie bij het Bijbelgedeelte
Jozef
We lezen in de Bijbel over een jongen die een zoon des ouderdoms genoemd wordt (Genesis 37:3). Jozef is niet de laatst geborene, dat is Benjamin. Maar Jozef is wel geboren na een lange tijd van wachten. Hij is een zoon van Rachel, de liefste vrouw van Jakob. Zijn vader verwent hem. Jozef krijgt een bijzonder, veelkleurig kledingstuk. De broers zijn erg jaloers op Jozef. Bovendien vertelt Jozef zijn vader de verkeerde dingen van zijn broers. Sommigen leggen dit uit als eigenwijsheid en beter willen zijn dan de broers. Anderen verklaren het uit zijn liefde tot en gehoorzaamheid aan God. Gij zult uw naaste naarstiglijk berispen en zult de zonde in hem niet verdragen (Leviticus 19:17). Wij kennen het hart van Jozef niet. Hij was geen jongen zonder zonden. Wel weten we dat hij God diende en de zonde haatte. Dat blijkt onder andere ook in het huis van Potifar.
Ook het doorvertellen van de dromen wordt verschillend gewaardeerd. Waarom deed hij dit? We weten het niet. Het was, zeker gezien de onderlinge verhoudingen, niet zo verstandig om dit te doen. Wel blijkt dat Jozef vast geloofde dat God tot hem sprak in die dromen. In deze tijd openbaarde God Zich vaker door dromen, denk aan Jakob bij Beth-El.
Jozef heeft in zijn leven harde lessen moeten leren: verkocht door de broers, slaaf geworden, onschuldig in de gevangenis, daar vele jaren doorgebracht, vergeten door de schenker… Alles heeft mee moeten werken aan de vorming van Jozef tot Zafnath Paänéah, de behouder van het leven.
Elke keer lezen we dat de Heere met Jozef is, bij Potifar, in de gevangenis. Daaruit mogen we afleiden dat Jozef dicht bij de Heere leefde. Dit komt ook tot uiting als hij door Potifars vrouw in verleiding wordt gebracht. Liever lijdt hij smaadheid dan dat hij tegen de Heere zou zondigen.
Jozef als type van Christus
Jozef wordt een type van Christus genoemd. Net als de Heere Jezus was Jozef de geliefde zoon van zijn vader. Ook hij werd eerst vernederd en daarna verhoogd. Beiden zijn verworpen en gehaat door hun broers. Ook Jozef moest een zware weg gaan om uiteindelijk een redder en behouder van het volk Israël te worden.
Jozefs reis
Zie hiervoor het origineel.
Geloofsleer
Heidelbergse Catechismus Zondag 10
Vraag 27: Wat verstaat u onder Gods voorzienigheid?
Antwoord: De almachtige en alom tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij hemel en aarde, met alle schepselen, als met zijn hand in stand houdt en zo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede en alle dingen, niet bij toeval, maar uit zijn vaderhand ons ten deel vallen.
Vraag 28: Waarom is het voor ons belangrijk te weten dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid in stand houdt?
Antwoord: Om in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar te zijn en voor de toekomst dit vaste vertrouwen te hebben in onze trouwe God en Vader, dat geen schepsel ons van zijn liefde scheiden zal. Want alle schepselen zijn zo in zijn hand, dat zij zich tegen zijn wil niet roeren of bewegen kunnen.
Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 13
Deze lering geeft ons een onuitsprekelijke troost, als wij door haar geleerd worden dat ons niets bij geval overkomen kan, maar door de beschikking van onzen goedertieren hemelse Vader, Die voor ons waakt met een Vaderlijke zorg, houdende alle schepselen onder Zijn heerschappij, alzo dat niet één haar van ons hoofd ( want die zijn alle geteld ), ook niet één musje op de aarde vallen kan zonder den wil onzes Vaders. Waarop wij ons verlaten, wetende dat Hij de duivelen in den toom houdt en al onze vijanden, die ons zonder Zijn toelating en wil niet schaden kunnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018
Kompas Handleiding | 16 Pagina's