Dronken Dorus
Er was eens een dorp met een kerk waar de mensen elke zondag netjes naartoe gingen. Ze droegen hun mooiste kleren, zongen psalmen en luisterden aandachtig naar de preek. Maar er was nog iemand die elke zondag bij de kerk te vinden was: Dronken Dorus. Hij zat altijd op een bankje tegen de buitenmuur van de kerk, met zijn hondje en een fles drank naast zich. Dorus zag er groezelig en onverzorgd uit en de meeste mensen liepen snel langs hem heen, keken de andere kant op, of schudden hun hoofd. Maar Dorus zag en hoorde meer dan men dacht.
Op een maandagmorgen, toen hij Dorus op het bankje zag zitten, besloot de dominee eens met hem te gaan praten. Met een diepe zucht ging hij naast de door drank getekende man zitten, de houten planken van de bank krakend onder zijn gewicht. Hij keek Dorus aan, die met halfgesloten ogen naar de blauwe lucht staarde, en vroeg: “Dorus, waarom kies je ervoor om hier, op dit versleten bankje, je zondagen door te brengen? Slechts een paar stappen verder, en je zou de warmte van de kerk kunnen voelen, de woorden van God kunnen horen.”
Dorus glimlachte en antwoordde resoluut: “Nee hoor, mij zal je niet zien in de kerk. Dan is de kerkbank meteen leeg, als ik erin schuif.”
“Nou, dat zou weleens mee kunnen vallen”, zei de dominee.
“Waarom doe je het niet eens?”
“Laat mij nu maar zitten. Ik zit hier goed.”
“Ja, maar dan hoor je niets”, zei de dominee.
“O, denkt u dat?” Dorus wees naar boven. “Kijk eens. Beseft u niet dat de preekstoel hier precies achter de muur staat? Dat het raam doorgaans openstaat? Ik hoor alles wat u zegt. Daarvoor hoef ik niet in de kerk te komen.”
De dominee was verbaasd. “Dus jij zit mee te luisteren met de preek?”
“Jazeker”, antwoordde Dorus. “Wat maakt het voor verschil als ik binnen zit?”
De dominee was nieuwsgierig geworden. “Hoe bedoel je dat?” “Nou”, zei Dorus, “er komen heel wat mensen naar buiten toe, lachend en pratend. Ze denken dat ik niet goed bij m’n verstand ben, maar ik hoor ze praten. De een heeft het over z’n nieuwe auto, de ander is net met vakantie geweest naar Kroatië. U heeft blijkbaar niet zoveel zegen op uw werk.”
“Is dat waar, Dorus?” vroeg de dominee. “Praten ze echt allemaal zo?”
“Ja, wel veel, dominee. Het spijt me voor u. Maar laatst kwam er een jonge vrouw de kerk uit, haar hoofd gebogen. Ik zag de sporen van tranen nog op haar wangen. Zij had écht geluisterd. Dat kon ik voelen, want ik ging vroeger ook naar de kerk. Ik weet dat een mens bekeerd moet worden. Maar die
vrouw had geluisterd, dat kon je zien. Die ging in haar eentje naar huis toe, die stond niet te kwekken buiten. En wil je nou geloven, dominee, ik was jaloers op die vrouw.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 2024
Daniel | 44 Pagina's